Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over een luchtaanval op Mosul, Irak, waarbij vier burgers werden gedood
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over een luchtaanval op Mosul, Irak, waarbij vier burgers werden gedood (ingezonden 8 november 2019).
Antwoord van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie) (ontvangen 3 december 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Slachtoffer Nederlandse aanval ging op zoek naar antwoorden, maar
stuitte op een muur van bureaucratie» over een aanval waarbij Basim Razzo zijn vrouw,
dochter, neef en zwager verloor en zelf zwaar gewond raakte?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat de uitgebreid in een artikel van de New York Times opgevoerde luchtaanval
op Mosul, Irak, in september 2015 de aanval is waar Nederland onlangs erkende verantwoordelijk
voor te zijn?2 Zo nee, welk land was hier dan verantwoordelijk voor?
Antwoord 2
Ja, het Ministerie van Defensie werd op 27 oktober 2015, conform de afspraken in de
anti-ISIS coalitie door CENTCOM, het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS
operaties aanstuurt, ervan op de hoogte gesteld dat er sprake was van Nederlandse
betrokkenheid bij mogelijke burgerslachtoffers bij een aanval in Mosul. Op 14 november
2015 ontving het ministerie het initiële CENTCOM-rapport over de wapeninzet in Mosul.
In het rapport werd vastgesteld dat inlichtingen van de anti-ISIS coalitie die hadden
geleid tot het identificeren van het doel onjuist waren. Op basis van de door CENTCOM
aangehaalde open bronnen waren bij deze aanval zeer waarschijnlijk vier burgerslachtoffers
gevallen. Het finale CENTCOM rapport, Closure Report, over de wapeninzet in Mosul is gedateerd op 13 februari 2017 en bevat geen nieuwe
informatie ten opzichte van het initiële CENTCOM-rapport.
Vraag 3
Hoe is het mogelijk dat in dit specifieke geval het zo gruwelijk mis is gegaan? Wat
deugde er niet aan de voorbereiding van de aanval? Welke fouten zijn gemaakt?
Antwoord 3
Het Nederlandse After Action Report (AAR, van 21 september 2015) van de wapeninzet in Mosul gaf geen aanleiding om aan
te nemen dat er mogelijk burgerslachtoffers waren gevallen bij deze wapeninzet. In
het initiële CENTCOM-rapport dat het Ministerie van Defensie op 14 november 2015 ontving
over de wapeninzet in Mosul werd vastgesteld dat inlichtingen van de anti-ISIS coalitie
die hadden geleid tot het identificeren van het doel onjuist waren.
Het aanvullende onderzoek van het Ministerie van Defensie naar de wapeninzet in Mosul
concludeerde dat het targeting proces destijds correct was doorlopen en dat op basis van de toen beschikbare inlichtingen
geoordeeld kon worden dat het doel een legitiem militair doel betrof. Voorafgaand
en tijdens de inzet waren er geen indicaties dat de inlichtingen die geleid hadden
tot het identificeren van het doel onjuist waren. Daarmee is de aanval uitgevoerd
in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht.
Vraag 4, 5 en 6
Klopt het dat de coalitie die strijd levert tegen Islamitische Staat vrijwel meteen
na de aanval een filmpje hiervan op YouTube plaatste, waarin werd gepretendeerd dat
het een geslaagde precisieaanval op een bommenfabriek betrof?
Waarom is dit filmpje op YouTube geplaatst, terwijl men niet wist wie men had gedood?
Klopt het dat dit filmpje pas vele maanden later van YouTube is gehaald? Waarom heeft
dit filmpje nog lange tijd op YouTube gestaan, terwijl men wist dat hetgeen erin beweerd
werd niet klopte?
Antwoord 4,5 en 6
De communicatie over acties van de anti-ISIS coalitie is centraal belegd bij CENTCOM,
het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt. Het
Ministerie van Defensie kan niet bevestigen of een filmpje door CENTCOM op YouTube
is geplaatst en/of verwijderd, of uitspraken doen over wat de redenen daarvoor waren.
Vraag 7 en 8
Waarom zijn de burgerdoden van deze aanval lange tijd gerekend tot IS-strijders, terwijl
de coalitie dat niet kon weten?
Is het nog steeds staand beleid dat gedode mensen in Irak worden gerekend tot IS-strijders,
ook al kan dat niet bevestigd worden? Waarom is voor dit beleid gekozen?
Antwoord 7 en 8
Het is geen staand beleid dat gedode mensen in Irak worden gerekend tot ISIS-strijders
als dat niet kan worden bevestigd.
Vraag 9
Klopt het dat de coalitie al in oktober 2015 onderzoek naar dit incident heeft gedaan
en het waarschijnlijk achtte burgers te hebben gedood en in februari 2016 een vervolgonderzoek
afrondde? Kunnen deze onderzoeken met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zie antwoord op vraag 2. Voor wat betreft de rapporten die door CENTCOM worden opgemaakt
in het kader van het onderzoek dat CENTCOM standaard uitvoert naar gevallen waarbij
door coalitieoptreden mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen, geldt dat deze door
de VS gerubriceerd worden. Nederland kan deze rapporten dan ook niet eenzijdig openbaar
maken.
Vraag 10 en 11
Hoe is het mogelijk dat ook na afronding van dit onderzoek de gedode burgers niet
meteen werden opgenomen in het overzicht van burgerdoden waarvoor de coalitie verantwoordelijkheid
erkent?
Waarom duurde het vijftien maanden voordat de coalitie verantwoordelijkheid erkende
voor deze aanval? Waarom kon dit niet eerder, terwijl het slachtoffer zich al veel
eerder had gemeld?
Antwoord 10 en 11
De uitgifte van het publieke overzicht van burgerslachtoffers3 door de anti-ISIS coalitie is centraal belegd bij CENTCOM.
Vraag 12
Waarom is de Kamer niet eerder gemeld dat Nederland (mogelijk) verantwoordelijk was
voor de aanval op Mosul waarbij vier burgerdoden vielen, terwijl herhaaldelijk aandacht
is gevraagd voor het artikel van de New York Times hierover?
Antwoord 12
Het vrijgeven van de exacte locatie, datum en het vermoedelijke aantal burgerslachtoffers
ten gevolge van Nederlandse wapeninzet had gedurende de hele inzetperiode een te groot risico gevormd voor de nationale, operationele
en personele veiligheid. In de Kamerbrief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) en in het feitenrelaas van 5 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 663) is de Kamer geïnformeerd over deze verschillende veiligheidsaspecten en de overwegingen
die gedurende de inzet een rol speelden.
Vraag 13, 14, 15 en 16
Wat vindt u van de beschrijving van de «muur van bureaucratie» waartegen Basim Razzo
moest vechten in zijn zoektocht naar antwoorden? Erkent u dat dat het ontzettend moeilijk
is voor slachtoffers om hun recht te halen?
Klopt het dat Basim Razzo 15.000 dollar is aangeboden, wat is geweigerd omdat zijn
kosten oplopen tot vele honderdduizenden dollars? Heeft Nederland dit geld (mede)
aangeboden? Wat vindt u van de hoogte van dit bedrag?
Wanneer is Nederland op de hoogte gebracht dat Basim Razzo zich meldde bij de coalitie?
Heeft Nederland contact gezocht met Basim Razzo? Zo ja, wanneer en waarover is gesproken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13, 14, 15 en 16
Nederland heeft geen contact gezocht met genoemde persoon. Nederland is over deze
zaak in contact met CENTCOM en dit loopt nog. Daarnaast geldt dat Nederland in het
openbaar geen mededelingen doet over individuele gevallen.
In algemene zin geldt dat in de brief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) voor het eerst details konden worden vrijgeven van betreffende wapeninzet in Mosul
en is openbaar geworden dat Nederland bij deze wapeninzet betrokken was. Zoals in
het debat van 5 november jl. in reactie op de motie-Belhaj (Kamerstuk 27 925, nr. 668) is aangegeven zal er welwillend worden gekeken naar de mogelijkheden voor een vrijwillige
vergoeding aan (de nabestaanden van) de slachtoffers en/of voor de gemeenschappen
die het betreft. Hiertoe wordt zo spoedig mogelijk een voorstel voor de Kamer op schrift
gesteld. De exacte modaliteiten voor een vergoeding worden op dit moment bestudeerd.
Daarbij zal laagdrempeligheid een nadrukkelijk streven zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.