Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Moorlag over de gevolgen van stikstofcrisis voor projecten in olie- en gassector
Vragen van het lid Moorlag (PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de gevolgen van stikstofcrisis voor projecten in olie- en gassector (ingezonden 1 november 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 26 november
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Tientallen projecten in olie- en gassector stil door stikstofcrisis»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van de secretaris-generaal van Nogepa dat ten gevolge van de stikstofcrisis
ook projecten in de olie- en gassector worden geraakt en dat dit leidt tot het versneld
uitputten van de bestaande reserves, kapitaalvernietiging en een onnodige reductie
van de inkomsten van de Nederlands staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waar bent u het niet
mee eens?
Antwoord 2
De stikstofcrisis raakt veel sectoren van de Nederlandse economie, en dus ook de olie-en
gassector. Voor al deze sectoren, inclusief de olie- en gassector, en vanwege het
belang van aardgas in de energietransitie is het belangrijk om snel met oplossingen
te komen.
Vraag 3
Hoeveel projecten zijn stil komen te liggen en wat is de aard van die projecten? Wat
is naar schatting de economische schade?
Antwoord 3
Uit opgave van NOGEPA blijkt dat voor zover nu bekend zeker 33 projecten stilvallen
door de stikstofproblematiek. Dit betreft seismisch onderzoek, exploratieboringen,
productieboringen, de productie van aardolie en aardgas die met deze activiteiten
wordt beoogd en decommissioning projecten. Ook reguliere onderhoudsactiviteiten dreigen
te worden geraakt door de stikstofproblematiek. Tot slot worden ook de voorbereidingen
van de opslag van CO2 op de Noordzee vertraagd. Dit komt overeen met de inschattingen van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat.
NOGEPA schat de totale investeringswaarde tussen de 800 miljoen euro en 900 miljoen
euro. De economische schade kan mogelijk oplopen tot een veelvoud hiervan.
Vraag 4
Gaat door het stil komen liggen van projecten de import van aardgas en LNG sneller
toenemen met een negatieve impact op het klimaat als gevolg? Kan de afbouw van de
gaswinning uit het Groningenveld daardoor worden vertraagd? Zo ja, wat kunt u doen
om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Als de stikstofproblematiek ertoe leidt dat er minder investeringen door de olie-
en gasbedrijven worden gedaan, zal dat op termijn, al dan niet tijdelijk, kunnen leiden
tot minder gaswinning dan verwacht. Afhankelijk van de binnenlandse vraag naar gas,
zal er dan mogelijk meer aardgas moeten worden geïmporteerd. Hieraan zijn potentiële
negatieve klimaateffecten verbonden, zoals extra uitstoot van broeikasgassen en milieuschade
bij de winning van aardgas in andere delen van de wereld. In mijn brief van 30 mei
2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469) aan uw Kamer heb ik het beleid voor de gaswinning uit kleine velden toegelicht.
Een teruglopende productie van aardgas uit de kleine velden staat los van de afbouw
van de winning uit het Groningenveld. De afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld,
zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 10 september 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 678), heeft als doel de veiligheid in de regio Groningen te verhogen. Er zijn tot nu
toe geen projecten stil komen te liggen die te maken hebben met de afbouw van de gaswinning
uit het Groningenveld. Ik houd dit nauwlettend in de gaten en heb met de betrokken
partijen overlegd over de invloed van de stikstofproblematiek op de aangekondigde
maatregelen. Aan de hand van de beschikbare informatie op dit moment, verwacht ik
ook geen verdere vertraging in dit proces.
Vraag 5
Hoe en wanneer gaat u zorgen voor een oplossing van de problemen waar olie- en gasbedrijven
ten gevolge van de stikstofcrisis tegenaan lopen?
Antwoord 5
In de brief van de Minister van LNV van 13 september 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 165) is met ingang van 16 september 2019 een aangepaste versie van AERIUS-model aangekondigd.
In AERIUS kan de stikstofdepositie van activiteiten worden berekend, en waarbij voortgang
mogelijk is als er geen stikstofdepositie is. Projecten met een tijdelijke stikstofdepositie
of projecten die op de langere termijn gunstig uitwerken op de uitstoot van stikstof,
zijn in sommige gevallen met behulp van een ecologische toets te vergunnen.
Daarnaast is in de brief van de Minister van LNV van 4 oktober 2019 (Kamerstuk 32 670, nr. 167) aangekondigd dat met ingang van 11 oktober 2019 toestemmingsverlening met gebruik
making van intern en extern salderen weer mogelijk is. In de brief van 13 november
2019 (Kamerstuk 35 334, nr. 1) heeft het kabinet een eerste pakket (bron)maatregelen aangekondigd waaraan gewerkt
wordt om ruimte en perspectief te bieden voor het aanpakken van de stikstofproblematiek.
Het kabinet komt in december 2019 met een nieuw pakket maatregelen waarbij de ambitie
is om tot een generieke drempelwaarde te komen. Daarin moet weer ruimte worden geboden
aan projecten en activiteiten die van belang zijn voor onder meer klimaatadaptatie,
infrastructuur en energietransitie en ook voor werkgelegenheid.
Vraag 6
Acht u een uitzondering voor projecten van tijdelijke aard wenselijk en mogelijk?
Zo ja, hoe en wanneer gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
In de brief aan de Tweede Kamer van 13 september 2019 heeft het kabinet aangegeven
erop in te zetten dat projecten die op lange termijn een gunstig effect hebben op
stikstofdepositie uitgevoerd kunnen worden, ondanks dat er op korte termijn sprake
is van kleine tijdelijke uitstoot (Kamerstuk 32 670, nr. 165). Dit geldt bijvoorbeeld voor geothermieprojecten. Het kabinet zet verder in op een
drempelwaarde, waarmee spoedig ook andere projecten en activiteiten met een kleine
depositie doorgang kunnen vinden. Verder is het in sommige gevallen al mogelijk om
toestemming te verlenen voor dergelijke projecten door middel van een ecologische
toets of intern salderen.
Vraag 7
Kunt u bovenstaande vragen voor de plenaire behandeling van uw begroting beantwoorden?
Antwoord 7
Vragen worden zo snel als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.