Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Remco Dijkstra over het bericht: ‘Ontgassen moet snel kunnen’
Vragen van het lid RemcoDijkstra (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht: «Ontgassen moet snel kunnen» (ingezonden 26 augustus 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
2 december 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 46.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Ontgassen schip moet snel in installatie kunnen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het gebrek aan ontgassingsinstallaties? Wat is er nodig om er spoedig voldoende
in Nederland te krijgen?
Antwoord 2
Op dit moment is in Nederland nog maar een beperkt aantal ontgassingsinstallaties.
Er wordt hard gewerkt om vóór het in werking treden van het Scheepsafvalstoffenbesluit
voldoende capaciteit beschikbaar te hebben.
Het is aan het bedrijfsleven om te bepalen of er voldoende installaties en geschikte
locaties beschikbaar zijn. Het aantal installaties zou beperkt kunnen blijven als
bijvoorbeeld door verladers wordt gekozen om dedicated te gaan varen, omdat daarbij
steeds dezelfde lading wordt gebruikt en ontgassing dan niet nodig is. Gezien het
feit dat de eerste fase van het Scheepsafvalstoffenbesluit voornamelijk motorbrandstoffen
betreft, is een dergelijke ontwikkeling niet ondenkbaar. Sinds 2006 wordt op deze
wijze uitvoering gegeven aan het al bestaande verbod op varend ontgassen van benzine.
Vraag 3
Kunnen wij, gezien er volgens het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer
van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) niet ontgast mag worden in dichtbevolkt
gebied en uw recent gestuurde informatie hierover naar de Kamer 2, hieruit afleiden dat alleen het IJsselmeer zich aandient als geschikte locatie om
in de buitenlucht te ontgassen? Deelt u de mening dat er in geheel Nederland een verbod
op varend ontgassen zou moeten gelden? Zo ja, gaat u dan het dichtbevolkte gebied
zodanig definiëren dat het hieraan gaat voldoen?
Antwoord 3
Ik deel uw mening dat er in heel Nederland een verbod op ontgassen moet komen. Daarom
werk ik hard aan de implementatie van de wijziging van het CDNI, dat een dergelijk
verbod regelt. Het CDNI regelt ook meteen de randvoorwaarden om zo’n verbod te kunnen
invoeren, namelijk het bieden van voldoende ontgassingscapaciteit in installaties
en een bekostiging door de verlader.
Het ADN kent alleen een verbod op ontgassen in dichtbevolkte gebieden en in de nabijheid
van bruggen en sluizen (inclusief hun voorhavens). Het ADN bepaalt dat op andere plaatsen
wel varend ontgast kan worden. Het regelt daarom niet de randvoorwaarden die bij een
algemeen verbod nodig zijn. Heel Nederland dichtbevolkt verklaren kan niet en wordt
ook niet beoogd met het ADN. ILT heeft in de bedoelde brief een invulling gegeven
die in oktober is gehanteerd bij een eerste thema-actie gericht op handhaving van
het ADN. De resultaten van de thema-actie en gesprekken met de sector in de taskforce
kunnen eventueel leiden tot een bijstelling van de gebieden die als dichtbevolkt worden
aangemerkt.
Vraag 4
Hoe denkt u uitvoering te gaan geven aan het verbod op varend ontgassen, nu sinds
1 juli het ADN in werking is getreden en bindend is?
Antwoord 4
De ILT is belast met het toezicht op de naleving van het ADN. Bij overtreding van
het verbod op varend ontgassen wordt nu handhavend opgetreden als er onmiskenbaar
sprake is van een dichtbevolkt gebied (bijvoorbeeld wanneer varend wordt ontgast in
de nabijheid van een stad). Ik zie erop toe dat de definitie van dichtbevolkt gebied
zo snel mogelijk nadat de resultaten van de thema-actie bekend zijn definitief wordt
vastgesteld, zie ook mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Wat kunt u, gezien het begin dit jaar aangenomen voorstel in de Rotterdamse gemeenteraad
om varend ontgassen te minderen, in dit kader doen om zo snel mogelijk uitvoering
te geven aan het initiatiefvoorstel vanuit Rotterdam?
Antwoord 5
Elk initiatief is te waarderen en zeer welkom, maar tegelijkertijd moet worden voorkomen
dat de regelgeving voor de ondernemers fragmentarisch en onoverzichtelijk wordt.
Op dit moment worden opties uitgewerkt op basis waarvan experimenten met het verwerken
van ladingdampen door installaties kunnen worden uitgevoerd (zie ook mijn antwoord
op vraag 6).
Ik wil er alles aan doen om landelijk te voorzien in voldoende adequate installaties,
die technisch en uit oogpunt van milieu goed kunnen functioneren op moment van inwerking
treden van het Scheepsafvalstoffenbesluit.
Vraag 6
Bent u voornemens om de lading als restlading te definiëren en niet langer als afval?
Bent u van plan uw discretionaire bevoegdheid in te zetten om een einde te maken aan
de status afval?
Antwoord 6
Het onderscheid tussen afval of product is van belang om te bepalen welke regelgeving
van toepassing is, voor afvalverwerkers gelden andere of aanvullende regels. Een eerste
inventarisatie laat zien dat de relatie tussen het CDNI en de kaderrichtlijn afval
door de verdragsstaten van het CDNI verschillend geïnterpreteerd wordt. Nederland
wil binnen het CDNI met andere verdragsstaten tot overeenstemming komen over een eenduidige
juridische interpretatie van de status van ladingdampen en zodoende een gelijk speelveld
realiseren.
Ik heb met bevoegd gezag een pragmatische oplossing voor de proefnemingen besproken.
Deze pragmatische benadering geeft ruimte om voorlopig uit te gaan van de definitie
in het CDNI waarin ladingdampen worden gezien als restproduct. Zodoende kan voor de
vergunningverlening aan dampverwerkingsinstallaties worden aangesloten bij de bestaande
praktijk van vergunningverlening voor bestaande dampverwerking binnen inrichtingen
op het land. Het bevoegd gezag beslist over de wijze van vergunningverlening en kan
de definitie in het CDNI hierbij meenemen. De Taskforce Varend Ontgassen schaart zich
achter deze aanpak.
De komende tijd kan ook worden gebruikt voor experimenten met technieken gericht op
circulaire toepassing van de restdampen. Dat gaat ook een duidelijker beeld opleveren
van de mate waarin dit mogelijk is en of er stromen zijn die uiteindelijk wel als
afval verwerkt moeten worden. Daarom is de Taskforce varend ontgassen gevraagd om
op zoek te gaan naar afvalverwerkers die de dampen kunnen en willen verwerken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.