Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 14-15 oktober 2019
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1209 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 november 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 3 oktober 2019 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
14–15 oktober 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1198) en over de brief van 7 oktober 2019 over het Verslag van de informele Landbouwraad
van 22–24 september 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1199).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 oktober 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 10 oktober 2019 is het eerste deel van
de vragen beantwoord (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1201). De resterende vragen zijn bij brief van 18 november beantwoord en zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat Nederland, en de Europese Unie, een grote
impact heeft op de wereldwijde ontbossing. Dit gaat via de import van grondstoffen
zoals vlees, palmolie en soja. Dit heeft ook invloed op de toename van geweld tegen
lokale gemeenschappen die hun leefgebied beschermen. Wij moeten dus onze verantwoordelijkheid
nemen. Is de Minister dit met deze leden eens? Hoe denkt zij, naast de Europese afspraken,
de impact van Nederland op de wereldwijde ontbossing te verminderen? De Minister wil
namelijk graag dat de Nederlandse landbouw voldoet aan haar visie daarop: kringlooplandbouw.
Het importeren van grote hoeveelheden grondstoffen die bijdragen aan wereldwijde ontbossing,
zien zij niet als onderdeel van kringlooplandbouw. Hoe ziet de Minister haar kringlooplandbouwvisie
ten opzichte van deze import van grondstoffen? Welke acties gaat zij ten opzichte
van ontbossing elders in de wereld ondernemen in het licht van kringlooplandbouw?
De inzet ten aanzien van de Nederlandse import van grondstoffen die bijdragen aan
wereldwijde ontbossing, de relatie met kringlooplandbouw alsmede daaraan mogelijk
gekoppelde acties wil ik nader uitwerken in het kader van de bossenstrategie die ik
dit voorjaar heb aangekondigd (Kamerstuk 33 576, nr. 163).
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het eens met de visie van het kabinet dat
de EU een sterkere leidersrol op zich moet nemen en daarbij met meer inspanning zal
moeten optreden. Ook zijn deze leden tevreden dat het kabinet pleit voor meer transparantie
van handelsketens en dat de Europese Commissie hierbij effectieve maatregelen zou
moeten overwegen. De intensievere diplomatie op mondiaal niveau is een passende stap
om deze visie te bewerkstelligen.
De leden van de GroenLinks-fractie zien wel ruimte voor verbetering. Deze leden vinden
dat de kernacties weinig concreet of actiegericht zijn en dat hun verdeling onder
de prioriteiten verbeterd kan worden. Door middel van strengere wetgeving en hogere
eisen aan grondstoffen en producten, kan de EU de verantwoordelijkheid nemen die zij
graag zien. Deze strengere eisen moeten nageleefd worden door intensievere controles
op grondstoffen en producten die op de Europese markt terechtkomen, door zowel de
EU als door bedrijven uit de EU. Kan de Minister voorbeelden noemen van producten
waarbij dit al gedaan wordt? Hoe kan de Minister extra ruimte creëren voor opschaling
van strengere controles?
De EU-Houtverordening is een voorbeeld waarbij bedrijven die voor het eerst hout op
de EU-markt brengen verplicht zijn een stelsel van zorgvuldigheidseisen toe te passen
(due diligence) om aan te tonen dat het hout legaal is gekapt en geëxporteerd. Dit
stelsel bestaat uit:
• Het verzamelen en 5 jaar beschikbaar houden van gegevens over de legale herkomst;
• Het uitvoeren van risicoanalyses om in te schatten en te analyseren of het hout illegaal
is gekapt;
• Het minimaliseren van risico’s door het nemen van mitigerende maatregelen.
De Europese Commissie noemt deze verordening ook als goed voorbeeld om de transparantie
van toeleveringsketens van grondstoffen te verbeteren. In de Mededeling kondigt de
Commissie aan dat zij aanvullende regelgevende en niet-regelgevende maatregelen aan
de vraagzijde zal beoordelen om te zorgen voor een gelijk speelveld en algemene kennis
over ontbossingsvrije toeleveringsketens, en zo de transparantie van de toeleveringsketen
te vergroten en het risico op ontbossing en bosdegradatie dat samenhangt met de invoer
van grondstoffen in de EU, tot een minimum te beperken. Het is vervolgens aan het
nieuwe politieke leiderschap van de Commissie om aanvullende maatregelen in overweging
te nemen en hierover te beslissen. De Europese Commissie gaat de EU-Houtverordening
evalueren. De resultaten van die evaluatie worden gebruikt bij de beoordeling voor
het nemen van aanvullende maatregelen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat er daarbij op gelet moet worden of de
producenten van deze grondstoffen en producten verantwoordelijk zijn voor ontbossing
of beschadiging van natuurgebieden. Daarnaast moet gekeken worden naar de menselijke
impact van ontbossing. Ook producten en grondstoffen van bedrijven betrokken bij mensenrechtenschendingen
of landroof mogen onder geen enkele omstandigheid op de Europese markt terechtkomen.
Bedrijven die actief zijn in Europa moeten zelf de taak hebben om te voorkomen dat
zij gebruikmaken van deze producten door ketentransparantie te realiseren en goed
onderzoek te doen naar de oorsprong en de levensweg van deze producten. Dat schrijft
ook de Minister, maar deze leden vinden dat ook het kabinet daar regels voor zou moeten
opstellen. Is de Minister het met hen eens dat ook de overheid hier richtlijnen voor
moet opstellen? Zij zouden daarnaast graag meer voorbeelden van de Minister horen
van concrete maatregelen die genomen kunnen worden om deze transparantie te bewerkstelligen.
Van Nederlandse bedrijven en financiële instellingen wordt momenteel verwacht dat
zij ondernemen conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Wat
betreft de Nederlandse positie ten aanzien van Europese maatregelen wil ik eerst de
beoordeling van zowel regelgevende als niet-regelgevende maatregelen aan de vraagzijde
door de Europese Commissie afwachten, zie ook het aan uw Kamer toegestuurde BNC-fiche
(kenmerk 2019Z18293) met een eerste appreciatie van het kabinet van voorgenomen EU beleid op dit onderwerp.
Uit oogpunt van subsidiariteit is Nederland van oordeel dat verbetering van beleidscoherentie
en het creëren van een meer gelijk speelveld voor bedrijven goed is voor de kracht
van het optreden van de EU als blok op het wereldtoneel, en gunstig voor het Nederlands
bedrijfsleven en de financiële sector. In veel gevallen loopt het Nederlandse bedrijfsleven
voorop in de EU en daardoor zijn zij in sommige opzichten kwetsbaar voor concurrentie
die duurzaamheid minder in acht neemt. Gelet op het bovenstaande concludeert Nederland
dat maatregelen op EU-niveau een meerwaarde hebben ten opzichte van alleen maatregelen
door de afzonderlijke lidstaten.
De leden van de GroenLinks-fractie zien naast de producerende sector ruimte voor verbetering.
Financiële investeerders moeten meer verantwoordelijkheid nemen voor het soort bedrijven
waarin zij investeren. Zij mogen niet investeren in bedrijven die te maken hebben
met de ontbossing en het beschadigen van ecosystemen. Deze leden zijn ervan overtuigd
dat transparantie over investeringen noodzakelijk is. Financiële bedrijven moeten
binnen een duidelijk door de EU gesteld kader hun investeringen checken op betrokkenheid
bij ontbossing en mensenrechtenschendingen. De leden van de GroenLinks-fractie verwachten
ook dat de EU zijn leiderschapsrol gebruikt om in gesprek te gaan met landen waar
sprake is van ontbossing, bosdegradatie, ecosysteemconversie en landroof. Deze praktijken
moeten bespreekbaar worden met deze landen en gezamenlijk moeten er oplossingen verzonnen
worden om de praktijken te beëindigen. Kan de Minister bevestigen dat zij zich hiervoor
gaat inzetten?
Ja, ik kan dat bevestigen. In het BNC-fiche (kenmerk 2019Z18293) dat uw Kamer op 27 september jl. heeft ontvangen steunt het kabinet de opvatting
van de Europese Commissie dat de EU haar optreden moet intensiveren en een nog sterkere
leiderschapsrol op zich moet nemen. Eveneens steunt het kabinet de Commissie in haar
voorgestelde aanpak op EU-niveau, omdat daarmee een gelijk speelveld wordt gecreëerd
en de EU hierin meer als één handelsblok kan gaan opereren. Het is daarbij nadrukkelijk
wenselijk dat de EU samen met de lidstaten meer gericht en intensiever diplomatie
gaat voeren om deze doelen af te stemmen met de grote consumentenlanden, zoals India
en China en handelsblokken zoals Mercosur en ASEAN.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich ernstig zorgen over wereldwijde
ontbossing. Een van de hoofdoorzaken van ontbossing is het omzetten van bosgebied
in landbouwgrond. Deze landbouwgrond wordt vaak gebruikt om de westerse veestapel
van voer te voorzien, om vee op te laten grazen of om gewassen voor de productie van
bijvoorbeeld palmolie op te verbouwen. Deze leden wijzen nogmaals op het enorme belang
van de eiwittransitie (een transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten) om
ook ontbossing tegen te gaan. De westerse vraag naar dierlijke producten is een van
de fundamentele drijvende krachten achter de wereldwijde ontbossing.
De Minister geeft toe dat Nederland internationaal een belangrijke importeur is van
agrarische producten die gepaard gaan met ontbossing, zoals soja, palmolie, cacao
en koffie. Ook schrijft zij dat Nederlandse bedrijven hier invloed op kunnen uitoefenen.
Zij verzuimt echter te vermelden welke concrete acties zij gaat nemen om Nederlandse
bedrijven ertoe aan te zetten hun aandeel in ontbossing en bosdegradatie te stoppen.
Aangezien er wordt geconstateerd dat het huidige beleid niet voldoet, verwacht de
leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Minister alternatieve en aanvullende
maatregelen neemt en niet slechts een opsomming geeft van bestaand beleid. De leden
van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het Dutch Fund for Climate and Development
ook bedrijven heeft gefinancierd die direct of indirect actief zijn in de veesector.
Kan de Minister een overzicht geven van de investeringen die dit fonds in de landbouwsector
heeft gedaan?
Het Dutch Fund for Climate and Development heeft tot dusver nog geen investeringen gedaan in bedrijven in de landbouwsector.
Het fonds is wel van plan om actief te worden op het gebied van klimaatbestendige
landbouw in ontwikkelingslanden en zal zich onder andere gaan richten op uitdagingen
op het gebied van verminderde waterbronnen, landdegradatie en toename van landbouwemissies.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen welke consequenties eraan verbonden
zijn indien na het doorrekenen van een portfolio van een financiële instelling blijkt
dat die portfolio in een bepaalde (te hoge) mate aan ontbossing bijdraagt. Deze leden
staan sceptisch tegenover het slechts inzichtelijk maken van de impact van de financiële
portefeuille, zonder daar consequenties aan te verbinden, en vragen de Minister of
zij wil aangeven welke rationele prikkels financiële instellingen hebben om hun portefeuille
te vrijwaren van ontbossing.
De Nederlandse overheid heeft geen bindende wet- of regelgeving om ontbossing in portfolio’s
te bestraffen. Wel is er het bankenconvenant en verwacht de overheid van Nederlandse
bedrijven, inclusief banken dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen en due dilligence toepassen.
Daarnaast hebben veel banken zich gecommitteerd aan het Parijs-akkoord. Niet-duurzame
investeringen worden op termijn steeds risicovoller omdat beleid rondom klimaat en
duurzaamheid in Nederland en Europa wordt aangescherpt. Ook lopen banken het risico
om zowel spaarders als investeerders kwijt te raken die belang hechten aan aantoonbaar
duurzaam beleid van hun bank.
Zij willen weten welke termijn voor de regering acceptabel is voor het door de Europese
Commissie in beeld laten brengen van de mogelijkheden om handelsketens volledig ontbossings-,
bosdegradatie- en ecosysteemconversievrij te maken. Zij vragen waarom hier het voorzorgsbeginsel
niet in acht wordt genomen en zowel door de Europese Commissie als door de regering
juist wordt ingezet op een verdere intensivering van de handel in producten (palmolie,
vlees, soja, cacao, mais, hout en rubber), waarvan de Europese Commissie en de regering
erkennen dat deze producten bijdragen aan ontbossing, door met landen als Brazilië
en Indonesië handelsverdragen af te sluiten. Zij willen de regering erop wijzen dat
ontbossing onherstelbare schade toebrengt aan het regenwoud en dat bij de ontbossingsproblematiek
het voorzorgsbeginsel een zeer belangrijke rol zou moeten krijgen.
Dit is aan het nieuwe politieke leiderschap van de Europese Commissie. Dat geldt ook
voor het in overweging nemen van voorstellen voor aanvullende maatregelen en het mogelijk
toepassen van het voorzorgsbeginsel.
Uit een rapport van Greenpeace International blijkt dat Nederlandse bedrijven de deadline
om in 2020 een einde aan ontbossing te maken niet gaan halen. Geen van de betrokken
Nederlandse bedrijven kan aantonen dat er zinvolle inspanning is geleverd om ontbossing
uit hun ketens te weren. Bedrijven als Cargil en Nestlé hebben dit inmiddels al toegegeven.
Heeft de Minister kennisgenomen van dit rapport en kan zij aangeven welke sancties
er staan op het niet halen van de deadline en het verzuimen van het nemen van maatregelen
door deze bedrijven? Gaat de Minister deze bedrijven dwingen hun grondstoffenleveranciers
bekend te maken? Zo ja, hoe? Is de Minister bereid om wettelijk verplicht te stellen
dat de productieketens van Nederlandse bedrijven ontbossings- en bosdegradatievrij
zijn, nu is gebleken dat vrijblijvende afspraken geen resultaat opleveren? Verder
missen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie in de kabinetsreactie aandacht
voor de rechten van inheemse volken en lokale gemeenschappen. Kan de Minister toelichten
wat haar inzet is om mensenrechtenschendingen en het vernietigen van hun leefgebied
tegen te gaan?
Ja, ik ben bekend met het rapport en de conclusies.1 De betrokken bedrijven zijn als leden van het Consumer Goods Forum
2 een vrijwillige commitment aangegaan voor geen ontbossing gerelateerd aan de commodities
soja, palmolie, vlees, hout en papier en pulp. Op het niet halen van deze vrijwillige
committering staan van overheidswege geen sancties.
Veel informatie over de grondstofketens soja en palmolie en betrokken bedrijven in
de keten kan gevonden worden op de openbare website Trase.earth. Tevens hebben de zes grootste soja handelaren3 afgelopen juni rapporten gepubliceerd, met daarin gegevens over waar zij hun soja
inkopen in Brazilië en met een beoordeling van het ontbossingsrisico en de intentie
om actie te ondernemen.
Ik kan de betrokken bedrijven echter niet verplichten om hun leveranciers bekend te
maken in verband met bedrijfsgevoeligheid van deze informatie. Daarnaast zal de EU-richtlijn
voor Niet-Financiële Rapportage worden herzien waarbij ik meer aandacht zal vragen
voor de problematiek van ontbossing, de carbon footprint van grondstofketens en noodzakelijke
informatie voor transparantie.
De afgelopen jaren is gebleken dat de vrijwillige acties van koploperbedrijven onvoldoende
zijn om een hele sector ontbossingsvrij en duurzaam te maken. In de beoordeling van
effectieve maatregelen is het goed om te beseffen dat een groot deel van de productie
niet (meer) naar de Europese Unie wordt geëxporteerd.
Mede op aandringen van Nederland in het kader van het Amsterdam Verklaringen Partnerschap
heeft de Europese Commissie in juli dit jaar de Communicatie over bossen en ontbossing
gepubliceerd met het voorstel effectieve bindende en niet-bindende maatregelen te
bestuderen en te overwegen.
Beleid dat zich uitsluitend richt op de Nederlandse markt is onvoldoende om de onderliggende
problematiek van niet-duurzame productie en ontbossing te adresseren. Nederland spant
zich daarom in om te komen tot EU-beleid om de marktvraag naar gecertificeerde duurzame
en ontbossingsvrije producten binnen de Unie en daarbuiten te vergroten, en zal er
bij de Europese Commissie op aandringen om op de kortst mogelijke termijn in beeld
te brengen welke mogelijkheden er zijn om handelsketens volledig vrij te maken van
ontbossing, bosdegradatie en ecosysteemconversie.
Wat betreft de vraag over mensenrechtenschendingen heeft de Nederlandse overheid een
Mensenrechtenfonds ingesteld. Dit fonds wordt ook ingezet voor de bescherming, zichtbaarheid
en legitimering van milieu- en landrechtenverdedigers, zoals inheemse groepen en lokale
gemeenschappen. Ook gebruiken we onze diplomatieke contacten regelmatig om aandacht
voor mensenrechten te vragen.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier