Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht ‘Uitzendkracht komt amper rond’
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Uitzendkracht komt amper rond» (ingezonden 22 oktober 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 14 november
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Uitzendkracht komt amper rond»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Kunt u zich voorstellen dat het veel onzekerheid geeft om elke maand niet te weten
of je voldoende inkomsten hebt voor boodschappen of het betalen van de huur? Deelt
u de mening dat als je werkt je er zeker van moet kunnen zijn dat je kan rondkomen?
Wat vindt u ervan dat uitzendbureaus al jarenlang enorme winsten maken, terwijl vele
uitzendkrachten geen zekerheid hebben of zij de volgende dag weer kunnen werken en
onvoldoende salaris ontvangen om rond te kunnen komen?
Antwoord 2 en 3
Werken moet lonen. Het staat uitzendbureaus echter vrij om, net als elke andere ondernemer,
winst te maken op de door hen geleverde dienstverlening. Uiteraard vind ik daarnaast
inkomenszekerheid belangrijk.
Bij uitzendwerk wordt er voorzien in een behoefte aan flexibele arbeid en een belangrijke
functie daarbij is het actief bij elkaar brengen van vraag en aanbod van werk. Daarom
hebben partijen meer vrijheid om de arbeidsovereenkomst te verbreken. Het gevolg hiervan
is dat uitzendwerknemers minder zekerheid hebben over het behoud van hun baan. Ik
ben mij er bewust van dat dit een spanningsveld oplevert.
Uitzendkrachten werken veelal op oproepbasis. Het kabinet ziet dat de onzekerheid
over werktijden en aantal uren bij oproepbanen voor sommige groepen werkenden knelt.
Uitzendkrachten die op oproepbasis werken krijgen op 1 januari 2020 op grond van de
Wet arbeidsmarkt in balans meer rechten. Hierdoor hoeven werknemers die op een korte
termijn (binnen 4 dagen) worden opgeroepen geen gehoor te geven aan een oproep. Daarnaast
ontstaat bij een te late afzegging door de werkgever recht op loon. Dit vergroot voor
uitzendkrachten die op oproepbasis werken de inkomenszekerheid.
Ook wordt zoals aangekondigd in reactie op de motie van Van Weyenberg c.s. onderzoek
gedaan naar het gebruik van constructies om uitzendkrachten langdurig in onzekerheid
te houden en wordt er verkend op welke manier dergelijke constructies kunnen worden
bestreden.
Vraag 4
Herkent u de cijfers dat veel uitzendkrachten nauwelijks kunnen rondkomen van hun
werk en bovendien vaak niet weten of ze morgen nog werk hebben? Zo ja, zijn er bij
u meer cijfers bekend over de inkomenssituatie en de inkomenszekerheid van uitzendkrachten?
Wordt er in het kader van de evaluatie van het uitzendregime ook gekeken naar de inkomenssituatie
en de inkomenszekerheid van uitzendkrachten? Zo nee, bent u bereid dat te gaan doen?
Antwoord 4
Op nationaal niveau zijn er geen recente cijfers bekend over of uitzendkrachten kunnen
rondkomen. Wel heeft het SCP vorig jaar onderzoek gedaan naar de positie van werkende
armen in Nederland in 2014. Het percentage van werkende armen met een uitzendcontract
(5,8%) is hoger dan het percentage werkende armen als percentage van alle werkenden
(4,6%). Voor andere vormen van flexibele arbeid werd een hoger percentage gevonden,
namelijk 10,2% voor oproepkrachten en 12,6% voor zelfstandigen zonder personeel.2 Het bestaan van een correlatie tussen atypische contracten en armoede betekent niet
noodzakelijkerwijs dat er ook een causaal verband is. Deze relatie is complex.
Op dit moment wordt het uitzendregime geëvalueerd. In dit verband is het onderzoek
dat gedaan wordt naar het huidige uitzendregime van belang. Dit onderzoek wordt op
dit moment uitgevoerd. Er wordt niet onderzocht wat de feitelijke inkomenssituatie
van uitzendkrachten is. Wel wordt gekeken of uitzendkrachten voldoende inkomenszekerheid
ervaren.
Vraag 5
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat uitzendkrachten een fatsoenlijk
salaris kunnen verdienen waarmee ze rond kunnen komen? Gaat u de uitzendbranche aanspreken
op deze uiterst ongewenste situatie?
Antwoord 5
Zoals reeds aangegeven wordt er onderzoek gedaan in het kader van de evaluatie van
het uitzendregime. Mede op basis van dit onderzoek zal beoordeeld worden of, en zo
ja welke, wettelijke maatregelen nodig zijn. De uitkomsten van deze evaluatie en verkenning
van eventuele wettelijke maatregelen zullen worden besproken met sociale partners
waaronder vertegenwoordigers van de uitzendbranche.
Tevens hebben de uitzendbureaus zich uiteraard te houden aan artikel 8 Waadi en de
algemeen verbindend verklaarde ABU-cao of de NBBU-cao.
Zoals bij het antwoord op vraag 2 en 3 al wordt aangegeven krijgen uitzendkrachten
die op oproepbasis werken op 1 januari 2020 op grond van de Wet arbeidsmarkt in balans
meer rechten.
Vraag 6 en 7
Hoe beoordeelt u het dat uitzendkrachten soms meer dan twee jaar als uitzendkracht
werken? Valt dit wat u betreft onder piek (plotselinge en onverwachte pieken in de
hoeveelheid werk) of ziek (vervanging bij ziekte)?
Wat gaat u doen om uitzendkrachten weer zekerheid te geven? Bent u ook van mening
dat uitzenden alleen zou moeten worden ingezet bij piek en ziek? Welke maatregelen
wilt u nemen om ervoor te zorgen dat uitzenden alleen wordt ingezet bij piek en ziek?
Antwoord 6 en 7
Uit vraag 6 kan ik niet opmaken of uitzendkrachten die soms meer dan twee jaar als
uitzendkracht werken onder piek of ziek vallen. Het kan zijn dat een uitzendkracht
twee jaar bij hetzelfde bedrijf werkzaam is geweest. In dat geval is het de vraag
of er sprake is van een piek of ziek-situatie. Deze uitzendkracht kan ook op verschillende
plaatsen werkzaam zijn geweest om pieken op te vangen of zieken te vervangen. In dat
geval kan er wel sprake zijn van de door u genoemde situaties.
Op basis van de evaluatie van het uitzendregime zal er voor de zomer van 2020 worden
gekeken of en zo ja welke wettelijke maatregelen er nodig zijn. Daarnaast zijn op
de langere termijn wellicht grotere en fundamentelere aanpassingen in de wet- en regelgeving
nodig. De regering heeft daarom de onafhankelijke Commissie regulering van werk ingesteld
die advies zal geven over de fundamentele vragen over de toekomst van de regulering
van werk, de sociale zekerheid en de fiscaliteit.
Vraag 8, 9 en 10
Welke cijfers zijn er bij u bekend over in hoeverre uitzendwerk alleen wordt ingezet
bij piek en ziek en in welke mate uitzendwerk ook wordt ingezet bij regulier werk?
Is het in kaart brengen van dergelijke cijfers ook onderdeel van de evaluatie van
het uitzendregime?
Bent u bereid om de uitzonderingen op de maximale termijn (78 weken) van het uitzendbeding
uit de wet te halen?
Overweegt u om daartoe in de wet te gaan verankeren dat uitzendwerk alleen is toegestaan
bij echt tijdelijk werk?
Antwoord 8, 9 en 10
Er zijn geen algemene cijfers bekend over de mate van inzet van uitzendwerk voor piek
en ziek en regulier werk.
Zoals reeds aangegeven wordt op dit moment het uitzendregime geëvalueerd. In dit verband
is het onderzoek dat gedaan wordt naar het huidige uitzendregime van belang. Dit onderzoek
wordt op dit moment uitgevoerd. Op basis van de evaluatie van het uitzendregime zal
er voor de zomer van 2020 worden gekeken of en zo ja welke wettelijke maatregelen
er nodig zijn. Ik wil niet vooruitlopen op deze evaluatie en de uitkomsten in samenhang
bezien.
Vraag 11
Hoe staat het met het onderzoek naar het opnieuw invoeren van een vergunningenstelsel
in de uitzendbranche?3 Bent u bereid om bovenstaande suggesties (uitzondering maximale termijn en verankeren
uitzendwerk alleen bij echt tijdelijk werk) mee te nemen in dit onderzoek?
Antwoord 11
In het kader van het onderzoeken van het draagvlak met betrekking tot een vergunningstelsel
in de uitzendbranche ben ik in gesprek met sociale partners waaronder de uitzendbranche.
In de door mij voor het einde van het jaar toegezegde brief over de integrale aanpak
van misstanden bij arbeidsmigranten zal ik op de uitkomsten van deze draagvlakverkenning
ingaan. De uitzondering op de maximale termijn van het uitzendbeding en het verankeren
van uitzendwerk alleen bij tijdelijk werk is geen onderdeel van deze draagvlakverkenning,
maar van de evaluatie van het uitzendregime en de verkenning van wettelijke maatregelen
waarover ik u voor de zomer van 2020 zal informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.