Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over de toename van het aantal kinderen dat in een crisisopvang woont
Vragen van de leden Kerstens en Van den Hul (beiden PvdA) aan de Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toename van het aantal kinderen dat in een crisisopvang woont (ingezonden 26 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Milieu en Wonen en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (ontvangen 12 november 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 414.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Veel meer kinderen in daklozenopvang: «Het maakt ze
bang»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 6
Deelt u de mening dat een crisisopvang geen geschikte woonomgeving is voor een opgroeiend
kind? Vindt u net als de vragenstellers onacceptabel dat kinderen de dupe worden van
de penibele situatie op de woningmarkt?
Welk verband ziet u tussen de gebrekkige doorstroom van daklozen- en vrouwenopvang
naar huurwoningen en de zorgwekkende toename van het aantal kinderen dat in een crisisopvang
woont?
Antwoord 2 en 6
Ja, ik ben van mening dat elk kind gezond, veilig en zo thuis mogelijk moet kunnen
opgroeien. De crisisopvang is alleen bedoeld voor noodsituaties en geen geschikte
woonomgeving, zeker niet voor de langere termijn.
Uit cijfers van Federatie Opvang blijkt dat er meer mensen gebruik maken van de maatschappelijke-
en vrouwenopvang dan een aantal jaar geleden. Mogelijk kan een gebrekkige doorstroom
van mensen uit de maatschappelijke- en vrouwenopvang naar andere vormen van (zelfstandige)
huisvesting eraan bijdragen dat kinderen langer dan noodzakelijk in een opvangsituatie
verblijven. Dat is kwalijk, en zorgt er bovendien voor dat deze schaarse plekken in
de opvang niet voor andere personen in nood kunnen worden ingezet. Gemeenten, woningcorporaties
en huurdersorganisaties kunnen op lokaal en regionaal passend woon(zorg)beleid en
bijbehorende (prestatie)afspraken maken, zodat gezinnen die daaraan toe zijn, spoedig
de opvang kunnen verlaten.
Bovendien vindt het kabinet het belangrijk dat er voldoende geschikte en betaalbare
woningen zijn. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties trof daarom
een pakket aan maatregelen. Met een woningbouwprogramma van 2 miljard euro kunnen
er sneller en meer betaalbare woningen worden gebouwd in een goede leefomgeving. Verhuurders
kunnen vanaf 2020 een vermindering van de verhuurderheffing van € 25.000 per woning
krijgen indien ze nieuwe goedkope huurwoningen bouwen. Om ook op de kortere termijn
de bouw van woningen te stimuleren, kunnen nieuwe tijdelijke woningen vrijgesteld
worden van de verhuurderheffing. Beide maatregelen zijn deel van het Belastingplan.
Tot slot sloot de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eerder dit
jaar woondeals met 5 regio’s waar sprake is van grote woningtekorten.
Er zijn geen recente onderbouwde cijfers bekend over het aantal kinderen dat momenteel
in de vrouwen- of maatschappelijke opvang woont. Het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ziet hier wel het belang van in en zal daarom op de korte termijn
een onderzoek uitzetten om dit inzichtelijk te krijgen.
Vraag 3
Kunt u een overzicht bieden van gemeenten die positieve stappen hebben gezet, zoals
speciale opvangcentra voor gezinnen, en bent u bereid dergelijke initiatieven verder
te ontwikkelen en landelijk uit te rollen als tijdelijke oplossing?
Antwoord 3
Vanuit de Wmo en de Jeugdwet zijn gemeenten primair verantwoordelijk voor de opvang
van gezinnen. Momenteel zijn wij, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
samen met Federatie Opvang en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in gesprek om
te bekijken of er goede initiatieven in beeld gebracht kunnen worden, zodat gemeenten
en opvanginstellingen van elkaar kunnen leren. Bij het ontwikkelen van een landelijke
aanpak wordt de ruimte voor lokaal maatwerk beperkt, waardoor de kracht en effectiviteit
van de aanpak verloren kan gaan.
Vraag 4
Bent u bereid gehoor te geven aan de oproep van Stichting Kinderpostzegels en deze
problematiek te bespreken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)?
Antwoord 4
De oproep die de Stichting Kinderpostzegels doet is: «De Stichting Kinderpostzegels
hoopt het daklozenprobleem op de agenda van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
te krijgen. Volgens Brinks moeten gezinnen die dreigen op straat te belanden voorrang
krijgen voor een woning.» Deze oproep is gericht aan de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten. Wij hebben vernomen dat beide organisaties hierover met elkaar in gesprek
zijn. Daarnaast is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten nauw betrokken bij de aanpak
van de daklozenproblematiek en bij de aanpak van de verbetering van de positie van
kinderen in de opvang. Uiteraard speelt de Federatie Opvang hierbij ook een belangrijke
rol en ook zij zijn hier nauw bij betrokken.
Vraag 5
Deelt u de mening van Stichting Kinderpostzegels dat gezinnen die dreigen dakloos
te worden voorrang dienen te krijgen voor een woning?
Antwoord 5
Woonruimteverdeling is een lokale verantwoordelijkheid, waarbij gemeenten diverse
mogelijkheden hebben om groepen woningzoekenden met voorrang te huisvesten. Ook het
verstrekken van urgentie voor gezinnen die nog niet dakloos zijn, maar dat dreigen
te worden, kan een lokale keuze zijn. Iedere gemeente met een huisvestingsverordening
kan daartoe een urgentieregeling opstellen. Indien een gemeente gebruik maakt van
een huisvestingsverordening waarin urgentiecategorieën zijn bepaald, dan behoren mantelzorgers
en «personen die in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband
met
problemen van relationele aard of geweld verblijven» (blijf-van-mijn-lijf huizen of
ook wel vrouwenopvang genoemd) volgens artikel 12 van de Huisvestingswet in ieder
geval tot de urgente woningzoekenden. Gezinnen die in de vrouwenopvang verblijven,
krijgen in die gemeenten dus voorrang voor een woning.
De gemeente(raad) kan daarnaast aanvullende categorieën woningzoekenden aanwijzen
voor urgentie in een urgentieregeling. In de praktijk maken woningcorporaties, gemeenten,
en huurdersorganisaties, met betrokkenheid van zorgorganisaties, prestatieafspraken
over aantallen sociale huurwoningen die via directe bemiddeling worden toegewezen
aan mensen die uitstromen uit de maatschappelijke opvang, of verstrekt een lokale
urgentiecommissie een urgentieverklaring op basis van de beoordeling van de specifieke
situatie van huishoudens in een onhoudbare situatie.
Vraag 7
Bent u bereid dit probleem specifiek aan te stippen in het actieplan voor de daklozenproblematiek
dat u komend najaar heeft aangekondigd en hier concrete maatregelen voor te presenteren?
Antwoord 7
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werkt dit plan op dit moment
uit. Dit najaar zal hij uw Kamer hier nader over informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Namens
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.