Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sjoerdsma over berechting van IS-strijders in Irak
Vragen van het lid Sjoerdsma (D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over berechting van IS-strijders in Irak (ingezonden 30 september 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 6 november 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Is Iraaks recht wel compatibel» en «Nederland wil berechting IS’ers
in Irak»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat u met verschillende landen heeft gesproken over een juridische constructie
waarmee IS-strijders in Irak berecht kunnen worden? Op welke rechtsgrond zou deze
berechting plaatsvinden?
Antwoord 2
Zoals onder meer aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk
Adviseur (Kamerstuk 27925 nr. 658), heeft het kabinet voorkeur voor vervolging en berechting van ISIS-strijders in
internationaal verband. Ook hecht het kabinet er grote waarde aan dat goed wordt gekeken
naar mogelijkheden van nationale berechting, in Nederland maar bijvoorbeeld ook in
landen in de regio. Naar aanleiding van uitspraken van Irak dat het land hiertoe bereid
is, zijn enkele Europese landen met Irak in gesprek om te bezien of vervolging en
berechting van buitenlandse strijders (foreign terrorist fighters) onder bepaalde voorwaarden mogelijk is in Irak. Gerechtigheid voor de slachtoffers
van de gruwelijke misdrijven van ISIS en het tegengaan van straffeloosheid vormen
daarbij het uitgangspunt voor eventuele samenwerking, waarbij de geldende rode lijnen
van de betrokken Europese landen leidend zijn. De te gebruiken rechtsgrond(en) zouden
kunnen komen uit internationaal recht, Iraaks recht, of een combinatie daarvan.
Vraag 3
Wat zijn de uitkomsten van dit overleg geweest?
Antwoord 3
De besprekingen hebben vooralsnog een verkennend karakter. Belangrijkste uitkomst
tot dusver is de wederzijdse bereidheid om de mogelijkheden voor berechting van uitreizigers
door Irak nader te verkennen. Daarbij zijn de rode lijnen aangegeven over het niet
toepassen van de doodstraf, berechting in overeenstemming met internationale standaarden
zoals het recht op een eerlijk proces, en consulaire bijstand. Ook Irak heeft zijn
rode lijnen gemarkeerd, onder meer ten aanzien van nationale wetgeving over de doodstraf.
Zoals eerder aangegeven in de reactie op het advies van de Extern Volkenrechtelijk
Adviseur is het berechtingsvraagstuk zeer complex en zullen snelle oplossingen niet
worden gevonden.
Vraag 4
Klopt het dat u voor deze berechting 1,6 miljoen euro beschikbaar stelt? Vanuit welke
begroting wordt dit gefinancierd?
Antwoord 4
Nederland stelt 1,6 miljoen euro beschikbaar aan Interpol ten behoeve van het versterken
van het gebruik van biometrische informatie in Irak. Het identificeren en registreren
van FTF en andere terrorismeverdachten met behulp van biometrische informatie en de
koppeling met de internationale Interpol-systemen verhoogt de kans op vervolging en
berechting. Ook verhoogt het de pakkans mochten strijders grenzen oversteken. Dit
project is eerder met succes toegepast in bijvoorbeeld Niger en Mali. Het betreft
dus een capaciteitsopbouwtraject van Interpol ten behoeve van het Iraakse juridische
systeem, en is geen financiering van berechting. Het project wordt gefinancierd uit
de gelden die beschikbaar zijn voor terrorismebestrijding in de begroting van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Vraag 5
Klopt het dat de Iraakse wet de begrippen genocide en misdaden tegen de menselijkheid
niet kent? Op basis van welke strafbaarstelling(en) worden IS-strijders in Irak op
dit moment dan berecht?
Antwoord 5
Het Iraakse strafrecht kent geen strafbaarstelling van genocide, misdrijven tegen
de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. IS-strijders worden op dit moment berecht op
basis van de Iraakse antiterrorisme-wetgeving, waarbij deelname aan een terroristische
organisatie ten laste kan worden gelegd.
Vraag 6
Klopt het dat verdachten volgens de Iraakse wet niet veroordeeld kunnen worden voor
genocide en misdaden tegen menselijkheid?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.