Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie verpleegkundigen van start’
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie verpleegkundigen van start» (ingezonden 4 oktober 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 5 november 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Meerjarig onderzoek naar functiedifferentiatie
verpleegkundigen van start»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe duidt u dit bericht tegen de achtergrond van het (in uw eigen woorden) «niet gaan
vliegen» van het wetsvoorstel BIG-II, dat functie- en/of beroepsdifferentiatie van
verpleegkundigen tot doel had alsook de door u aan de heer prof. dr. A.H.G. Rinnooy
Kan gevraagde verkenning naar nut en noodzaak van functie- en/of beroepsdifferentiatie,
die nog in volle gang is?2
Als u al voorstander bent van een onderzoek zoals genoemd in het bovenstaande artikel,
had het dan niet meer voor de hand gelegen éérst een dergelijk onderzoek te doen en
mogelijk daarná pas een wetsvoorstel voor te bereiden in plaats van andersom?
Antwoord 2 en 3
Dit onderzoek staat los van het wetsvoorstel BIG II en de verkenning die door de heer
Rinnooy Kan is uitgevoerd. Dat dit onderzoek zou worden uitgevoerd is afgesproken
binnen het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg 2019–2022. Dit Hoofdlijnenakkoord
dateert al uit juni 2018. Al vele jaren lopen er bij ziekenhuizen en andere zorginstellingen
initiatieven voor functiedifferentiatie. Daar worden vele ervaringen opgedaan, zowel
wat betreft successen, als wat niet werkt. In de eigen organisaties wordt dit gemonitord
en wordt geleerd van die ervaringen. Enig onderzoek op een overkoepelend niveau naar
de resultaten was al gaande. Het huidige wetenschappelijke onderzoek van de NVZ, NFU,
Erasmus Universiteit, Hogeschool Utrecht, Spaarne Gasthuis, Radboud UMC en het UMC
Utrecht is een vervolg daarop en monitort over een langere termijn wat de resultaten
zijn en zorgt ook dat successen en leerpunten verder worden gedeeld.
Het wetsvoorstel omtrent de regieverpleegkundige, aan welk voorstel een «langgekoesterde
wens» van betrokken partijen ten grondslag lag, beoogde slechts een onderscheid tussen
mbo- en hbo-verpleegkundigen in het BIG-register. Het onderzoek is dus complementair
daaraan en behelst een ander doel, namelijk het doen van wetenschappelijk onderzoek
naar de kosten en kwaliteitseffecten van functiedifferentiatie, waarbij wordt geleerd
van hoe functiedifferentiatie in de zorgpraktijk wordt vormgegeven. Hierbij wordt
aangesloten bij reeds door het veld ingezette initiatieven voor functiedifferentiatie
en professionaliseringsprogramma’s.
Vraag 4
Kunt u zich voorstellen wat het juist nú aankondigen van het onderhavige onderzoek
doet met het vertrouwen van de beroepsgroep verpleegkundigen? Snapt u dat veel verpleegkundigen
het idee hebben met een kluitje in het riet gestuurd te zijn met de aangekondigde
«pas op de plaats» terwijl naar hun gevoel «de trein doordendert»?
Antwoord 4
Dat een dergelijk onderzoek zou plaats gaan vinden is reeds gemeld in mijn kamerbrief
van 4 juni 2018 (Kamerstuk 29 248, nr. 311). Het onderzoek kan werkgevers en werknemers ondersteunen in een ontwikkeltraject
en is helpend bij het delen van ervaringen en best practices. Daarbij merk ik graag
op dat in het onderzoek zowel naar de mbo-, inservice-, als hbo-opgeleide verpleegkundigen
wordt gekeken.
Vraag 5
Heeft u het idee dat acties als deze behulpzaam zijn bij het behouden van mensen voor
de zorg?
Antwoord 5
De voorkeuren van verpleegkundigen voor de invulling van hun beroep op de verschillende
opleidingsniveaus (mbo/inservice/hbo/master) en het verbeteren van loopbaanmogelijkheden
zijn nadrukkelijk onderdeel van het onderzoek. Deze kennis wordt gebruikt om interventies
op en initiatieven voor de verdere beroepsontwikkeling vorm te geven (bijv. een vernieuwd
en aantrekkelijk functiegebouw voor verpleegkundigen waarmee binden, boeien en behouden
bereikt kan worden).
Vraag 6
Wat gaat u doen om het vertrouwen van verpleegkundigen terug te winnen? Bent u bijvoorbeeld
bereid extra geld uit te trekken voor betere arbeidsvoorwaarden of daadwerkelijk iets
te doen aan de regel- en werkdruk van de mensen die in de zorg werken?
Antwoord 6
Jaarlijks zijn extra middelen beschikbaar voor stijgende loonkosten en prijzen. Dit
jaar gaat dit om 1,7 miljard euro voor de hele zorg. Hoe zich dit vertaalt in concrete
loonstijging, wordt door sociale partners afgesproken in cao’s. Voor verschillende
branches, zoals de GGZ, VVT en Jeugdzorg hebben de partijen inmiddels afspraken gemaakt.
Met het actieprogramma Werken in de Zorg zetten we stevig in om voldoende medewerkers
aan te trekken voor de zorg, en belangrijker nog, om ze te behouden. Dit doen we met
een regionale aanpak, gesteund met 420 miljoen euro voor scholing van nieuwe medewerkers.
We informeren uw Kamer regelmatig over de maatregelen uit het actieprogramma en de
voortgang3.
Vraag 7
Wat vindt u van de timing van dit bericht, ook tegen de achtergrond van het maar voortdurende
conflict over een fatsoenlijke cao voor ziekenhuismedewerkers? Zou u een en ander
als handig kwalificeren?
Antwoord 7
Zoals aangegeven is al een jaar bekend dat dit onderzoek zal worden uitgevoerd.
Vraag 8
Bent u bereid bij eventuele onderzoeken, zoals hier aan de orde zijn, verpleegkundigen
zèlf een stem te geven, nu het tenslotte om hùn beroep gaat?
Antwoord 8
Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onderzoeksgroep die grotendeels bestaat uit
verpleegkundigen. Daarbij geldt dat verpleegkundigen nadrukkelijk in het onderzoek
worden betrokken zoals uit voorgaande antwoorden blijkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.