Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over het bericht ‘Streep door gehate wet over rol verpleegkundigen’
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Streep door gehate wet over rol verpleegkundigen». (ingezonden 9 oktober 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 5 november 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Streep door gehate wet over rol verpleegkundigen»,
naar aanleiding van uw brief naar de Kamer waarin u uw gesprekken over het wetsvoorstel
BIG-II terugkoppelt?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat nu u de vraag of en zo ja, op welke wijze functiedifferentiatie
er komt (terecht) aan verpleegkundigen en werkgevers overlaat, het niet zo kan zijn
dat (individuele) werkgevers daar eenzijdig toe overgaan?
Antwoord 2
Zoals gemeld beoogde het wetsvoorstel om een onderscheid te maken tussen de mbo- en
de hbo-verpleegkundige in de Wet BIG. De betrokken partijen (V&VN, Boz, FNV, CNV en
NU’91) wilden hiervoor een wettelijke regeling en gaven toen niet de voorkeur aan
het onderscheid via een alternatieve weg, zoals CAO-afspraken of kwaliteitsstandaarden.
Uiteindelijk bleken de achterbannen van de betrokken partijen toch kritisch over de
route van het wetsvoorstel en de voorgenomen overgangsregeling. Dat heeft geleid tot
het «on hold» zetten van het wetsvoorstel. Inmiddels is de wettelijke regeling definitief
van tafel, wegens het ontbreken van draagvlaak hiervoor. Afgezien daarvan staat het
werkgevers vrij om, in samenspraak met de medezeggenschap, ontwikkelingen binnen hun
functiegebouw te verkennen en wijzigingen door te voeren binnen hun functiegebouw.
Dat gebeurt al jaren in verschillende vormen, onder andere via proeftuinen. Ik ga
er daarbij vanuit dat werkgevers hun werknemers nauw betrekken bij de ontwikkelingen
van het functiegebouw. Zie ook het artikel van Zorgvisie over functiedifferentiatie
in het ETZ-ziekenhuis (d.d. 14 oktober 2019).
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat het nu evenmin zo kan zijn dat een onderzoek naar functiedifferentiatie
(waarvoor door u maar liefst vijf miljoen euro wordt uitgetrokken) kan plaatsvinden
zonder betrokkenheid van verpleegkundigen?
Antwoord 3
Het wetenschappelijk onderzoek van de NVZ, NFU, Erasmus Universiteit, Hogeschool Utrecht,
Spaarne Gasthuis, Radboud UMC en UMC Utrecht, vindt plaats met nauwe betrokkenheid
van verpleegkundigen. De meeste betrokken onderzoekers zijn zelf verpleegkundige.
In een belangrijk deel van het onderzoek zullen zij met verpleegkundigen en andere
betrokkenen in de praktijk in gesprek gaan over vragen als: hoe kunnen we ieders capaciteiten
maximaal benutten, hoe kunnen verpleegkundigen meer invloed krijgen op hun beroepsbeoefening,
hoe kunnen verpleegkundigen worden ondersteund bij het uitoefenen van verpleegkundig
leiderschap en het verder uitdenken en vormgeven van gedifferentieerd werken in de
verpleging en hoe kunnen de loopbaanmogelijkheden worden verbeterd?
Vraag 4
Bent u bereid zowel werkgevers die nu al (eenzijdig) over willen gaan dan wel overgegaan
zijn op functiedifferentiatie terug te fluiten, als ook niet tot het onder 3. bedoelde
onderzoek over te gaan, dan wel dat onderzoek stop te zetten tot daarover overeenstemming
is bereikt tussen verpleegkundigen en werkgevers?
Antwoord 4
Zoals ik eerder heb aangegeven gaan werkgevers, in samenspraak met de medezeggenschap,
over de totstandkoming en de opbouw van de functiegebouwen. Er bestaan al jaren op
verschillende plekken initiatieven om naar de behoefte van de desbetreffende organisaties
verbeteringen aan te brengen in de functies. Dat is ook belangrijk om de inzet van
alle werknemers te laten aansluiten op de benodigde werkzaamheden en verbetering van
de (toekomstige) zorgverlening van de cliënt. Ook het stopzetten van het onderzoek
is mijns inziens niet aan de orde. Zoals aangegeven bij vraag 3 vindt het onderzoek
plaats met nauwe betrokkenheid van verpleegkundigen.
Vraag 5
Wilt u het onder 4. gevraagde met spoed doen zodat geen onomkeerbare stappen worden
gezet?
Antwoord 5
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.