Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 326 Initiatiefnota van het lid Van Raan over een belasting op het slachten van dieren
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Inhoudsopgave
blz.
I.
Inleiding
1
II.
Doel en achtergrond
2
III.
De drie pijlers
3
1.
De Slachttaks
3
2.
Voorkomen van ongewenste neveneffecten
4
3.
Verenigbaarheid met staande wetgeving
5
IV.
Financiële paragraaf
5
V.
Onderzoeksvragen en beslispunten
5
I. Inleiding
De planeet bevindt zich in een klimaat- en biodiversiteitscrisis. Overal ter wereld
groeit het besef dat deze crises een grote negatieve impact hebben op het leven van
mensen en dieren en op de algehele leefbaarheid van onze planeet. Bestaande, door
mensen gecreëerde systemen, zullen daarbij drastisch veranderen om de planeet leefbaar
te houden, waaronder ons voedselsysteem.
Eén van de veranderingen die hierin cruciaal is, is een eiwittransitie. Deze transitie
betekent dat de consumptie van dierlijke eiwitten wordt teruggedrongen en de consumptie
van plantaardige eiwitten wordt gestimuleerd.
Op dit moment wordt in Nederland nog ruim 60% van de geconsumeerde eiwitten uit producten
van dierlijke oorsprong gehaald.1 Dat is veel te veel. Des te meer wekt het verbazing dat de regering stug blijft vasthouden aan de gedateerde Schijf van Vijf.
Dat kan anders. De Vlaamse overheid publiceerde in 2017 de Vlaamse «Voedseldriehoek».
Deze opvolger van de Schijf van Vijf is een veel betere weergave van de huidige stand
van zaken van de voedingswetenschap. Kernboodschap van die Voedseldriehoek is de eiwittransitie.
Vervang dierlijke producten, en met name vlees, door plantaardige producten.
Ook in Nederland gaan er duidelijke stemmen op voor de eiwittransitie. In 2018 pleitte
het Planbureau voor de Leefomgeving in de tweejaarlijkse Balans van de Leefomgeving voor de eiwittransitie, omdat dat volgens het PBL de enige manier is om de langetermijn
houdbaarheid van ons voedselsysteem te garanderen.2
Ook is het terugdringen van vleesgebruik goed voor het milieu. Vlees is immers een
van de meest vervuilende elementen van onze voeding.3
De eiwittransitie zou als groot kernproject door onze overheid omarmd kunnen worden,
de tijd is er rijp voor. Toch gebeurt dat niet. Onze overheid laat tal van kansen
liggen om gevestigde economische patronen te doorbreken om de eiwittransitie af te
dwingen.
Eén van de instrumenten die een overheid heeft om gedrag te sturen is het belasten
van gedrag dat als onwenselijk gezien wordt. Op veel terreinen gebeurt dat al. Zo
moeten consumenten accijns betalen op rookwaar en alcohol en ook milieuvervuilende
brandstof wordt extra belast. In 2018 voerde de Britse overheid een succesvolle belasting
op suiker in en ook in Nederland klinkt een steeds sterkere roep om een suikertaks
in te voeren.
In deze nota, die uiteindelijk zal uitmonden in een initiatiefwet, wordt een eerste
verkenning naar de Slachttaks gedaan. Deze verkenning zal uitmonden in een aantal
onderzoeksvragen en beslispunten, die de komende tijd door de Partij voor de Dieren
beantwoord zullen worden. Met hulp van deze onderzoeksvragen zal deze nota uitgewerkt
worden tot een initiatiefwet worden uitgewerkt.
II. Doel en achtergrond
Doel
De invoer van de Slachttaks dient als prikkel voor producenten om het gebruik van
vlees terug te dringen. Ook zal bij doorbelasting in de keten de Slachttaks een hogere
prijs van vlees voor de eindgebruiker betekenen. Het doel is ervoor te zorgen dat
een eiwittransitie plaatsvindt van dierlijk eiwitgebruik naar plantaardig eiwitgebruik.
Een Slachttaks als kostprijsverhogende belasting zal producenten bewegen om vleesgebruik
terug te dringen en bevordert het gebruik van plantaardige eiwitten. Het welzijn van
zowel de bevolking als de dieren wordt hiermee bevorderd.
Kostprijsverhogende belastingen
Het belastingrecht maakt een onderscheid tussen directe en indirecte belastingen.
Directe belastingen leggen de heffing op de inkomstenkant. Een indirecte belasting
wordt ook wel aangeduid als een kostprijsverhogende belasting, waarbij diverse kostprijsverhogende
belastingen zijn te onderscheiden, waaronder verkeersbelastingen, verbruiksbelastingen
en productiebelastingen.
Een verkeersbelasting wordt normaliter gekoppeld aan een bepaalde rechtshandeling;
denk aan de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Een verbruiksbelasting belast bepaald
gebruik van een of meer goederen, zoals de Wet op de omzetbelasting 1965. De productiebelasting
belast het bedrijfsleven voor de sociale kosten die voortvloeien uit het productieproces
van goederen en vormt dan ook de basis voor de Slachttaks.
Een recent voorbeeld van een productiebelasting is de zogenoemde «sugartax». De sugartax
belast in de hoofdregel de hoeveelheid suiker die bedrijven aan hun drankjes toevoegen.
Hiermee wordt rekening gehouden met het feit dat fruit al suiker bevat, zodat het
niet zozeer gaat om de hoeveelheid suiker in het drankje, als meer de hoeveelheid
toegevoegde suiker. In het Verenigd Koninkrijk is de verschuldigde belasting afhankelijk
van de verhouding tussen de hoeveelheid gram aan suiker per milliliter. Drank met
meer dan vijf gram suiker per honderd milliliter worden belast tegen een laag tarief,
namelijk 18 pence per liter. Voor drank met acht gram of meer per honderd milliliter
geldt een tarief van 24 pence per liter.
In Mexico bestaat een vergelijkbare belasting in de vorm van een verbruiksbelasting.
Suikerdrank wordt belast tegen tien procent en heeft geleid tot een afname van twaalf
procent van gekochte suikerdrank. In Hongarije vindt de heffing plaats op het niveau
van de bedrijven die de suikerdranken maken en heeft die geleid tot een veertig procent
afname in de hoeveelheid suiker in de producten.
De sugartax kan naar zijn aard zowel een productiebelasting als een verbruiksbelasting
zijn. De sugartax heeft het karakter van een productiebelasting op het moment dat
de bedrijven belasting moeten betalen over de hoeveelheid suiker die zij in hun producten
stoppen. De heffing vindt vroeg in de keten plaats, waarbij bedrijven ter compensatie
van deze heffing de kostprijs van hun producten verhogen. De sugartax heeft het karakter
van een verbruiksbelasting op het moment dat de heffing aan het einde van de keten
plaatsvindt. De consument zal meer moeten betalen voor producten met een hogere suikerwaarde.
Een kostprijsverhogende indirecte belasting heeft dus een positief gedragseffect.
Het vertrouwen bestaat dus ook dat de invoer van een Slachttaks als stimulans werkt
voor bedrijven en consumenten om over te gaan naar plantaardige eiwitten.
III. De drie pijlers
Aan deze initiatiefnota liggen de volgende drie voorstellen ten grondslag:
1. Een Slachttaks;
2. Voorkomen van ongewenste neveneffecten;
3. Verenigbaarheid met staande wetgeving.
1. Een Slachttaks
In Nederland bevinden zich ongeveer 240 slachterijen. Het eerste voorstel richt zich
op het belasten van deze slachterijen. Het slachten van dieren kwalificeert vervolgens
als het belastbare feit. De heffing op het niveau van de slachterijen is in dit geval
vergelijkbaar met de sugartax als productiebelasting. De heffing vindt vroeg in de
keten plaats, namelijk op het niveau van de slachterijen.
Voor de doeleinden van deze initiatiefnota wordt het begrip «dier» ruim uitgelegd.
In het uiteindelijke wetsvoorstel kan vervolgens nader worden gespecificeerd om welke
dieren het gaat. Dat kan door bij of krachtens de wet te bepalen op welke dieren het
voorstel betrekking heeft.
Voor de maatstaf van heffing kunnen diverse uitgangspunten worden genomen. Een denkbare
maatstaf is via de formule G x T. In dit geval staat G voor het gewicht van het te
slachten dier vlak voor het slachtingsmoment en T voor het geldende tarief. Het geldende
tarief kan op drie voor de hand liggende manieren worden vastgesteld.
De eerste manier is dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen gewicht en diersoort;
er is belasting verschuldigd voor ieder dier dat wordt geslacht.
De tweede manier is dat per diersoort een apart tarief geldt. Voor deze tweede manier
zou het Besluit diergezondheidsheffing als maatstaf kunnen dienen. Er wordt nog onderzocht
in hoeverre de tarieven zoals die in het besluit zijn opgenomen overgenomen kunnen
worden voor de doeleinden van de Slachttaks.
De derde manier is dat het gewicht van het dier bepalend is voor het geldende tarief.
Het ligt in dat geval dus voor de hand om een schijvenstelsel te introduceren.
Een schijvenstelsel maakt de handhaafbaarheid bovendien aanzienlijk makkelijker. Afhankelijk
van de diersoort mag bij voorbaat worden verondersteld dat zij binnen een bepaalde
gewichtsklasse vallen.
Een andere mogelijkheid is dat de verschuldigde belasting wordt berekend aan de hand
van het aantal dieren dat wordt geslacht, ongeacht hun gewicht. Ook hier bestaan dezelfde
twee mogelijkheden, namelijk dat de slachterijen worden belast naar het aantal dieren
dat wordt geslacht, dan wel dat verschillende tarieven gelden voor verschillende dieren.
Voorgesteld wordt om van de Slachttaks een aangiftebelasting te maken. De slachterijen
zijn dan zelf verantwoordelijk voor het berekenen van de verschuldigde belasting en
zullen deze belasting uit eigen beweging moeten afdragen. Constaterende dat een tijdvakbelasting
hier het meest voor de hand ligt, wordt nog onderzoek gedaan of verschuldigde betaling
per kwartaal, per half jaar of per jaar moet geschieden.
2. Voorkomen van ongewenste neveneffecten
De invoer van een Slachttaks kan ervoor zorgen dat veehouders naar buitenlandse slachterijen
zullen gaan. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. De Slachttaks legt
immers de heffing op het niveau van de slachterijen, waardoor de veehouders de lasten
van een Slachttaks niet per definitie zullen dragen. Uiteindelijk hangt de vraag of
dit effect al dan niet zal plaatsvinden samen met de relatieve marktmacht van de diverse
spelers in de vleesketen.
Om het risico van een stijging van ongewenste export van levende dieren te mitigeren,
zal analoog aan een Slachttaks een tweede voorstel worden gedaan, waarbij het transporteren
van vee naar buitenlandse slachterijen het belastbare feit is. Dit voorstel merkt
gelijk op dat het transporteren van vee als belastbaar feit een ruimere subjectieve
belastingplicht kent ten opzichte van het eerste voorstel. Het bedrijf dat het vee
wil transporteren kan dat immers doen via een derde, maar ook zelf indien hij over
de nodige middelen beschikt. Daarom wordt degene die het vee vervoert als belastingplichtige
aangewezen.
Voor het geldende tarief zijn verschillende alternatieven denkbaar. Een mogelijkheid
is dat het aantal gereden kilometers de maatstaf vormt voor de heffing. Een alternatief
is dat het aantal dieren dat wordt getransporteerd om te worden geslacht de maatstaf
voor de heffing vormt. Vervolgens kan, net zoals bij het eerste voorstel, een schijvenstelsel
worden geïntroduceerd dat voor diverse gewichtsklassen een tarief toekent.
Net zoals bij het eerste voorstel wordt voorgesteld om van de Slachttaks een aangiftebelasting
te maken. De slachterijen zijn dan zelf verantwoordelijk voor het berekenen van de
verschuldigde belasting en zullen deze belasting uit eigen beweging moeten afdragen.
Constaterende dat een tijdvakbelasting hier het meest voor de hand ligt, wordt nog
onderzoek gedaan naar of verschuldigde betaling per kwartaal, per half jaar of per
jaar moet geschieden.
Potentiële neveneffecten
Een heffing op veetransport brengt mee dat de bedrijven die het vee transporteren
een aparte kilometeradministratie moeten bijhouden. Het is lastig te controleren of
alle kilometers gerelateerd aan het veetransport op de juiste wijze zijn geadministreerd.
Het is immers niet voor niks dat de wetgever voor auto’s van de zaak een fictie heeft
ingevoerd dat een dergelijke auto ook geacht wordt voor privédoeleinden ter beschikking
te staan.
Daarnaast worden bedrijven die hun vee zowel zelf houden als zelf slachten in beide
alternatieven effectief niet belast, voor zover transport niet plaatsvindt. Er worden
in dat geval immers geen kilometers gereden. Daarom moet nog worden onderzocht hoeveel
veehouders op locatie over een slachterij beschikken.
3. Verenigbaarheid met staande wetgeving;
Nederlandse wetgeving
In zowel het eerste als tweede voorstel wordt een aangiftebelasting voorgesteld. De
heffingssystematiek volgt in dat geval de huidige wetgeving van de Algemene Wet inzake
Rijksbelastingen (AWR). Er wordt nog onderzocht of de overige fiscale wetten moet
worden gewijzigd bij de invoer van een van de twee voorstellen.
EU-wetgeving
Vanuit de interne marktgedachte mogen EU-lidstaten de onderlinge handel niet ongunstig
beïnvloeden. Slachttaks moet op zo’n wijze worden vormgegeven dat het de handel niet
belemmert.
Het is niet de bedoeling dat bedrijven hun dieren over de grens laten slachten om
op deze wijze het doel en de strekking van de Slachttaks te vermijden. Daarom zal
onderzocht worden of het opportuun is om voor te stellen dat een fictiebepaling wordt
ingevoerd op grond waarvan dieren die naar het buitenland worden gebracht om te worden
geslacht, geacht worden in Nederland te zijn geslacht. Deze fictiebepaling zou dan
voor zowel het eerste als tweede voorstel kunnen worden ingevoerd, waarbij de belastingplichtige
in het eerste voorstel verschuift van slachterij naar veehouder, en in het tweede
voorstel van transporteur naar veehouder.
IV. Financiële paragraaf
De kosten zullen beperkt blijven tot de kosten die gepaard gaan met het implementeren
en uitvoeren van herziene belastingwetgeving en zullen naar verwachting beperkt van
aard zijn, mede omdat dit voorstel beoogt relatief eenvoudig implementeerbaar te zijn.
Het aantal belastingplichtigen zal laag zijn. Grote stelselherzieningen zijn bij dit
voorstel niet aan de orde.
De opbrengsten van de Slachttaks zullen in dienst staan van de eiwittransitie. In
het wetsvoorstel zullen deze voorstellen nader worden uitgewerkt. Mogelijke opties
zijn stimuleringsregelingen «van dierlijk naar plantaardig». Zo kondigde Vion aan
dat het de slachterij in Leeuwarden zal ombouwen tot een fabriek voor plantaardige
vleesvervangers4. Dit soort investeringen zijn in potentie risicovolle investeringen, waardoor door
marktfalen de benodigde financiering op de kapitaalmarkt niet gerealiseerd kan worden.
Een fonds vanuit de overheid zou dit marktfalen kunnen beperken. De opbrengsten van
de Slachttaks kunnen derhalve voor een revolverend innovatiefonds worden benut, dat
geheel in dienst staat van de eiwittransitie.
V. Beslispunten en onderzoeksvragen
Deze nota is een eerste verkenning naar een initiatiefwet voor het heffen van een
belasting in de vleesketen. Er staan nog enkele onderzoeksvragen en beslispunten open.
Deze onderstaande onderzoeksvragen worden in principe door initiatiefnemer beantwoord.
1. Het is voor initiatiefnemer niet acceptabel dat een Slachttaks, in wat voor vorm dan
ook, zal leiden tot extra transportbewegingen van levende dieren. Elk voorstel voor
een Slachttaks zal dan ook worden begeleid door flankerende maatregelen die het risico
op ongewenste transportbewegingen danig verkleinen. Over de oplossingsrichting, een
aanvullende transportheffing op levende dieren of een fictiebepaling waarbij dieren
die naar het buitenland worden gebracht om te worden geslacht, geacht worden in Nederland
te zijn geslacht, of een combinatie van beiden, moet worden besloten.
2. De Slachttaks kan op drie manieren worden uitgevoerd. De eerste manier is dat geen
onderscheid wordt gemaakt tussen gewicht en diersoort; er is belasting verschuldigd
voor ieder dier dat wordt geslacht. De tweede manier is dat per diersoort een apart
tarief geldt. De derde manier is het gewicht van het dier bepalend is voor het geldende
tarief. Over de invoering Slachttaks zelf en techniek dient nader te worden besloten.
3. Besloten dient te worden of bijvoorbeeld een zogeheten border adjustment tax mechanisme
een oplossingsrichting kan bieden.
4. Besloten moet worden waar de belasting in de vleesketen geheven dient te worden. Het
is mogelijk dat de belasting op een andere plek in de vleesketen worden geheven dan
bij slachthuizen. Hierbij valt te denken aan vleesverwerkende bedrijven of koel- en
vrieshuizen. Zowel vleesverwerkende bedrijven als koel- en vrieshuizen hebben, net
als slachthuizen, het voordeel dat het hier om een beperkt aantal belastingplichtigen
gaat. Er zijn enkele voordelen te verwachten van het op een later moment in de vleesketen
heffen, zoals het mogelijkerwijze wegnemen van het risico dat een Slachttaks leidt
tot extra transportbewegingen van levende dieren. In het verlengde daarvan zal een
heffing later in de vleesketen mogelijkerwijze ook het risico op ongewenste extra
import van vlees voor de Nederlandse markt verlaagd worden.
5. Er zal besloten moeten worden om welke dieren het zal gaan. Dat kan door middel van
het bij wet aanwijzen van bepaalde dieren, dan wel via een delegatiebepaling.
6. Er moet de besloten worden of en zo ja hoe de opbrengsten van de slachttaks aangewend
worden. Het is de wens van indiener dat de opbrengsten in dienst zullen staan van
de eiwittransitie en niet terugvloeien in de staatskas. Een mogelijke besteding zou
zijn een revolverend fonds dat aangewend kan worden voor de eiwittransitie.
7. De Kamer wordt verzocht in te stemmen met verder onderzoek door de initiatiefnemer
naar bovengenoemde punten in het kader van het voorgenomen initiatiefwetsvoorstel.
Van Raan
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. van Raan, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.