Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over de Nederlandse participatie in de Event Horizon Telescope
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Nederlandse participatie in de Event Horizon Telescope (ingezonden 1 oktober 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
30 oktober 2019).
Vraag 1
Kent u de berichten «They brought us the first photo of a black hole. Now, it won
them $ 3 million»1, «Breakthrough price in fundamental physics awarded to event horizon telescope collaboration
for black hole observation»2 en «Nederland stopt financiering telescoop die foto zwart gat mogelijk maakte»?3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het belang voor de Nederlandse wetenschap van de Nijmeegs-Leids-Amsterdamse
participatie in het Event Horizon Telescope onderzoek?
Antwoord 2
De eerste foto van een zwart gat, mogelijk gemaakt door de internationale samenwerking
in de Event Horizon Telescope, is een belangrijke wetenschappelijke doorbraak die wereldwijd veel aandacht heeft
gekregen.
Ik heb groot respect voor de Nederlandse wetenschappers die hieraan een belangrijke
bijdrage hebben geleverd en daarmee de Nederlandse wetenschap op de kaart hebben gezet.
De manier waarop ik het belang van dit onderzoek beoordeel, doet bij een onafhankelijk
oordeel van NWO overigens niet ter zake. Ik intervenieer niet in de besluitvorming
van NWO. Wel is er vanuit mijn ministerie contact geweest met de Radboud Universiteit
waarbij is gesproken over de waarde van de foto voor de Nederlandse wetenschap en
het feit dat er hierdoor veel positieve aandacht voor (fundamentele) wetenschap is
ontstaan. Goede wetenschapscommunicatie is essentieel om zoveel mogelijk mensen te
bereiken. Gezien het belang hiervan en omdat de wetenschapscommunicatie veel vergt
van Prof. Falcke en zijn onderzoeksgroep, heb ik een éénmalig bedrag van € 200.000
toegekend ter ondersteuning zodat er voldoende aandacht kan zijn voor goede communicatie.
Ik zal binnenkort ook persoonlijk met Prof. Falcke spreken om meer te horen over zijn
onderzoek.
Vraag 3
Kunt u aangeven in hoeverre de Nederlandse afwijzing de kans op Europese onderzoeksfinanciering
voor de Nederlandse participatie in Event Horizon Telescope beïnvloedt?
Antwoord 3
Nee. Op deze vraag is alleen een speculatief antwoord mogelijk en ik waag mij niet
aan speculaties.
Vraag 4
Is het volgens u uniek wanneer onderzoek wereldwijde lofuitingen krijgt, prestigieuze
prijzen als – in dit geval – de breakthrough prize for fundamental physics ontvangt,
genoemd wordt voor een Nobelprijs maar het vervolg in Nederland desondanks niet door
de voorronde van onderzoeksfinanciering in het programma van de Nederlandse Organisatie
voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) terzake komt?
Antwoord 4
In het beoordelingsproces van NWO worden nieuwe onderzoeksvoorstellen door onafhankelijke
commissies beoordeeld. Deze commissies, bestaande uit wetenschappers, beoordelen voorstellen
op basis van peer review. Hierbij kan onder meer worden gekeken naar het track record
van de aanvragende onderzoekers, naar de kwaliteit van het onderzoeksvoorstel en van
de aanvragers en naar de maatschappelijke impact. Wereldwijde loftuitingen en ontvangen
prestigieuze prijzen mogen om der wille van de objectiviteit in het beoordelingsproces
geen rol spelen, ieder afzonderlijk voorstel dient op zijn eigen merites en potentie
te worden beoordeeld. Ik wijs erop dat er inmiddels nieuwe financieringsaanvragen
liggen zodat er mogelijk alsnog NWO-financiering komt. Zie ook de antwoorden op de
vragen van het lid van uw Kamer de heer Futselaar over «het bericht dat Nederland
de geldkraan van beroemd onderzoek naar zwarte gaten dicht draait» (2019Z18454, ingezonden 1 oktober 2019).
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het effect dat slagingspercentages vanaf 7% bij financieringsinstrumenten
van NWO hebben op de werkdruk van Nederlandse wetenschappers?
Antwoord 5
Het honoreringspercentage verschilt per financieringsinstrument. Voor een wetenschappelijke
loopbaan zijn onderzoekers steeds meer aangewezen op succes in de tweede en derde
geldstroom. Dit draagt bij aan de aanvraagdruk en onderzoekers geven aan veel tijd
kwijt te zijn aan het schrijven van onderzoeksvoorstellen (die vaak niet gehonoreerd
kunnen worden). Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op het rapport van de Adviescommissie
bekostiging hoger onderwijs en onderzoek vind ik het belangrijk dat de aanvraagdruk
wordt teruggedrongen en dat er een goede balans is tussen competitie en samenwerking.4 Naar aanleiding van dit rapport is onder meer besloten tot een overheveling van de
tweede naar de eerste geldstroom. Voorts heeft NWO in 2017 een pakket maatregelen
ingevoerd met als oogmerk de aanvraagdruk te verminderen. De succesvolle implementatie
hiervan vraagt een inspanning van zowel NWO als de universiteiten. Tenslotte heb ik
aan NWO, VSNU en KNAW verzocht een gezamenlijk plan op te stellen om de (systeem)druk
op wetenschappers te verlichten. De instellingen zijn hierover met elkaar in gesprek.
Vraag 6
Heeft u zicht op de hoeveelheid uren die Nederlandse wetenschappers gemiddeld besteden
aan het verwerven van onderzoeksfinanciering?
Antwoord 6
Hierover zijn weinig gegevens beschikbaar. De schattingen lopen uiteen. In het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) 2014 werd ingeschat dat men gemiddeld 6 procent van de tijd
kwijt is aan acquisitietaken. Het Rathenau Instituut schat het percentage dat onderzoekers
besteden aan acquisitie op 5 procent.5
Vraag 7
Is het volgens u wenselijk dat onderzoek dat in Nederland alom erkend op wereldtopniveau
plaatsvindt, het zonder structurele financieringsstroom moet stellen
Antwoord 7
Structurele financiering is er alleen voor instellingen zoals universiteiten en onderzoeksinstituten.
Voor consortia en andere samenwerkingsvormen zoals die tussen de Radboud Universiteit,
Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam in het kader van de Event Horizon
Telescope is vaak sprake van langjarige financiering maar niet van structurele. Dit
geldt zeker wanneer het gaat om grote onderzoekslijnen met een stevige infrastructurele
component. Na afloop van de financieringsperiode dient te worden bezien of de inzet
van de middelen nog steeds past bij actuele wetenschappelijke ontwikkelingen en strategische
keuzes op internationaal niveau. NWO en VSNU spelen een belangrijke rol in dit soort
afwegingen en zijn erover in gesprek hoe de scherpe keuzes die hiervoor nodig zijn
in gezamenlijkheid kunnen worden genomen. Daarnaast spelen ook grote Europese subsidies,
zoals de ESFRI Roadmap, een essentiële rol in de langjarige financiering van grootschalige
en internationale consortia.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Futselaar
(SP), ingezonden 1 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr.
524)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.