Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht dat wederom een jeugdzorginstelling sluit vanwege financiële problemen
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat wederom een jeugdzorginstelling sluit vanwege financiële problemen (ingezonden 5 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 29 oktober
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 111.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De Opbouw stopt met jeugdzorg en draagt Lijn5
over»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een uitgebreid overzicht bieden van de stappen die u heeft gezet in samenwerking
met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) met betrekking tot het uitvoeren van
financiële checks en het creëren van een early warning system, en hoe het fenomeen
regievoerende gemeente tot uitwerking is gebracht sinds u deze stappen toelichtte
op 15 mei jongstleden?2
Antwoord 2
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus
vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend.
Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid
van passende jeugdhulp. Bestuurders van aanbieders dragen zorg voor continuïteit van
de organisatie en het waarborgen van de kwaliteit van zorg.
Om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit
van zorg tijdig te kunnen signaleren, is binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd
afgesproken dat er een early warning instrument komt. De VNG heeft inmiddels een instrument
ontwikkeld dat input levert voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen accounthoudende
regio’s en aanbieders van specialistische jeugdhulp (dan wel gecertificeerde instellingen)
over signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. De VNG begeleidt op dit moment
de accounthoudende regio’s en aanbieders bij de voorbereiding van de invoering van
een early warning instrument.
Vraag 3
Bent u van mening dat de maatregelen met betrekking tot de financiële situatie van
jeugdzorginstellingen die u in mei toezegde voldoende zijn gebleken? Zo ja, waarom
bevinden meerdere jeugdzorginstellingen zich nog altijd op het randje van de afgrond?
Zo nee, welke maatregelen gaat u nu nemen om de situatie daadwerkelijk onder controle
te krijgen?
Antwoord 3
Mocht er sprake zijn van financiële en/of organisatorische problemen die kunnen leiden
tot discontinuïteit van zorg, dan zal in eerste instantie het Ondersteuningsteam Zorg
voor de Jeugd (OZJ) in actie komen. Het OZJ is sinds 1 januari 2019 operationeel en
biedt onder andere eerstelijns bemiddeling bij geschillen tussen gemeenten en aanbieders.
Als het OZJ geen soelaas biedt, kan sinds 1 januari 2019 geëscaleerd worden naar de
Jeugdautoriteit (JA). De JA heeft vier taken:
Bijdragen aan borging van de continuïteit van cruciale jeugdhulp door te bemiddelen
rond de inkoop van jeugdhulp of gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken.
Voorbereiden, indien aan de orde, van bestuurlijke maatregelen door de Minister voor
Rechtsbescherming of mijzelf.
Mij adviseren over lopende aanvragen en herzieningsverzoeken in het kader van de subsidieregeling
«Bijzondere transitiekosten Jeugdwet» (TAJ-regeling).
Signaleren en monitoren van financiële ontwikkelingen rond het Zorglandschap Jeugdhulp.
De Minister voor Rechtsbescherming en ik kunnen de JA vragen om onderzoek te doen
naar vraagstukken rond het Zorglandschap Jeugdhulp.
Verder heb ik met gemeenten afgesproken om € 20 miljoen uit de extra beschikbare middelen
voor gemeenten te positioneren bij de Jeugdautoriteit. Dit bedrag is bedoeld om de
mogelijkheid te hebben om tijdelijke liquiditeitssteun toe te kennen als de zorgcontinuïteit
daadwerkelijk in gevaar komt. De middelen kunnen na advies van de Jeugdautoriteit
en akkoord van gemeenten door VWS worden ingezet en dienen te worden terugbetaald.
In het najaar van 2019 zal daartoe een subsidieregeling operationeel zijn.
Vraag 4, 5
Kijkt u inmiddels anders aan tegen mijn motie over onderzoek naar financiële gezondheid
jeugdzorginstellingen waar u eerder bezwaar tegen had vanwege de term «onderzoek»,
wat volgens u niet nodig was? Zo ja, bent u bereid deze motie alsnog over te nemen?3
Kunt u zich voorstellen dat het geen vertrouwen schept in uw optreden wanneer u onderzoek
doen naar de financiële situatie van grote jeugdzorginstellingen onnodig acht, terwijl
er telkens instellingen omvallen met ingrijpende impact op de levens van kwetsbare
kinderen?
Antwoord 4, 5
Uw motie heb ik inderdaad ontraden vanwege het woord «onderzoek». Daarbij gaf ik aan
graag een overzicht van maatregelen toe te zeggen die ik op dit moment neem als er
sprake is van financiële en/of organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit
van jeugdhulp. Voor dit overzicht verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Aanvullend daarop laat de Jeugdautoriteit (JA) op dit moment een analyse uitvoeren
naar de financiële positie van (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders
op basis van de jaarrekeningen 2017 en 2018. De analyse is in opzet gelijk aan de
inventarisatie die de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft benut voor haar haar
vierde jaarrapportage (van maart 2018). De JA zal de analyse beoordelen. Als daartoe
aanleiding is, zal de JA met bepaalde jeugdhulpaanbieders en gemeenten in gesprek
gaan.
Vraag 6
Bent u van mening dat het faillietgaan van deze zoveelste jeugdzorginstelling in enkele
maanden tijd eindelijk reden is tot het nemen van extra maatregelen? Zo nee, hoe legt
u dit uit aan de kinderen die hun woonplek verliezen en voor de zoveelste keer andere
medewerkers om zich heen krijgen?
Antwoord 6
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische
jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. De situatie bij deze aanbieders is verschillend.
Ik herken het beeld niet dat in enkele maanden de zoveelste jeugdhulporganisatie failliet
is gegaan. De Jeugdautoriteit is betrokken. Ik volg de ontwikkelingen nauwlettend
vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.