Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber over de registratie van levend geboren kinderen die voor het doen van geboorteaangifte reeds waren overleden
Vragen van de leden Van der Graaf en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de registratie van levend geboren kinderen die voor het doen van geboorteaangifte reeds waren overleden (ingezonden 24 september 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
24 oktober 2019).
Vraag 1
Is het waar dat in het verleden (onder andere in de jaren ’70) kinderen, die geboren
werden, kort leefden en waarvan door omstandigheden (bijvoorbeeld geboorte op een
feestdag) pas na het overlijden geboorteaangifte kon worden gedaan, niet werden opgenomen
in het Persoonsregister en dat dit juridisch gezien een sluitende procedure was?
Antwoord 1
Het is hier van belang om te wijzen op het onderscheid tussen de burgerlijke stand
en de bevolkingsregistratie. Tot 1 januari 1995 werd door de ambtenaar van de burgerlijke
stand een akte van levenloos geboren kind opgemaakt als een kind kwam te overlijden
voordat er geboorteaangifte was gedaan. Het kind kon op grond van deze akte echter
niet worden opgenomen in de bevolkingsregistratie; dat was op grond van de toen geldende
wetgeving niet toegestaan. Niettemin was registratie van het kind in de bevolkingsregistratie
wel mogelijk als de rechtbank op verzoek van de ouders had gelast dat er door de ambtenaar
van de burgerlijke stand aparte akten van geboorte en overlijden van het kind zouden
worden opgemaakt (art. 1:52 lid 4 BW oud). In dat geval kon het kind wel worden opgenomen
in de bevolkingsregistratie.
Sinds 1 januari 1995 is het niet meer nodig dat de ouders van een kind dat heeft geleefd,
maar voor de geboorteaangifte is overleden, een verzoek richten aan de rechtbank als
hiervoor bedoeld. Met betrekking tot deze kinderen worden door de ambtenaar van de
burgerlijke stand direct aparte akten van geboorte en overlijden van het kind opgemaakt
en vindt op grond daarvan opneming plaats van het kind in de bevolkingsregistratie
(destijds GBA, nu BRP).
Vraag 2
Is het waar dat deze kinderen met de wijziging van de Wet basisregistratie personen
weliswaar bij de gemeente kunnen worden geregistreerd, maar dat zij enkel kunnen worden
geregistreerd als levenloos geboren?
Antwoord 2
De situatie waar deze vraag op doelt, betreft de registratie van een kind dat in het
verleden is geboren, maar waarvan nu de registratie in de BRP wordt verzocht. Indien
het kind voor de invoering van de elektronische bevolkingsregistratie (de GBA) op
1 oktober 1994 is geboren en overleden kan het niet alsnog zelfstandig in de BRP worden
opgenomen met een persoonslijst, waarop naast de geboortedatum ook de overlijdensdatum
is vermeld. Die onmogelijkheid geldt overigens voor alle personen die voor 1 oktober
1994 zijn overleden, niet alleen voor kinderen als hier bedoeld. Dit heeft te maken
met het stopzetten van de bijhouding van de bevolkingsregistratie zoals die tot dat
moment werd gevoerd. Omdat omtrent het kind eerder echter wel een akte van levenloos
geboren kind was opgemaakt, kunnen alsnog gegevens over het kind worden opgenomen
op de persoonslijst van de ouders. Indien de ouders, op de wijze als uiteengezet in
het antwoord op vraag 1, de akte van levenloos geboren kind hebben laten vervangen
door een akte van geboorte en een akte van overlijden, kunnen vervolgens de gegevens
omtrent de geboorte van het kind in de BRP worden opgenomen op de persoonslijst van
de ouder die daarom verzoekt. Deze gegevens worden dan ontleend aan de geboorteakte
waarin de eerdere akte van levenloos geboren kind is omgezet. De overlijdensdatum
van het kind wordt niet op de persoonslijst van de ouder opgenomen. Dat geldt conform
de systematiek van de BRP overigens voor iedere persoon die als gerelateerde op de
persoonslijst van een ingeschrevene kan zijn vermeld (ouders, kinderen, gehuwden of
geregistreerd partners).
Het voor de geboorteaangifte overleden kind staat als gevolg van deze procedure derhalve
niet als levenloos geboren kind in de BRP geregistreerd. Dat blijkt ook uit de verwijzing
naar het aktenummer dat als brondocument dient voor de vermelding van het gegeven
over de geboorte van het kind op de persoonslijst van de ouder. Dat aktenummer heeft
de codering van een reguliere geboorteakte en niet van een akte levenloos geboren
kind.
Vraag 3
Begrijpt u dat het voor ouders zeer pijnlijk is, wanneer hun kind korte tijd heeft
geleefd maar het niet als zodanig in de Basisregistratie Personen kan worden opgenomen?
Antwoord 3
Ja, dat begrijp ik. Zoals in het antwoord op vraag 2 is vermeld, kan een kind, indien
dit voor 1 oktober 1994 is geboren en overleden, helaas niet met een eigen persoonslijst
in de BRP worden opgenomen. Door de registratie van het kind op de persoonslijst van
de ouder, waarbij de geboortedatum wordt opgenomen en tevens wordt vermeld dat die
datum is ontleend aan een reguliere geboorteakte, blijkt echter evengoed dat het kind
heeft geleefd.
Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u om ouders in staat te stellen in deze specifieke gevallen
hun kind alsnog in de Basisregistratie Personen op te laten nemen als zijnde levend
geboren en daarna overleden? Bent u bereid hiertoe met aanvullende instructies richting
gemeenten en zo nodig met aanvullende wetgeving te komen?
Antwoord 4
Gegeven de systematiek die op 1 oktober 1994 is gekozen voor het registreren van personen
die voor die datum al waren overleden, zie ik geen mogelijkheid om voor deze situatie
ook de overlijdensdatum van het kind in de BRP op te nemen. Het zou een ingrijpende
fundamentele wijziging betekenen van de opzet van de BRP. Omdat in de huidige situatie
al uit de BRP blijkt dat het kind heeft geleefd, acht ik aanvullende instructies en
wetgeving niet nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.