Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel van Dijk over de kosten van OCW-voorzieningen voor Nederlanders met een (niet-westerse) migratieachtergrond
Vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel vanDijk (allen PVV) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over kosten van OCW-voorzieningen voor allochtonen (ingezonden 19 juli 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media (ontvangen 22 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 3860;
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid
Fritsma van tien jaar geleden, 17 juli 20091, over de kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen
in Nederland? Bent u bereid deze vragen nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel
antwoord te voorzien?
Antwoord 1
Ja; wij zullen deze vragen opnieuw beantwoorden.
Vraag 2
Kunt u aangeven welk deel van al het onderwijs wordt aangewend voor (niet-westerse)
allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de (jeugdige) bevolking van ons
land, en hoe deze groep is verdeeld over de diverse onderwijstypen?
Antwoord 2
Het aandeel leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond was
op peildatum 1 oktober 2018: PO: 18,6%, VO: 17,8%, MBO: 21,9%, HBO: 16,5% en WO: 15,3%.
Op 1 oktober 2018 volgden 3.736.500 mensen één van deze typen onderwijs, onder wie
683.110 mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dat is 18,3% van het totaal
aantal onderwijsvolgenden op die datum.
Vraag 3
Kunt u aangeven wat de weerslag hiervan is in de kosten die hierdoor ten aanzien van
(niet-westerse) allochtonen worden gemaakt?
Antwoord 3
Het aandeel leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond kan
niet worden doorvertaald naar een aandeel in de kosten. Dit komt door het systeem
van lumpsum bekostiging in het onderwijs. Binnen de lumpsum worden bedragen niet geoormerkt voor
bepaalde groepen en er wordt door de onderwijsinstellingen ook niet verantwoord naar
herkomst van de leerlingen en studenten.
Vraag 4
In welke mate worden extra kosten voor allochtone leerlingen gemaakt in de sfeer van
bijvoorbeeld het tegengaan van spijbelen en schooluitval (gelet op oververtegenwoordiging
hierin van allochtone leerlingen)? En hoe hoog zijn deze kosten?
Antwoord 4
In de kosten van de aanpak van spijbelen en voortijdig schoolverlaten wordt geen onderscheid
gemaakt naar doelgroepen. Iedere leerling of student valt onder deze regelingen. Wel
kunnen scholen in het speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs extra
personele bekostiging ontvangen voor leerlingen die tot een culturele minderheid behoren.
Voor het schooljaar 2019–2020 is hiervoor € 45,5 miljoen beschikbaar. Ook krijgen
basisscholen extra materiele bekostiging voor Nederlands onderwijs aan anderstaligen.
Dit bedraagt € 4,5 miljoen in 2019. Soortgelijke regelingen bestaan al sinds de jaren
tachtig. Daarnaast is er in het primair en voortgezet onderwijs (aanvullende) bekostiging
voor nieuwkomers die bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs
aan nieuwkomers. In 2019 is hiervoor € 90 miljoen beschikbaar. Ook voor al deze regelingen
geldt dat er geen onderscheid gemaakt wordt naar doelgroepen. Via deze regelingen
is extra bekostiging beschikbaar voor zowel leerlingen met een (niet-westerse) migratieachtergrond
als expats en vreemdelingen.
In het hoger onderwijs was tien jaar geleden een bedrag van € 12,8 miljoen structureel
geoormerkt voor het verbeteren van het studiesucces van Nederlandse studenten met
een niet-westerse achtergrond. Dat bedrag maakt nu onderdeel uit van de Rijksbijdrage
voor ho-instellingen. Via een bijdrage aan de Stichting UAF is voor de begeleiding
en ondersteuning van vluchtelingen die zich voorbereiden op een studie in het middelbaar
beroepsonderwijs en het hoger onderwijs jaarlijks € 2,8 miljoen beschikbaar.
Vraag 5
In welke mate worden kosten op het gebied van cultuur, media, kinderopvang en emancipatie
gemaakt voor (niet-westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de
bevolking en de specifieke karakteristieken die deze groep kent ten aanzien van bijvoorbeeld
emancipatie?
Antwoord 5
Cultuur
Het beleid is ten opzichte van tien jaar geleden verschoven, zie ook de Visiebrief
en de Uitganspuntenbrief. OCW subsidieert geen instellingen meer apart onder de noemer
culturele diversiteit. OCW subsidieert wel een aantal initiatieven vanuit de sector,
waarin brancheverenigingen en instellingen samenwerken:
– Actieplan Cultuur en creatief inclusief https://cultuurencreatiefinclusief.nl/
– Theater Inclusief: In 2017 hebben 9 BIS Theatergezelschappen en 13 Standplaatstheaters
het initiatief genomen de podiumkunsten een betere representatie te laten zijn van
de samenleving. Dit heeft geresulteerd in het driejarige stimuleringsprogramma Theater
Inclusief dat in september 2018 van start is gegaan. Het wordt medegefinancierd door
het Ministerie van OCW, het VSB Fonds en het Bank Giro Loterij Fonds. Hier is € 0,24 miljoen
per jaar mee gemoeid.
Media
Publieke omroepen hebben de wettelijke opdracht om onder meer op evenwichtige wijze
een beeld van de samenleving te geven en om hun aanbod te richten op zowel een breed
en algemeen publiek, als bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang
en samenstelling met in het bijzonder aandacht voor kleine doelgroepen. Zij ontvangen
daarvoor financiering. Het Ministerie van OCW registreert niet welk deel van de financiering
wordt ingezet voor mensen met een (niet-westerse) migratieachtergrond.
Emancipatie
Het emancipatiebeleid heeft betrekking op gender- en lhbti emancipatie. Twee posten
zijn exclusief gericht op mensen met een migranten- of vluchtelingenachtergrond:
de alliantie verandering van binnenuit; € 500.000 per jaar voor de periode 2018 t/m
2022
de subsidie aan Femmes for Freedom voor het bevorderen van de emancipatie van vrouwen
of meisjes met een migranten- of vluchtelingenachtergrond; totaal € 517.291 in de
periode 2019–2022
Vraag 6
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert
op het terrein van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
Antwoord 6
De overheid voert geen boekhouding van de kosten en opbrengsten van groepen in de
samenleving. En onderscheid naar herkomst wordt alleen gemaakt/kan gemaakt worden
als dit noodzakelijk is met het oog op monitoren van een achterstandssituatie.
Vraag 7
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van niet-westerse
allochtonen in de bevolking en de oververtegenwoordiging van deze groep in zaken als
schooluitval?
Antwoord 7
Het aandeel van leerlingen en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond
op het totaal aantal leerlingen en studenten, is bepaald door koppeling (door het
CBS), van DUO-gegevens over onderwijsdeelname aan persoonsgegevens verzameld door
het CBS.
OCW baseert de informatie over het aantal voortijdige schoolverlaters op gegevens
uit het Basisregister Onderwijs (BRON) en het GBA. Met behulp van de gegevens uit
BRON en bijbehorende algoritmes worden door DUO de voortijdig schoolverlaters afgeleid
en gekoppeld aan persoonsgegevens uit het GBA, zoals het geboorteland en nationaliteit.
DUO publiceert jaarlijks factsheets waarin ook het aandeel voortijdig schoolverlaters
onder de groep mensen met een migratieachtergrond wordt benoemd. De factsheets zijn
te vinden op de website van DUO: https://duo.nl/open_onderwijsdata/publicaties/vsv/index.jsp.
Vraag 8 en 9
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen vijf jaar en (geprognosticeerd)
het komende jaar en de komende vijf jaar?
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hier de reden
van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
Zie de antwoorden op vragen 3, 4 en 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.