Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kerstens over de artikelen over PrivaZorg van Follow the Money en Trouw
Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de artikelen over PrivaZorg van Follow the Money en Trouw (ingezonden 12 augustus 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 18 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3780.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen over PrivaZorg van Follow the Money en Trouw?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bevatten genoemde artikelen voor u nieuwe feiten? Welke zijn dat en zijn die feiten
aanleiding tot nader onderzoek en/of aanvullende maatregelen (in de casus PrivaZorg
als ook meer algemeen in het kader van het tegengaan van misstanden zoals hier aan
de orde)?
Antwoord 2
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft dit voorjaar een uitgebreid rapport
uitgebracht over haar onderzoek dat in 2018 en 2019 heeft plaatsgevonden en betrekking
had op Privazorg in de periode 2013–20193.
In 2013 heeft de IGJ onderzoek gedaan n.a.v. signalen met betrekking tot de kwaliteit
van zorg. Dit heeft ertoe geleid dat in 2015 verscherpt toezicht is ingesteld bij
drie steunpunten van Privazorg. In 2015 ontving de IGJ ook signalen over de wijze
waarop Privazorg is georganiseerd. Destijds had de IGJ in haar toezicht minder aandacht
voor de governance en bedrijfsvoering van zorgaanbieders.
In 2018 heeft de IGJ, samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), naar aanleiding
van een melding opnieuw een onderzoek gestart naar Privazorg. In dit onderzoek stond
de naleving van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen (Wkkgz), de Governancecode
Zorg en de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi) centraal en lag de focus op de governance
en bedrijfsvoering. De IGJ heeft het eerder ingestelde verscherpt toezicht, dat was
ingesteld vanwege bestuurlijke onrust bij Privazorg, aangevuld met de bevindingen
uit dit onderzoek.
De IGJ en de NZa hebben eerder aangegeven4 dat hen de bevoegdheid ontbreekt specifiek onderzoek te doen naar integere en professionele
bedrijfsvoering, belangenverstrengeling, wegsluizen van zorggelden en het optuigen
van complexe twijfelachtige bedrijfsstructuren.
In mijn brief van 9 juli 20195 aan Uw Kamer heb ik u geïnformeerd over mijn voornemen om wetgeving voor te bereiden
met betrekking tot wettelijke normen op het gebied van de transparante, integere en
professionele bedrijfsvoering en randvoorwaarden voor dividenduitkering in de extramurale
zorg.
Ook binnen de huidige wettelijke kaders spannen de toezichthouders zich maximaal in
om problematiek op het gebied van de integere en professionele bedrijfsvoering bespreekbaar
te maken, en ongewenste situaties te onderzoeken en adresseren. Daartoe hebben zij
in 2018 een gezamenlijk programma Toezicht op integere bedrijfsvoering opgericht en
werken zij intensief samen in verschillende dossiers.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat voor toezichthoudende overheidsorganen in de zorg, relevante
gegevens door een ander overheidsorgaan (in dit geval de Belastingdienst) niet met
hen zijn gedeeld, waardoor misstanden langere tijd «onder de radar bleven» en miljoenen
euro’s aan zorggeld konden worden weggesluisd?
Antwoord 3
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst is belast met de uitvoering van
fiscale wet- en regelgeving. In 2007 was het enkel mogelijk om een fiscaal delict
met inachtneming van de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale
delicten en douanedelicten (hierna: ATV-richtlijnen6) aan te melden voor het zogenoemde tripartiete overleg7. Hiertoe is in de regel geen aanleiding bij betalingen die als salarissen en beloningen
zijn aangegeven, aangezien het niet aan de Belastingdienst is om te oordelen over
de hoogte van de beloningen aan bestuurders van zorgorganisaties. Als partner binnen
het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) wisselt de Belastingdienst bij de uitvoering
van zijn fiscale taken en binnen de kaders van wet- en regelgeving signalen uit die
het toezicht op het zorgdomein raken en waarbij tevens een vermoeden van onrechtmatigheid
bestaat. De IGJ en NZa maken ook onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Het IKZ
bestaat sinds 1 november 2016.
Vraag 4
Is inmiddels geborgd dat het in bovenstaande vraag aan de orde gestelde zich in voorkomende
gevallen niet meer voordoet en relevante informatie dus wordt gedeeld?
Antwoord 4
Het IKZ is in 2016 opgericht. Het IKZ is een samenwerking van de Belastingdienst (inclusief
FIOD), het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), de IGJ, de Inspectie SZW (ISZW),
de NZa, het Openbaar Ministerie (OM), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en
Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Het IKZ beoogt de integriteit van de zorgsector verder
te versterken. Het doel is om via het combineren van informatie de IKZ-partners in
staat te stellen fraude in de zorg effectiever aan te pakken. Binnen het IKZ kunnen
partijen informatie uitwisselen binnen de kaders van wet- en regelgeving daarvoor.
Vraag 5
Indien u de vierde vraag niet onverkort bevestigend kunt beantwoorden, wat zijn dan
de belemmeringen (geweest) om een en ander te regelen en bent u bereid (in samenspraak
met uw collega’s) alsnog te zorgen dat relevante informatie tussen betrokken overheidsinstanties
in voorkomende gevallen vlot en volledig wordt gedeeld?
Antwoord 5
Het uitwisselen van gegevens via het IKZ stuit nu nog op enkele knelpunten. Er zijn
niet altijd wettelijke grondslagen aanwezig om onderling gegevens te mogen verstrekken,
waardoor (informatie-)achterstand op frauderende partijen in stand blijft. Met het
wetsvoorstel Wbsrz (Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg) wordt gegevensuitwisseling
via het IKZ verder verbeterd door het IKZ een eigen wettelijke taak en grondslag te
geven. Het streven is dit wetvoorstel begin 2020 aan de Tweede Kamer te verzenden.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat blijkbaar pas na herhaaldelijk aandringen actie is ondernomen
op de concrete melding van een klokkenluider, die nota bene behoorlijk wat kennis
had van de gang van zaken bij PrivaZorg, als ook dat daarover nauwelijks terugkoppeling
naar betrokkene heeft plaatsgevonden? Welke overwegingen hebben daarbij een rol gespeeld?
Antwoord 6
Begin 2018 is een melding binnengekomen bij de IGJ en de NZa. In april 2018 is het
dossier onderzocht en beoordeeld binnen het IKZ. Vervolgens heeft de IGJ het onderzoek
samen met de NZa in de zomer van 2018 opgepakt. Met de melder zijn diverse gesprekken
gevoerd door de NZa in de periode voor het onderzoek. De IGJ heeft met de melder de
afspraak gemaakt deze op de hoogte te houden van het onderzoeksproces, niet van de
onderzoeksinhoud. Dit is ook gebeurd.
De melder is voorafgaande aan de publicatie van het verscherpt toezicht niet geïnformeerd
vanwege het feit dat de zorgaanbieder nog tot de dag van publicatie bezwaar kan aantekenen
tegen de publicatie. De melder was verrast over de publicatie en heeft vragen vanuit
de media gekregen. De IGJ heeft met de melder hierover gesproken en excuses aangeboden.
Vraag 7
Kunt u zich voorstellen dat het bovenstaande potentiële klokkenluiders ervan kan weerhouden
misstanden te melden, waardoor die misstanden langer dan nodig kunnen voortduren en
geld dat voor zorg is bestemd niet aan zorg wordt besteed? Hoe borgt u dat meldingen
van klokkenluiders voortvarend worden opgepakt?
Antwoord 7
Evenals de IGJ vind ik het belangrijk dat misstanden gemeld worden. Het melden van
misstanden moet veilig kunnen gebeuren. Gedurende een lopend onderzoek verschaft de
IGJ geen informatie over de inhoud van het onderzoek aan melders. Dit is noodzakelijk
voor een zorgvuldig verloop van het onderzoek.
Vraag 8
Vindt u het een wenselijke situatie dat zorgbestuurders toezicht houden op zorgbestuurders
(zoals in dit geval, waarin de bestuurder van een andere zorginstelling deel uitmaakte
van de Raad van Toezicht van PrivaZorg)? Zo nee, wat gaat u er aan doen om dat te
voorkomen?
Antwoord 8
Ik vind het niet onwenselijk wanneer zorgbestuurders tevens toezichthouder zijn bij
een andere zorginstelling. Zij kunnen immers hun kennis en ervaringen als bestuurder
aanwenden voor het toezicht. Hierbij is het uiteraard wel van belang dat er geen sprake
is van belangenverstrengeling. De Goverancecode Zorg 2017 bevat bepalingen om dit
te voorkomen. Daarnaast werk ik aan een wetsvoorstel met maatregelen omtrent integere
en professionele bedrijfsvoering waarin bepalingen omtrent het tegengaan van (de schijn
van) belangenverstrengeling worden opgenomen.
Vraag 9
Bent u bereid te regelen dat in een Raad van Toezicht van een zorginstelling altijd
iemand zitting heeft namens cliënten?
Antwoord 9
In artikel 7 van de huidige Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) en
in artikel 10 van de nieuwe Wmcz die komend jaar in werking zal treden, is geregeld
dat een zorginstelling in haar statuten (of, indien zij geen rechtspersoon is, anderszins
schriftelijk) vast moet leggen dat de cliëntenraad in de gelegenheid wordt gesteld
om een bindende voordracht te doen voor de benoeming van ten minste één lid van het
toezichthoudend orgaan. Met deze regeling wordt het cliëntenbelang naar mijn oordeel
afdoende gediend.
Vraag 10
Wat vindt u van de wirwar van constructies die PrivaZorg in de loop der tijd heeft
opgetuigd? Dragen die naar uw mening bij aan het verlenen van goede zorg of worden
er vooral andere «doelen» mee gediend? Bent u bereid aan een en ander paal en perk
te stellen?
Antwoord 10
De IGJ heeft geconcludeerd dat Privazorg niet voldoet aan artikel 3 Wkkgz omdat de
voorwaarden voor goede zorg niet op orde zijn vanwege gebrek aan goed bestuur en goed
toezicht. De wijze waarop de besturing van Privazorg is vormgegeven, leidt tot het
risico dat de maatschappelijke doelstelling van Privazorg als zorginstelling niet
gewaarborgd is en de centrale positie van de cliënt onvoldoende tot zijn recht komt.
Interne toezichthouders, noch externe toezichthouders konden adequaat toezicht houden
op het bestuur van en de geldstromen binnen Privazorg. Kortom, bij Privazorg was er
sprake van gebrekkig intern toezicht en belangenverstrengeling binnen een organisatie
die niet transparant was. Ik werk dan ook aan wetgeving met maatregelen om juist deze
zaken te bevorderen; het tegengaan van belangenverstrengeling, een betere positionering
van het intern toezicht en het vergroten van transparantie. Met deze maatregelen wil
ik zowel het interne toezicht, als het externe toezicht door de IGJ en NZa op deze
punten versterken. Wanneer deze zaken geborgd zijn, is het niet nodig om bepaalde
ondernemingsrechtelijke constructies te verbieden. Dit zou bovendien gezien de grote
verscheidenheid aan ondernemingsvormen lastig te operationaliseren zijn en een grote
en onnodige lastendruk voor de sector met zich meebrengen.
Vraag 11
Wat vindt u van de rol van de accountant in dezen? Ziet u aanleiding voor overleg
met bijvoorbeeld de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA)?
Antwoord 11
Na het uitbrengen van haar rapport hebben IGJ en NZA contact gezocht met de AFM en
zij hebben reeds gesproken met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA)
voor overleg. IGJ, NZa en NBA hebben afgesproken het gesprek over kwaliteitsverbetering
van accountants in de zorg voort te zetten. Daarnaast heeft de directeur van de NBA
in een openbare reactie aangegeven dat accountants het publiek belang dienen en de
samenleving mag verwachten dat ze wegblijven van hetgeen daarmee in strijd is. Het
is dus ongewenst als accountants – ook in hun adviesrol – medewerking verlenen aan
dubieuze constructies. Daarnaast behoort het tot de taak van een controlerend accountant
om zich te vergewissen van de integriteit van hun cliënt en gesignaleerde misstanden
aan de orde te stellen, aldus de NBA. Ik sluit mij volledig aan bij deze zienswijze.
Vraag 12
Heeft u zicht op het aantal zorginstellingen dat, nu zorgkantoren en zorgverzekeraars
daar in hun inkoopvoorwaarden eisen aan stellen, net als PrivaZorg actie dient te
ondernemen rondom de verhouding eigen werknemers/zzp-ers, teneinde een nieuw contract
te krijgen? Zo nee, wilt u dan actie ondernemen om dat inzichtelijk te krijgen? Heeft
u er zicht op of alle zorgkantoren en zorgverzekeraars deze eisen stellen? Heeft u
zicht op het aantal instellingen dat daar niet aan kan voldoen en wat dat uiteindelijk
betekent voor het kunnen ontvangen van zorg door cliënten?
Antwoord 12
Zorgkantoren hanteren landelijk de richtlijn dat zorgaanbieders tenminste 2/3 van
de verwachte gecontracteerde zorg zelf leveren. Zorgkantoren vragen om een bestuursverklaring
van alle zorgaanbieders die in aanmerking willen komen voor een contract. Hierin vermelden
zorgaanbieders hoeveel onderaannemers/zzp’ers ze inzetten. Zorgkantoren controleren
hierop bij inschrijving. In een zeer beperkt aantal zijn afspraken gemaakt dat een
zorgaanbieder, zolang deze niet aan de voorwaarden voldoet, geen nieuwe klanten mag
aannemen. Daarnaast hebben zorgkantoren overeenkomsten gesloten met zorgboeren/ coöperaties
van kleine zorgaanbieders. Dergelijke constructies worden de komende tijd nader bekeken
i.v.m. kwaliteit.
In de wijkverpleging zijn er individuele zorgverzekeraars die bij de contractering
voorwaarden stellen aan het deel van de zorgverlening dat de zorgaanbieder niet zelf
levert, maar uitbesteedt aan bijvoorbeeld een zzp’er.
Vraag 13
Kunt u zich voorstellen dat mensen het vreemd vinden dat, bijvoorbeeld door de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), in dezen geen aangifte bij het Openbaar Ministerie
is gedaan? Wat zijn daarvoor de overwegingen geweest?
Antwoord 13
De IGJ heeft het IKZ geïnformeerd over haar bevindingen. De opsporingsdiensten iSZW
en FIOD zijn partij bij het IKZ en kunnen onder gezag van het OM bezien of aanknopingspunten
aanwezig zijn voor een strafrechtelijk onderzoek.
Vraag 14
Kunt u zich voorstellen dat, bijvoorbeeld naar aanleiding van aanvullend onderzoek,
alsnog aangifte wordt gedaan? Vindt u dat dergelijk onderzoek, bijvoorbeeld naar de
in 2013 plaatsgevonden herstructurering van PrivaZorg, alsnog moet plaatsvinden? Zo
ja, gaat u daartoe opdracht geven?
Antwoord 14
De IGJ heeft een extern bureau laten kijken naar de bedrijfsvoering van Privazorg.
De IGJ heeft naar aanleiding hiervan het advies gekregen dat nader onderzoek naar
alle waarschijnlijkheid geen bewijzen op gaat leveren voor strafbare feiten.
Ingevolge artikel 1.2 en 3.1 van het uitvoeringsbesluit WTZi is een winstoogmerk voor
thuiszorginstellingen toegestaan. Uitkering van dividend is toegestaan. Een dividenduitkering
mag de continuïteit en kwaliteit van zorg niet in gevaar brengen. In de periode na
2013 was dit niet aan de orde. Om die reden heeft de IGJ ook geen nader onderzoek
gedaan.
Vraag 15
Houdt u er rekening mee dat PrivaZorg zoals gesteld «op omvallen staat»? Bent u bereid
proactief (bijvoorbeeld in coördinerende zin) actie te ondernemen, zodat de continuïteit
van zorg voor cliënten bij daadwerkelijk omvallen van PrivaZorg gewaarborgd is?
Antwoord 15
Indien Privazorg failliet zou gaan, rust op zorgverzekeraars en gemeenten een zorgplicht
waardoor zij elders voldoende zorg in moeten kopen en moeten bemiddelen als iemand
niet snel genoeg bij een aanbieder terecht kan. De IGJ heeft mij op basis van gesprekken
met Privazorg laten weten dat er op dit moment geen aanleiding is om te vrezen voor
de continuïteit van zorg, noch de continuïteit van Privazorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.