Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kops en Wilders over gasvrij wonen
Vragen van de leden Kops en Wilders (beiden PVV) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over gasvrij wonen (ingezonden 6 september 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 15 oktober 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Huiseigenaar huivert voor gasvrij wonen»1 en de studie «Onder de pannen zonder gas» van het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP)?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de conclusie van het SCP dat het draagvlak voor klimaatbeleid
en de transitie naar aardgasvrij wonen tamelijk smal is? Wat vindt u ervan dat huishoudens
zich eerder druk maken met het gebrek aan parkeerplaatsen of betere speeltuinen dan
met het aardgasvrij maken van hun woning? Komen deze berichten u bekend voor of blijft
u doof voor wat er werkelijk speelt onder de burgers?
Antwoord 2
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt om Nederland door middel van een wijkaanpak
van het aardgas af te halen. Elke wijk in Nederland komt tussen nu en 2050 aan de
beurt. Dat betekent ook dat de planning en de gekozen oplossing voor elke wijk zal
verschillen.
Draagvlak is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van deze transitie. Het beeld
dat het SCP schets ten aanzien van het draagvlak neem ik daarom zeer serieus. Het
SCP laat in dit rapport zien dat veel burgers de transitie naar aardgasvrij wonen
als een gegeven beschouwen. Omdat er nog veel onduidelijk is op welke wijze invulling
kan worden gegeven aan aardgasvrij wonen, is de actiebereidheid over het algemeen
nog niet groot.
Dit rapport bezie ik ook in de context van andere signalen. Uit de recent gepubliceerde
cijfers van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het SCP (COB, derde
kwartaalbericht 2019) blijkt dat Natuur en Milieu het een na belangrijkste agendapunt
is dat inwoners aangeven als politieke prioriteit. Het SCP geeft aan dat dit komt
door de toenemende aandacht voor klimaatveranderingen en klimaatbeleid. Ook het Overlegorgaan
Fysieke Leefomgeving (OFL) signaleert iets vergelijkbaars. Uit de meest recente rapportage
van het OFL van 25 september 2019 blijkt dat het bewustzijn bij bewoners over de noodzaak
van de verduurzaming van hun wijk breed aanwezig is. Welke rol mensen daarbij zien
voor de overheid, voor zichzelf en voor maatschappelijke actoren verschilt sterk.
De conclusies van zowel het SCP als het OFL onderstrepen voor mij het belang om burgers
duidelijkheid te bieden wat voor hen het handelingsperspectief is met betrekking tot
aardgasvrij wonen en deze aanpak goed af te stemmen op de bewoners en de wijk.
Vraag 3
Deelt u de conclusie van het SCP dat er onder burgers het gevoel leeft dat aardgasvrij
wonen iets is wat zij opgelegd krijgen – wat feitelijk ook het geval is – zonder dat
zij daarover iets te zeggen hebben gehad?3
Antwoord 3
De noodzaak tot het aardgasvrij maken van woningen volgt uit de ambitie om als Nederland
onze bijdrage te willen leveren aan het beperken van de opwarming van de aarde en
de wens om iedereen die woont en werkt in het aardbevingsgebied in Groningen nieuw
perspectief te geven op een veilige leefomgeving. Hiervoor is brede parlementaire
steun.
Het is essentieel dat de uitvoering van maatregelen in de gebouwde omgeving plaatsvindt
met een goede betrokkenheid van bewoners en eigenaren van gebouwen. Hierbij ga ik
niet over één nacht ijs. Het gaat immers over een haalbare en betaalbare aanpak waarin
de bewoners en de gebouweigenaren aan de voorkant meebeslissen over de aanpak die
gekozen wordt. Met name in de proeftuinen aardgasvrije wijken kunnen nu al ervaringen
worden opgedaan om te leren op welke wijze de samenwerking met de bewoners vorm kan
worden gegeven en wat ervoor nodig is de wijkgerichte aanpak in te richten en op te
schalen.
Vraag 4
Gaat er nu een streep door het aardgasvrij maken van de hele woningvoorraad? Zo nee,
waarom wilt u uw duurzaamheids- en klimaatwaanzin koste wat het kost bij huishoudens
door de strot duwen?
Antwoord 4
Nee, er gaat geen streep door dit beleid. Haalbaarheid, betaalbaarheid en zorgvuldigheid
staan voorop bij de uitvoering van maatregelen ten behoeve van de energietransitie
in de gebouwde omgeving.
Vraag 5
Hoe reageert u op een van de kritische opmerkingen van deelnemers van de SCP-studie
dat de bijdrage van het kleine Nederland niet in verhouding staat? Deelt u de conclusie
dat het tegengaan van de Nederlandse CO2-uitstoot – te weten 0,35% van de totale mondiale uitstoot – inderdaad compleet verwaarloosbaar
is?
Antwoord 5
Met de energietransitie in de gebouwde omgeving en de ambities in de andere sectoren
wordt een effect van 49% CO2-reductie in 2030 beoogd voor Nederland. Dit is geen verwaarloosbaar
klimaateffect. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet in de energietransitie die
samen met de bijdragen van andere landen de gewenste beperking van de opwarming van
de aarde kan realiseren.
Vraag 6
Hoe kan het dat u als reden voor het niet-opnemen van kernenergie in de energiemix
continu hamert op gebrek aan draagvlak – hoewel kernenergie, zoals u zelf zegt, «de
veiligste vorm van energie» is –, terwijl gebrek aan draagvlak bij aardgasvrij wonen
voor u blijkbaar geen probleem is?4
Antwoord 6
Het kabinet sluit kernenergie als onderdeel van de energiemix niet uit. Kernenergie
kan een onderdeel zijn van een kosteneffectieve oplossing bij het streven naar CO2-reductie.
In het Klimaatakkoord staat dan ook dat het elektriciteitssysteem op een aantal manieren
met CO2-vrije regelbare productie kan worden gevoed, waaronder kernenergie. De verschillende
technologische oplossingen kennen echter verschillende realisatietermijnen, kosten,
maatschappelijk draagvlak en andere karakteristieken waardoor ze in meer of mindere
mate realistisch zijn voor de periode tot 2030. Marktpartijen die aan alle randvoorwaarden
voldoen, zoals nucleaire veiligheid en voldoende financiële reservering voor ontmanteling
en verwerking van radioactief afval, kunnen in aanmerking komen voor een vergunning
voor de bouw van een kerncentrale. Van die mogelijkheid is in de afgelopen decennia
echter geen gebruik gemaakt. De marktomstandigheden in relatie tot het investeringsklimaat
zijn hiervoor de voornaamste reden.
Ik herhaal verder dat ik sterk hecht aan draagvlak voor de uitvoering van de afspraken
uit het Klimaatakkoord en dit geldt uiteraard ook voor de afspraken met betrekking
tot de gebouwde omgeving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.