Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over het gebruik van biostimulanten
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit over het gebruik van biostimulanten (ingezonden 22 juli 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 8 oktober
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de verschillende artikelen op Boerderij.nl over biostimulanten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat er op dit moment meer dan 1.000 biostimulanten op de markt zijn?
Antwoord 2
De term biostimulant is momenteel geen wettelijk omschreven term en de markt wordt
hierop momenteel niet gemonitord. Ik heb dan ook geen inzicht in hoeveel producten
onder deze noemer op de markt zijn.
Vraag 3
Welke instantie(s) houden toezicht op gebruik, verkoop, werking, risico’s en dergelijke
van biostimulanten?
Antwoord 3
Het toezicht op wat onder biostimulanten wordt begrepen is op dit moment nog beperkt.
De NVWA houdt toezicht op bemestingsproducten en ook op hetgeen als biostimulanten
wordt verhandeld, door te bezien of er geen gewasbeschermingsmiddelen onder deze naam
worden verhandeld. Dit zal veranderen wanneer de nieuwe Europese Meststoffenverordening
(EU 2019/1009) geïmplementeerd en van kracht is. Op dat moment kan de NVWA als toezichthouder
ook controleren of wat onder biostimulanten wordt begrepen en vermarkt voldoet aan
de eisen die op Europees niveau gesteld zijn.
Vraag 4
Klopt het dat op het etiket van biostimulanten niet hoeft te worden vermeld welke
ingrediënten zoals bijvoorbeeld kruidenextracten, etherische oliën of micro-organismen
toegevoegd zijn aan de biostimulanten? Waarom hoeven deze ingrediënten niet vermeld
te worden op het etiket?
Antwoord 4
Op dit moment is de markt voor biostimulanten nog niet gereguleerd. Er zijn daarom
geen eisen aan het etiket. Dit zal veranderen wanneer de nieuwe Europese Meststoffenverordening
geïmplementeerd en van kracht is. Biostimulanten die dan op de markt gebracht worden
moeten een etiket hebben dat voldoet aan de eisen, zoals benoemd in bijlage 3 van
deze verordening. De Europese Commissie richt momenteel een werkgroep in die een richtsnoer
gaat formuleren voor hoe het etiket er uit moet gaan zien voor bemestingsproducten.
Vraag 5
Als het etiket niet hoeft te vermelden welke ingrediënten in een biostimulant aanwezig
zijn, hoe kan een gebruiker dan de mogelijke risico’s of gevolgen van het gebruik
van een biostimulant inschatten?
Antwoord 5
Het is de verantwoordelijkheid van de producent om een veilig product te maken en
de consument goed te informeren. Biostimulanten die op de markt gebracht worden mogen
geen effect hebben op plaagorganismen, want dan wordt het product gezien als een gewasbeschermingsmiddel.
Het is de verantwoordelijkheid van de consument om zich goed te laten informeren en
dit mee te nemen in de afweging om het product aan te schaffen en te gebruiken. Als
de nieuwe Europese Meststoffenverordening geïmplementeerd en van kracht is, dan moeten
biostimulanten die op de markt gebracht worden voldoen aan de eisen die in bijlage
3 van deze verordening worden gesteld.
Vraag 6
Kunt u toelichten hoe het proces van implementatie van de recent in Brussel aangenomen
Europese Meststoffenverordening eruit gaat zien? Wanneer is het voornemen om deze
aanpassing in Nederland te implementeren? Wie is verantwoordelijk voor het voorbereidende
werk? Wanneer is duidelijk hoe een dossier van een biostimulant (met gewasbeschermende
werking) moet worden opgebouwd?
Antwoord 6
De op 5 juni 2019 gepubliceerde nieuwe Europese Meststoffenverordening (EU 2019/1009)
is voor het grootste deel met ingang van 16 juli 2022 van toepassing. Enkele onderdelen
zullen eerder al van toepassing zijn, waaronder de onderdelen gericht op de nationale
instantie die de conformiteit beoordeelt die al per 16 april 2020 van kracht zullen
zijn en de bevoegdheid van de Commissie sinds 25 juni 2019 om bepaalde uitvoeringshandelingen
vast te stellen. Op 16 juli 2022 zal de nieuwe verordening volledig van kracht en
van toepassing zijn. Pas dan komt de vorige Europese Meststoffenverordening (EU 2003/2003)
te vervallen. In deze drie jaar tijd dienen lidstaten een proces van conformiteitsbeoordeling
te hebben ingericht. Daarnaast dient het Europese standaardisatie bureau (CEN) standaarden
te ontwikkelen voor de essentiële eisen, die in de verordening aan producten en grondstoffen
worden gesteld. De Europese Commissie zal een mandaat aan CEN geven om deze standaarden
te ontwikkelen.
Het Ministerie van LNV werkt aan de nationale implementatie van de nieuwe verordening,
waarbij de eerste actie zal zijn om een nationale autoriteit aan te wijzen, waar aangemelde
instanties (zgn. Notifying bodies) zich kunnen melden om bemestingsproducten te gaan
keuren. Het is het voornemen om per 16 april 2020 bij ministeriële regeling op grond
van de Meststoffenwet de nationale autoriteit aan te wijzen en de aanmelding van deze
instanties geborgd te hebben. Daarnaast wordt in de komende maanden bezien welke overige
aanpassingen er aan de Meststoffenregelgeving nodig zijn voor verdere implementatie.
Producten die vallen onder de Europese Gewasbeschermingsmiddelenverordening (EU 1107/2009)
vallen buiten de reikwijdte van de nieuwe Europese Meststoffenverordening. Er wordt
derhalve een strikt onderscheid gemaakt tussen gewasbeschermingsmiddelen en bemestingsproducten.
Producten die een gewasbeschermende functie hebben kunnen niet als bemestingsproduct
op de markt gebracht worden, het is alleen mogelijk om als gewasbeschermingsmiddel
op de markt te komen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het gebruik van biostimulanten veilig moet plaatsvinden en dat
voorkomen moet worden dat de sector te maken krijgt met schadelijke gevolgen van het
gebruik van ingrediënten waarvan zij niet kunnen weten dat deze in een biostimulant
verwerkt zijn, waarmee de sector in het geheel in een negatief daglicht komt te staan?
Antwoord 7
Ik ben van mening dat een producent een product dat veilig is voor mens, dier en milieu
op de markt moet brengen. Ik vind ook dat een consument er goed aan doet zich goed
te informeren voordat men een product gebruikt.
Vraag 8
Klopt het dat Bacillus amyloliquefaciens MBI 600 gebruikt wordt in «groene» gewasbeschermingsmiddelen?
Wordt deze bacteriestam ook gebruikt in biostimulanten? Zo ja, op welke manier kan
een gebruiker of controle-instantie zien dat deze bacteriestam is toegevoegd aan bijvoorbeeld
een biostimulant? Klopt het dat deze bacterie-strain resistent is tegen diverse antibiotica
die in de gezondheidszorg als klinisch relevant worden beschouwd? Wat vindt u van
dit gebruik? Ziet u een risico dat deze resistente bacterie volvelds gespoten wordt?
Zo ja, waarom is dit toegestaan? Zo nee, kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen?
Zo nee, op basis van welke informatie vindt u dit gebruik niet schadelijk?
Antwoord 8
Bacillus amyloliquefaciens MBI 600 is een micro-organisme dat is goedgekeurd als werkzame stof in gewasbeschermingsmiddelen.
Er zijn op dit moment in Nederland drie gewasbeschermingsmiddelen toegelaten op basis
van deze stof ter bestrijding van schimmels in verschillende gewassen. Mij zijn geen
andere producten bekend die deze stof bevatten. Biostimulanten die een claim doen
als gewasbeschermingsmiddel worden in Nederland direct gezien als gewasbeschermingsmiddel
en mogen alleen op de markt worden gebracht als zij door het Ctgb zijn toegelaten.
In de risicobeoordeling door EFSA is geconstateerd dat Bacillus amyloliquefaciens MBI 600 niet pathogeen is voor de mens en dat er voldoende antibiotica beschikbaar
zijn voor behandeling mocht een infectie toch optreden. EFSA constateerde dat deze
stam resistent is tegen 6 antibiotica. Het is niet bevestigd dat deze resistenties
zijn verkregen via genoverdracht en een risico zouden vormen. Op die basis hebben
de lidstaten, waaronder Nederland, ingestemd met de goedkeuring van deze stam.
Vraag 9
Worden er meerdere Bacillus-stammen gebruikt in de «groene» gewasbescherming of biostimulanten?
Hebben deze stammen een toelatingsprocedure bij het College voor de toelating van
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) doorlopen? Zo nee, is er bepaald of één
of meerdere stammen resistent zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Er zijn meerdere niet-pathogene Bacillus-stammen goedgekeurd als werkzame stof en
toegelaten in gewasbeschermingsmiddelen. Hiervoor is de toelatingsprocedure bij het
Ctgb doorlopen. In Nederland gaat het om vier Bacillus soorten: B. amyloliquefaciens (drie verschillende stammen), B. firmus, B. pumilus, B. thuringiensis (drie subspecies). Antimicrobiële resistentie is een onderdeel van de risicobeoordeling.
In de EU wordt op dit moment gewerkt aan een richtsnoer voor de beoordeling van antimicrobiële
resistentie, waarmee meer duidelijkheid komt over de data die aanvragers moeten aanleveren
en hoe risicobeoordelaars deze moeten beoordelen. Nederland heeft daarin een actieve
bijdrage. De verwachting is dat dit richtsnoer dit jaar wordt vastgesteld in het SCoPAFF.
Vraag 10
Klopt het dat er biostimulanten op de markt zijn met het micro-organisme Aspergillus
niger? Bent u op de hoogte dat Aspergillus niger bij mensen één van de meest voorkomende
oorzaken van otomycosis, een schimmelinfectie in het oor, is? Klopt het en wat vindt
u ervan dat dit micro-organisme zonder toelating gebruikt mag worden?
Antwoord 10
Er worden producten met Aspergillus niger op de markt gebracht. Deze natuurlijke schimmel komt algemeen voor op vruchten en
groenten, zoals druiven, abrikozen, uien en pinda’s. Naast de toepassing als biostimulant
kent de schimmel ook industriële toepassingen in de voedingsindustrie. Aspergillus niger is in 2017 door de COGEM beoordeeld als niet pathogeen voor mens, dier, plant, schimmel,
virus en arthropoden. Dit product kan als biostimulant op de markt gebracht worden.
Biostimulanten zijn niet gereguleerd en kennen dus geen toelatingsprocedure.
Vraag 11
Zijn er nog andere micro-organismen (zoals bijvoorbeeld Pseudomonas chlororaphis stam
MA342, Bacillus pulilis stam QST 2808, Trichoderma asperellum (stam T34) en Streptomyces
K61) die gebruikt kunnen worden in een biostimulans? Zo ja, zijn deze onderzocht en
wat zijn daar de risico’s van?
Antwoord.11
Ja, er worden nog meer micro-organismen als biostimulant op de markt gebracht. Micro-organismen
die als biostimulant op de markt gebracht worden kennen op dit moment nog geen toetsingskader.
Overigens hebben de vier genoemde micro-organismen allen een beoordelingsprocedure
als gewasbeschermingsmiddel doorlopen. Het Ctgb heeft de mogelijke risico’s voor gewasbeschermingsmiddelen
op basis van deze stoffen voor mens, dier en milieu beoordeeld en geoordeeld dat deze
gewasbeschermingsmiddelen veilig gebruikt kunnen worden met inachtneming van de wettelijke
gebruiksvoorschriften. In de toekomst zal met de inwerkingtreding van de nieuwe Europese
Meststoffenverordening een strikte scheiding komen voor micro-organismen die als biostimulant
en als gewasbeschermingsmiddel op de markt gebracht worden. Alleen de micro-organismen
die in bijlage II van de nieuwe Meststoffenverordening worden benoemd kunnen als biostimulant
op de markt gebracht worden.
Vraag 12
Op welke manier wordt er internationaal (ook buiten Europa) samengewerkt om de kennis
op dit onderwerp te vergroten en gebruik te maken van elkaars onderzoek (methode)?
Antwoord 12
In Nederland wordt zeer beperkt onderzoek gedaan naar biostimulanten, uitgezonderd
micro-organismen (PlantGrowth Promoting Rhizobacteria en voor biologische bestrijding).
De nadruk van het wetenschappelijke onderzoek voor diverse biostimulanten ligt in
Zuid-Europa. Deze ontwikkelingen worden door Nederlandse wetenschappers wel gevolgd.
In Nederland ligt de nadruk voornamelijk op abiotische stress (bijv. droogte) en de
verbeterde opname van voedingsstoffen door de wortel bij bedrijven als Ecostyle en
Koppert.
Vraag 13
Bent u bekend met het Amerikaanse Generally Recognized As Safe (GRAS)-systeem? Wat
vindt u van dit beoordelingssysteem? Is het GRAS-systeem een goede werkwijze waarbij
beoordeeld wordt of een product of productgroepen veilig zijn voor mens, dier en milieu
om deze dan op de GRAS-lijst te plaatsen zodat de land- en tuinbouw deze producten
transparant kan gebruiken?
Antwoord 13
Het Amerikaanse GRAS-systeem is gericht op voedseladditieven. De GRAS-status zondert
een voedingsmiddel uit van de in de VS geldende verplichting tot toelating voor gebruik
als voedseladditief. Een voedingsmiddel kan een GRAS-status krijgen als uit historisch
gebruik of uit wetenschappelijke analyses blijkt dat het gebruik van het voedingsmiddel
als voedseladditief veilig is. Het GRAS-systeem heeft geen relatie met gewasbeschermingsmiddelen
of biostimulanten.
Vraag 14
Sluit deze werkwijze en gedachtegang niet veel beter aan bij het innoveren van plantweerbaarheid
die onze land- en tuinbouwers nodig hebben? Zo nee, waaruit blijkt dit?
Antwoord 14
De goedkeuring van werkzame stoffen en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
is gereguleerd via Verordening (EC) 1107/2009. Deze verordening biedt geen ruimte
voor een GRAS-systeem, zoals dat bestaat in de VS voor voedseladditieven. Wel voorziet
de verordening in de mogelijkheid om stoffen die gebruikt worden voor andere doeleinden
(bijvoorbeeld als voedingsmiddel) en daarvoor veilig zijn bevonden, via een vereenvoudigde
procedure goed te keuren als basisstof. De aanvrager kan bij de aanvraag informatie
indienen over historisch veilig gebruik en andere wetenschappelijke informatie om
aan te tonen dat de basisstof veilig kan worden gebruikt om gewassen te beschermen.
Na goedkeuring op Europees niveau mag de basisstof dan in de land- en tuinbouw worden
gebruikt conform de vastgestelde voorschriften. Er is dan geen toelating meer vereist.
In die zin biedt de verordening dus een systematiek die enkele overeenkomsten vertoont
met het GRAS-systeem.
Vraag 15
Wat vindt het Ctgb van deze GRAS-systematiek? Wordt deze aanpak al vaker gebruikt?
Antwoord 15
De GRAS-systematiek in de VS is gericht op voedingsmiddelen die gebruikt worden als
voedingsadditief. In beide gevallen wordt de stof geconsumeerd, waardoor veilig gebruik
als voedingsmiddel ook kan duiden op een veilig gebruik als voedingsadditief. Bij
het gebruik van stoffen voor verschillende doeleinden, zoals het gebruik van een voedingsmiddel
voor gewasbeschermingsdoeleinden, moet ook rekening worden gehouden met andere blootstellingsroutes
en de effecten daarvan, zoals effecten op het milieu en andere vormen van blootstelling
van mens en dier (bijvoorbeeld via inademing). De bestaande procedure voor de goedkeuring
van basisstoffen in Verordening (EC) 1107/2009 voorziet in een beoordeling daarvan.
Vraag 16
Hoe oordeelt u over het initiatief rondom het Algemeen Beschouwd Als Veilig (ABAV)-keurmerk
dat privaat alvast met het Amerikaanse systeem aan de slag is gegaan? Bent u bereid
om samen met het Ctgb een samenwerking aan te gaan om dit keurmerk (of een soortgelijk
aan GRAS) te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Zover mij bekend is er geen privaat ABAV-keurmerk. Wel is er in het verleden een privaat
initiatief verkend om tot zo’n keurmerk of ABAV lijst te komen, maar het draagvlak
daarvoor in de sector ontbrak. Inmiddels is met de nieuwe meststoffenverordening meer
duidelijkheid gekomen over de status en beoordelingscriteria voor biostimulanten en
de afbakening ten opzichte van gewasbeschermingsmiddelen. Ook is meer ervaring opgedaan
met de Europese goedkeuringsprocedure voor basisstoffen in het kader van gewasbeschermingsverordening
(EG) 1107/2009. Vooralsnog zie ik geen aanleiding of meerwaarde voor een ABAV keurmerk
voor werkzame stoffen die claimen een effect te hebben op de groei van planten (biostimulant)
of weerstand van planten tegen plagen en ziekten (gewasbeschermingsmiddel) omdat dit
in EU-regelgeving is vastgelegd. Het Ctgb heeft mij laten weten tot dezelfde conclusie
te komen.
Vraag 17
Hoe gaat u de recent aangenomen motie Ziengs/Lodders (Kamerstuk 27 858, nr. 468) waarin u verzocht wordt de procedure tot toelating van biologische gewasbeschermingsmiddelen
te versnellen door gebruik te maken van de informatie van landen waar deze middelen
al zijn goedgekeurd uitvoeren? Bent u bereid om hiervoor ook naar het GRAS-systeem
te kijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
In antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie, gesteld tijdens het Schriftelijk
Overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2019
heb ik uw Kamer geïnformeerd hoe ik uitvoering geef aan de motie Ziengs/Lodders via
de REFIT van Verordening (EC) 1107/2009 over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
en daarbinnen het goedkeuringsproces van laagrisico stoffen. Voor een reactie op het
GRAS-systeem verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 13, 14 en 15.
Vraag 18
Eerder is Skal gemaand tot het opschonen van de meststoffenlijst. Kunt u bevestigen
dat de meststoffenlijst voldoet aan de geldende wet- en regelgeving? Zo nee, waarom
niet en wanneer is deze lijst wel op orde?
Antwoord 18
Er is er voortdurende afstemming tussen Skal en de NVWA over de wijze waarop wet-
en regelgeving zich ontwikkelt en de impact die dat heeft op meststoffen die in de
biologische landbouw gebruikt mogen worden. Voor de evaluatie van nieuwe stoffen maakt
Skal gebruik van FiBL Zwitserland. FiBL is een organisatie die al jaren ervaring heeft
met het beoordelen van inputs voor de biologische sector in andere landen. Op de inputlijst
meststoffen van Skal staan wettelijk toegelaten meststoffen die binnen de biologische
sector gebruikt mogen worden. Meststoffen bevatten nutriënten die per definitie zijn
uitgesloten als gewasbeschermingsmiddelen. Hoe ver bedrijven kunnen gaan in claims
van de indirecte effecten van nutriënten op de plantgezondheid en daarmee op de weerbaarheid
tegen ziekten en plagen wordt op dit moment in samenspraak met de NVWA uitgewerkt.
Vraag 19
Controleert en handhaaft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op leveranciers
van biostimulanten die een gewasbeschermingsclaim uitdragen met hun biostimulant?
Zo ja, hoeveel controles hebben er in 2017, 2018 en de eerste helft van 2019 plaatsgevonden?
Hoeveel overtredingen of onvolkomenheden zijn er in deze perioden geconstateerd en
wat waren de sancties? Zo nee, waarom is hier (ook na melding door derden) niet overgegaan
tot controles?
Antwoord 19
Ja, de NVWA controleert en handhaaft leveranciers van biostimulanten die een gewasbeschermingsclaim
uitdragen met hun biostimulant. Dat houdt in dat de NVWA handhaaft op middelen met
een gewasbeschermingsclaim die niet door het Ctgb zijn beoordeeld en toegelaten. Hier
kunnen ook middelen die als biostimulant verkocht worden onder vallen.
De NVWA ontvangt jaarlijks meerdere meldingen van middelen met een gewasbeschermingsclaim.
In 2017 zijn zeven inspecties gericht uitgevoerd op middelen die mogelijk een gewasbeschermingsclaim
hebben, maar geen toelating. Daarnaast is tijdens de reguliere inspecties in 2017
extra aandacht geschonken aan biostimulanten en andere «groene middelen» als voorbereiding
van een handhavingsprogramma.
In één geval werd een overtreding geconstateerd en een schriftelijke waarschuwing
gegeven. De ervaring met de inspecties leerde dat meer helderheid over het al dan
niet mogen verkopen en gebruiken van veel van deze middelen noodzakelijk was om te
kunnen handhaven. Met het vervallen van de lijst Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen
(RUB-lijst) in 2018 is duidelijker geworden welke van deze middelen een toelating
behoeven.
De handhaving van middelen met een gewasbeschermingsclaim is complex.
In afwachting van noodzakelijke aanvullende helderheid over de te volgen handelwijze
en communicatie ten aanzien van de voorwaarden waaronder producten op de markt gebracht
mogen worden, zijn in de periode 2018 tot heden alleen de meest urgente meldingen
opgevolgd.
De periode 2018 – begin 2019 is gestart met communicatie richting leveranciers en
producenten. Naar aanleiding van deze communicatie heeft een producent een breed verkocht
product uit de markt genomen.
Vanaf medio 2019 wordt vanuit de NVWA gecommuniceerd over de voorwaarden waaronder
producten op de markt gebracht mogen worden. Tevens zullen vanaf het najaar van 2019
de overige meldingen gefaseerd opgepakt worden.
Vraag 20
Wilt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.