Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wörsdörfer en Van Haga over de antwoorden op de vragen over het bericht 'Chinese webgigant AliExpress in strijd met Europese regels'
Vragen van de leden Wörsdörfer en Van Haga (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de antwoorden op de vragen over het bericht «Chinese webgigant AliExpress in strijd met Europese regels» (ingezonden 17 juli 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat), mede namens
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 3 oktober
2019)
Vraag 1
Zijn er schattingen hoeveel producten – of welk percentage op het totaal aan producten
– worden ingevoerd die niet aan consumentenbeschermingsregels en productveiligheidsregels
(consumentenregels) voldoen?
Antwoord 1
Vooraf merk ik op dat ik bij de beantwoording van deze set vragen onderscheid maak
tussen productveiligheidsregels en consumentenrechten. Waar het om productveiligheid gaat, doel ik op zaken als brandgevaar of de materialen
en stoffen die zijn gebruikt in de productie, net als specifieke risico’s voor speelgoed
of elektrische apparaten. Kortom, eigenschappen van producten die tot ernstig letsel
of gezondheidsschade kunnen leiden bij de consument en het gelijke speelveld voor
het bedrijfsleven verstoren. Wanneer ik spreek van consumentenrechten, betreft dat
de rechten die consumenten hebben in relatie tot de handelaar die een product aanbiedt.
Hierbij kunt u denken aan het recht op ontbinding en conformiteit, maar ook aan het
verbod op misleidende reclame.
In Nederland zijn verschillende toezichthouders aangewezen om te borgen dat producten
voldoen aan Europese en nationale wet- en regelgeving.1 Deze toezichthouders houden risicogericht toezicht. Dit houdt in dat zij zich op
basis van risicomodellen richten op producten en ondernemers waarvan de verwachting
is dat ze niet voldoen aan de regels en daarmee ernstige veiligheidsrisico’s voor
de consument veroorzaken. De uitkomsten van inspecties zijn hierdoor niet representatief
en onbruikbaar voor het bepalen van het totaal aantal ingevoerde producten dat niet
voldoet aan de productveiligheidsregels. Daarnaast verschilt het aandeel producten
dat niet voldoet aan de productveiligheidsregels sterk per productcategorie. Zoals
de Algemene Rekenkamer ook concludeerde in haar onderzoek naar CE-markering uit 2017,
is het daarom moeilijk een eenduidig percentage te geven.2
Vraag 2
Hoeveel onderzoeken hebben de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de afgelopen vijf jaar ingesteld om te beoordelen
of platforms zich aan de in Europa en Nederland geldende consumentenregels houden?
Antwoord 2
De ACM en de NVWA hebben de afgelopen vijf jaren regelmatig onderzoek gedaan naar
producten die via platforms (zowel binnen als buiten de EU) aangeboden worden. Omdat
het platform zelf niet altijd centraal stond in die onderzoeken, kan ik geen concreet
aantal onderzoeken noemen. De NVWA focust in haar toezicht namelijk op producten en
de ACM ziet toe op het handelen van de verkoper. Dit kan een platform zijn, maar ook
een webshop of een fysieke winkel.
De NVWA voert jaarlijks een tiental projecten uit gericht op risicovolle productgroepen.
Deze projecten zijn gekozen op basis van risicobeelden, naleefbeelden en trends en
ontwikkelingen in de maatschappij. Sinds een aantal jaar zijn aankopen via «webshops»
hier specifiek onderdeel van.3 In deze projecten worden, naast monsters van (fysieke en online) aanbieders in Nederland,
monsters genomen van aanbieders uit derde landen die hun producten op platforms aanbieden
aan de Nederlandse consument. De resultaten van deze projecten worden met vermelding
van de onderzochte merken en typen op de NVWA website gepubliceerd.
De ACM heeft in de afgelopen vijf jaren verschillende keren gepubliceerd over acties
die gericht waren op aanpassing van de handelspraktijken van platforms en de wijze
waarop consumentenrechten werden nageleefd. Voorbeelden hiervan zijn acties tegen
Apple en Google (2015), Funda (2017), Google, Twitter en Facebook (2018,) en recent
Airbnb (2019).4 Als gevolg van de actie in 2018 hebben Google, Twitter en Facebook hun voorwaarden
aangepast rond bijvoorbeeld het recht om een koop te ontbinden, de gang naar een lokale
in plaats van Amerikaanse rechter en aansprakelijkheid, ten gunste van de consument.
Een recenter voorbeeld is Airbnb, dat na gezamenlijke actie van de Europese consumententoezichthouders
beloofde zijn prijzen voortaan inclusief alle onvermijdbare kosten te tonen.
Vraag 3
Uit hoeveel van deze onderzoeken is gebleken dat bedrijven de in Europa en Nederland
geldende consumentenregels hebben overtreden? Welke regels zijn daarbij overtreden?
Antwoord 3
Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven, houden de toezichthouders risicogericht
toezicht. Dit houdt in dat zij extra aandacht besteden aan ondernemers met de hoogste
nalevingstekorten. Omdat hun onderzoeken gericht worden uitgevoerd, blijkt daarom
vaak dat er sprake is van een overtreding. Net als hierboven kan ik u echter niet
exact antwoorden hoe vaak dat het geval is.
Voor wat betreft de regels die zijn overtreden, blijkt uit de onderzoeken van de NVWA
dat in de afgelopen vijf jaren op verschillende punten niet is voldaan aan de productveiligheidsregels.
Het gaat daarbij om het niet voldoen aan uiteenlopende veiligheidseisen, zoals de
aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een product (bijv. nitrosamines in ballonnen).
Maar ook zaken als elektrische veiligheid, brandgevaar en verstikkingsgevaar komen
aan bod.
Omdat de aanleiding voor deze vragen directe import uit derde landen betreft, acht
ik het ook relevant te melden dat hierbij aanzienlijke verschillen bestaan tussen
onderzochte productcategorieën. In sommige projecten bleken de monsters van het aanbod
via platforms uit derde landen (beduidend) vaker niet aan de productveiligheidsregels
te voldoen dan de monsters genomen bij aanbieders in Nederland of in een andere EU-lidstaat.
Een voorbeeld hiervan is een onderzoek naar USB-laders waarbij alle rechtstreeks uit
derde landen verkregen laders (directe import) niet voldeden aan de regelgeving met
als gevolg een risico op (woning)brand.5 In andere productgerichte projecten, waarbij ook online aankopen uit derde landen
zijn onderzocht, is echter minder tot geen sprake van (grote) verschillen.
Zoals bij het antwoord op vraag 2 ook is gebleken, hebben acties van toezichthouders
op het gebied van consumentenrechten tot slot uitgewezen dat platforms zich de afgelopen
jaren op verschillende punten niet hebben gehouden aan de consumentenrechten. Voorbeelden
hiervan zijn intransparante prijzen, verboden bepalingen in de algemene voorwaarden,
het onterecht niet aanbieden van bedenktijd en misleidende advertenties.
Vraag 4
Hoe gaat u schendingen van het Nederlandse en Europese consumentenrecht door bedrijven
uit landen buiten de Europese Unie tegen? Op welke wijze kan het Single Market Scoreboard
bijdragen aan het tegengaan van schendingen van het Nederlandse en Europese consumentenrecht
door bedrijven uit derde landen?
Antwoord 4
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoorden op uw oorspronkelijke vragen vind ik het
van groot belang dat de Nederlandse consument met vertrouwen aankopen kan doen.6 Het tegengaan van schendingen van het Europese consumentenrecht is daar een belangrijk
onderdeel van. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de aangewezen toezichthouder(s).
In Nederland is dit de ACM.
In diezelfde beantwoording heb ik erkend dat het voor (individuele) toezichthouders
lastig kan zijn om naleving af te dwingen bij bedrijven die gevestigd zijn in landen
buiten de EU. Zij hebben onder meer de mogelijkheid om gezamenlijk actie te ondernemen
in het netwerk van Europese consumententoezichthouders (CPC-verband). Ik heb van de
ACM vernomen dat zij de gezamenlijke oproep van de consumentenorganisaties, die aanleiding
was voor de vragen van uw leden, inmiddels heeft besproken in dit netwerk. Omdat dit
een overleg tussen toezichthouders is, wordt uit dit netwerk geen inhoudelijke informatie
gedeeld. Ten slotte spreekt de ACM waar mogelijk ook zelf betrokken bedrijven aan,
zoals AliExpress.
Het kabinet heeft de afgelopen tijd een aantal acties ondernomen om verbetering te
brengen in de mogelijkheden om naleving af te dwingen. Voor een uitgebreide toelichting
hierop verwijs ik naar mijn eerdere beantwoording (zie voetnoot 6). Hier vindt u een
vijftal acties dat het kabinet heeft ondernomen, zowel nationaal als in Europees verband.
Kort samengevat zijn dat de volgende:
– Per 17 januari 2020 treedt de Verordening (EU) 2017/2394 in werking.7 Deze versterkt de samenwerking tussen nationale consumententoezichthouders.
– Per 16 juli 2021 treedt de Verordening (EU) 2019/1020 in werking.8 Ook hier heeft het kabinet met succes ingezet op betere samenwerking tussen toezichthouders.
Producenten uit derde landen worden daarnaast verplicht een aanspreekpunt te hebben
in de EU.
– Nederland en de EU zetten zich in WTO-verband in voor onderhandelingen over e-commerce.
In januari hebben daartoe 76 landen een gezamenlijke verklaring ondertekend. Nederland
heeft de Europese Commissie verzocht ambitieuze bepalingen voor consumentenbescherming
te presenteren.
– Ik heb een campagne aangekondigd om consumenten bewust te maken de risico’s van directe
import. Zie ook het antwoord op vraag 11.
– In Europees verband zijn afspraken gemaakt met grote platforms over productveiligheid
(Product Safety Pledge).
In aanvulling op deze laatste actie kan ik melden dat de Europese Commissie op 24 juli
jl. de eerste voortgangsrapportage van de Product Safety Pledge heeft gepresenteerd.9 Hieruit blijkt onder meer dat de vier betrokken marktplaatsen, Alibaba (namens AliExpress),
Amazon, eBay en Rakuten-France, op basis van overheidsmeldingen en op basis van publicaties
van terugroepacties in systemen zoals Safety Gate (voorheen RAPEX) respectievelijk
87% en 92% van de aanbiedingen op hun platforms binnen twee werkdagen verwijderen.
Ik vind dit een positieve ontwikkeling en hoop dat de betrokken partijen blijven investeren
in bescherming van de consument, bijvoorbeeld op het gebied van geautomatiseerd herkennen
van niet-conforme aanbiedingen.
Het Interne-Marktscorebord bevat geen indicatoren over schendingen van het Nederlandse
en Europese consumentenrecht. Ik zie hier ook niet direct een rol voor dit instrument.
Wel bevat het scorebord informatie over de samenwerking binnen het EU-netwerk van
consumentenautoriteiten.10 Acties en informatieverzoeken m.b.t. bedrijven uit derde landen worden in deze cijfers
ook gevat.
Vraag 5
Deelt u de mening dat «het echt laten werken van wat we met elkaar afgesproken hebben»
concreet kan worden toegepast op het handhaven van het consumentenrecht?11 Zo ja, op welke wijze kan het handhaven van de huidige regels, gericht op het consumentenrecht,
worden verbeterd? Hoe gaat gaat u ervoor zorgen dat dit tot prioriteit wordt benoemd
door de nieuwe Europese Commissie?
Antwoord 5
Ja, ik deel de mening dat «het echt laten werken van wat we met elkaar afgesproken
hebben» toegepast kan worden op het handhaven van het consumentenrecht. Het kabinet
hecht er aan dat alle bestaande nationale en Europese wet- en regelgeving wordt nageleefd.
Dat geldt ook voor het consumentenrecht. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4
voor wat betreft de wijze waarop het kabinet zich inzet om naleving te verbeteren.
Vraag 6
Wanneer kan de Kamer de te beziene acties van het kabinet ten aanzien van het naleven
van de bestaande wet- en regelgeving zoals genoemd in het verslag van het schriftelijk
overleg inzake de informele Raad voor Concurrentievermogen op 4 en 5 juli 2019 verwachten?12
Antwoord 6
Er zijn op dit moment verschillende trajecten in voorbereiding. Deze zijn zowel nationaal
als Europees van aard, en betreffen onder meer het actualiseren van het Europese mededingingskader
aan ontwikkelingen op digitaal en mondiaal terrein, het verbeteren van de bescherming
van intellectueel eigendom en een handelspolitieke inzet op het versterken van het
gelijke speelveld. Uw Kamer wordt geïnformeerd over relevante voortgang op deze onderwerpen.
Vraag 7
Kan u het juridisch kader uiteenzetten waaruit volgt dat omdat, zoals in het bovengenoemd
verslag wordt gesteld, veel platforms geen van drie rollen van producent, importeur
of distributeur vervullen, deze platforms niet gehouden zijn aan de Nederlandse en
Europese consumentenregels? Zo ja, is dit volgens u een wenselijke ontwikkeling? Belemmert
dit naar uw mening de handhaving in Nederland en Europa?
Antwoord 7
In het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 juli ging
het over productveiligheidsregels. Ik beantwoord deze vraag daarom gericht op productveiligheidsregels.
Alle producten die worden aangeboden op de Europese markt vallen onder productwetgeving
(voornamelijk Europees geharmoniseerde regelgeving) en moeten daardoor voldoen aan
de van toepassing zijnde (Europese) veiligheidseisen. Dit geldt ook voor producten
die worden aangeboden op platforms. In Europese productwetgeving zijn drie actoren
te onderscheiden die verantwoordelijkheden hebben met betrekking tot productveiligheid:
de producent (of diens in de EU gevestigde gemachtigde), de importeur en de distributeur,
waarbij de producent de primair aan te spreken partij is. Afhankelijk van de route
die het product in de toeleveringsketen aflegt, hebben één of meerdere van bovengenoemde
actoren verantwoordelijkheden met betrekking tot de veiligheid van het product.13
Bij directe import, wanneer een consument het product (eventueel via een platform)
rechtstreeks koopt bij een producent in een derde land, is er geen sprake van een
producent, importeur of distributeur die gevestigd is in de EU. Een platform kan doorgaans
niet worden aangemerkt als één van deze drie actoren. Bij directe import kan alleen
de producent die gevestigd is in een derde land worden aangesproken. Dit is in de
praktijk vaak niet mogelijk omdat de bevoegdheden van de toezichthouders zich beperken
tot de EU. De toezichthouder kan uiteraard wel steekproefsgewijs producten bij een
controle (aan de grens) tegenhouden, terugsturen of vernietigen. Het controleren van
alle pakketten is echter onmogelijk. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat dit jaar
alleen al uit China en Hong Kong ongeveer 27 miljoen e-commerce zendingen geïmporteerd
worden in Nederland (naar schatting van de International Post Corporation).14 Dat zijn er ruim 70 duizend per dag, en dat is nog exclusief pakketten die uit andere
landen binnenkomen.
Om verbetering te brengen in de mogelijkheden om naleving af te dwingen, is in de
eerdergenoemde nieuwe markttoezichtsverordening voor een groot aantal producten bepaald
dat een producent die gevestigd is in een land buiten de Europese Unie voor het aanbieden
van een product op de Europese markt een vertegenwoordiger moet hebben in de Europese
Unie. Deze draagt de verantwoordelijkheid voor de productveiligheid. In de onderhandelingen
over de verordening heb ik mij hier nadrukkelijk voor ingezet.
Vraag 8
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre handhaving gediend zou kunnen zijn door platforms
(mede)verantwoordelijk te stellen voor de via deze platforms in Europa verkochte producten
die niet voldoen aan de consumentenregels? In hoeverre is het bij geconstateerde overtredingen
opleggen van boetes aan dergelijke platforms voor het schenden van het Nederlandse
en Europese recht mogelijk dan wel wenselijk?
Antwoord 8
Platforms bieden vaak een zeer groot aantal producten aan en hebben in de meeste gevallen
geen fysieke beschikking over het product. Dit maakt het moeilijk en weinig effectief
om platforms verantwoordelijk te maken voor de veiligheid van de producten die via
hen worden aangeboden. In tegenstelling tot het platform, kent de fabrikant of handelaar
het product. Hij biedt het immers aan. Het kabinet is daarom van mening dat de primaire
verantwoordelijkheid bij de aanbieder dient te liggen. Dat laat onverlet dat platforms
door hun unieke rol en positie op de markt een rol kunnen spelen bij effectieve handhaving.
Ook zij hebben er belang bij dat de aanbieders op hun platform zich houden aan wet-
en regelgeving.
Op het gebied van productveiligheidsregels denk ik daarbij vooral aan de afspraken
die met platforms zijn gemaakt, zoals de Product Safety Pledge door de Commissie en
recent door de NVWA met de in Nederland actieve platforms Marktplaats en bol.com (zie
ook antwoord op vraag 4). Ik zie kansen voor andere platforms om ook soortgelijke
afspraken te maken met toezichthouders of de Europese Commissie.
Vanuit het perspectief van consumentenrechten is een platform al gebonden aan de toepasselijke
wet- en regelgeving. Toezichthouders kunnen in dat kader tot handhaving overgaan wanneer
dat nodig is. Bijvoorbeeld wanneer platforms bij de verkoop aan consumenten onvoldoende
transparant zijn over belangrijke productinformatie en voorwaarden. Hier gelden dus
al wettelijke eisen.
Vraag 9
Kunt u uw appreciatie delen over de besprekingen van mei, juni en juli 2019 van het
Commissievoorstel getiteld «EU PROPOSAL FOR WTO DISCIPLINES AND COMMITMENTS RELATING
TO ELECTRONIC COMMERCE» van 26 april 2019 tussen de Europese Commissie en de World
Trade Organisation (WTO)?15
Antwoord 9
Na de Gezamenlijke Verklaring van 76 WTO-leden op 25 januari 2019 te Davos om de e-commerce
onderhandelingen te starten, hebben in mei, juni en juli 2019 de eerste drie onderhandelingsrondes
over e-commerce plaatsgevonden. In deze rondes zijn niet alleen het voorstel van de
Commissie van 26 april 2019 besproken maar eveneens de voorstellen van andere WTO-leden
die de Gezamenlijke Verklaring hebben ondertekend zoals die van de VS, Japan, Canada
en Zuid-Korea. Daarbij zijn verschillende thema’s behandeld, zoals consumentenbescherming,
privacy en toegang tot data en hebben de betreffende WTO-leden hun respectieve voorstellen
gepresenteerd en toegelicht. Dat was ook het geval voor het voorstel van de Europese
Commissie. Tijdens de besprekingen is duidelijk naar voren gekomen dat er op een aantal
onderwerpen een zekere mate van overeenstemming is, maar op een aantal belangrijke
thema’s nog grote verschillen van inzicht bestaan. Daarbij gaat het met name om de
bescherming van persoonlijke gegevens en privacy. Het voorstel van de Europese Commissie
bevat daarvoor de meest vergaande bescherming. De daadwerkelijke onderhandelingen
op grond van concrete tekstvoorstellen zullen waarschijnlijk dit najaar starten. De
onderhandelingen vinden plaats op grond van het mandaat dat de Raad aan de Europese
Commissie heeft verleend voor de Doha Ontwikkelingsagenda. Aanvullende onderhandelingsrichtlijnen
zijn door de Raad op 27 mei jl. aangenomen.
Vraag 10
Welke verbeteringen zijn getroffen binnen het handelsakkoord tussen de EU en Japan
met betrekking tot het consumentenrecht in vergelijking met afspraken met derde landen?
Antwoord 10
Het handelsakkoord tussen de EU en Japan dat op 1 februari 2019 in werking is getreden,
bevat een aantal nieuwe elementen inzake consumentenrechten in vergelijking met eerdere
handelsakkoorden die de EU met derde landen heeft afgesloten. Zo zijn in het EU-Japan
handelsakkoord specifieke zelfstandige artikelen over consumentenbescherming en bescherming
tegen ongewenste elektronische post (spam) opgenomen, terwijl er in eerdere handelsovereenkomsten
van de EU met derde landen enkel in algemene bewoordingen naar de bescherming van
consumenten werd verwezen. Daarmee is de basis gelegd voor concrete afspraken over
bijvoorbeeld informatieverplichtingen over verkoopvoorwaarden voor verkopers van goederen
en diensten via internet, voor schadeloosstellingen voor consumenten bij internetaankopen
of voor het tegengaan van frauduleuze verkooppraktijken. Andere niet eerder in handelsovereenkomsten
van de EU met derde landen als zodanig opgenomen bepalingen in het hoofdstuk over
e-commerce komen eveneens consumenten ten goede zoals de bepalingen die elektronische
authenticatie en de elektronische handtekening regelen of die over het kunnen sluiten
van overeenkomsten via elektronische weg.
Vraag 11
Wanneer start de bewustwordingscampagne «recht hebben, recht halen», zoals aangekondigd
in de Consumentenagenda «houvast bij voortdurende verandering' van 8 oktober 2018?16
Antwoord 11
De campagne «recht hebben, recht halen» start deze maand met een samenwerking met
VNO-NCW in het kader van een trainingsprogramma over consumentenrechten voor MKB-ondernemers.
Vanaf november ga ik, met een ander onderdeel van de campagne, consumenten informeren
over de risico’s die zij lopen bij directe import uit landen buiten de EU, waaronder
China. Daarbij gaat het zowel om risico’s op het terrein van (verminderde) consumentenbescherming
als om risico’s op het gebied van productveiligheid. De uiteindelijke keuze om direct
uit derde landen te kopen is aan de consument, maar ik vind het belangrijk dat die
beseft dat hij bij aankopen binnen de EU in de praktijk betere bescherming geniet.
Bij deze campagne trek ik onder andere samen op met de NVWA en de ACM.
Vraag 12
Wat vindt u, met het oog voor de belangen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf
(mkb), van het feit dat op de website van de consumentenbond onder het kopje «houdt
rekening met extra kosten» niet alleen actief wordt gewezen dat aankopen onder 22
euro geen btw, invoerrechten en afhandelingskosten meebrengen, maar ook dat de douane
slechts steekproefsgewijs controleert waardoor de kans dat je bij moet betalen niet
heel groot is?17
Antwoord 12
Ik vind het goed dat de Consumentenbond aandacht besteedt aan dit onderwerp en tips
geeft voor het doen van aankopen bij Chinese webwinkels. Het is aan de Consumentenbond
zelf om te beoordelen welke informatie daarbij het beste kan worden verstrekt. Ik
constateer dat de informatie op de betreffende pagina voor een groot gedeelte uit
waarschuwingen bestaat. Ik heb zelf vorig jaar tijdens de presentatie van mijn Consumentenagenda
ook gewaarschuwd dat consumenten goed op moeten letten bij aankopen die zij doen buiten
de EU.18 Consumenten kunnen op basis hiervan zelf een inschatting maken of zij het soms aanzienlijke
risico willen nemen om een product bij een Chinese webwinkel te kopen.
Voor wat betreft de extra kosten waar consumenten mogelijk mee worden geconfronteerd,
wijs ik er op dat webwinkels in derde landen met ingang van 2021 ook btw gaan afdragen
voor cross-border zendingen met een orderwaarde lager dan € 22,–. Hierdoor zal in
2021 ook op dit vlak een gelijk speelveld zijn ontstaan met betrekking tot de verzending
van e-commerce producten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.