Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 867
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 september 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over:
– de brief van 18 juli 2019 inzake voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute (Kamerstuk
29 984, nr. 858)
– de brief van 18 juli 2019 inzake stand van zaken beleidsintensivering spoortrillingen
(Kamerstuk 29 984, nr. 859).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 september 2019 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 24 september 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
2
Voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute
2
Beleidsintensivering Spoortrillingen
4
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg over de Betuweroute en de beleidsintensivering spoortrillingen.
Zij hebben over de geagendeerde stukken nog één vraag.
De leden van de CDA-fractie hebben de geagendeerde stukken doorgenomen en hebben hierbij
de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van
het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer, maar ze hebben ook enkele zorgen betreffende
hinder die ondervonden wordt door omwonenden. Ze hebben nog enkele vragen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier
enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarbij nog
enkele vragen.
Voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd waar volgens de Staatssecretaris de kernoorzaak
ligt van de latere ingebruikname van het Derde spoor. Welke concrete toezeggingen
zijn er van Duitse zijde met betrekking tot planning, beschikbaarheid voor uitvoering,
oplevering en het verlenen van vergunningen? Met of aan welk Duits overheidsorgaan
worden afspraken gemaakt c.q. toezeggingen gedaan en is dit lokaal, regionaal, op
deelstaatniveau of federaal? In hoeverre acht de Staatssecretaris de schatting juist
dat de aanleg van het Derde spoor niet voor 2026 gereed zal zijn? Waar is deze schatting
op gebaseerd? Gaat de Staatssecretaris zich ervoor inspannen dat dit eerder zal worden?
Ziet de Staatssecretaris een alternatief voor het feit dat goederentreinen langer
van het gemengde net gebruik moeten blijven maken en het nu langer duurt voordat extra
capaciteit voor reizigerstreinen vrijkomt? Hoeveel capaciteit wordt er momenteel onttrokken
aan de Brabantroute die eigenlijk via de Betuweroute zou moeten gaan, maar gehinderd
wordt door het Derde spoor?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoeveel van de capaciteit van het spoorgoederenvervoer
overdag, in de avond en ‘s nachts wordt vervoerd? Deze leden lezen dat er wordt gewerkt
aan een nulmeting om het huidige imago van het spoorgoederenvervoer te bepalen. Hoe
wordt dit precies gemeten en aan welke campagnes vanuit de sector wordt gedacht?
Deze leden zijn verder benieuwd wanneer de Staatssecretaris verwacht dat de twee niet-actief
beveiligde spoorwegovergangen op het tracé Heerlen – Herzogenrath kunnen worden weggenomen.
Deze leden zijn ook benieuwd hoe het staat met het maatregelenpakket om de bereikbaarheid
voor de hulpdiensten op Kijfhoek verder te verbeteren. In het verlengde hiervan begrepen
deze leden dat het rangeren met gevaarlijke stoffen op het emplacement Waalhaven Zuid
per direct tijdelijk is stilgelegd. Kan de Staatssecretaris aangeven of het gaat om
los van elkaar staande incidenten of dat er een structureel probleem bestaat rond
de veiligheid op het spoor? Deze leden willen weten hoe ProRail erachter kwam dat
de bluswatervoorzieningen op het emplacement niet voldoen. Welke mate van hinder kan
het vervoer met gevaarlijke stoffen van en naar de haven van Rotterdam ondervinden
door omleidingen en vertragingen? ProRail heeft aangegeven rekening te houden met
een langdurige buitengebruikstelling. Aan welke termijn moet dan ongeveer worden gedacht?
De leden van de D66-fractie lezen dat er een verlaging van de gebruikersvergoeding
plaatsvindt, zodat deze in de pas loopt met de buurlanden (met name Duitsland). Kan
de Staatssecretaris ook een inschatting maken van de verwachte toename van het goederenvervoer
vanwege deze maatregel? Zijn hierbij ook extra verplichtingen meegenomen voor de gebruikers
om trillings- en geluidshinder tegen te gaan voor omwonenden? Zo ja, welke zijn dit?
Deze leden zien dat er een intentieverklaring zal worden ondertekend door alle spoorgoederenvervoerders
en de Staatssecretaris. Kan deze intentieverklaring worden gedeeld met de Kamer? Ook
lezen deze leden dat er een convenant wordt ondertekend betreffende duurzaam vervoer
en bijvoorbeeld de inzet van stil materiaal. Kan ook dit convenant met de Kamer worden
gedeeld? Zo ja, wanneer kunnen deze beide stukken verwacht worden?
De leden van de D66-fractie zien dat een betere benutting van de Betuweroute langer
op zich laat wachten dan in eerste instantie is gecommuniceerd en maken zich zorgen
om eventuele overlast voor omwonenden. Hoe denkt de Staatssecretaris de komende jaren
te overbruggen?
Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de inzet van de Staatssecretaris
op Europese en internationale samenwerking. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden
om richting de agenda van het spoorgoederenvervoer bij de Europese Commissie een internationale
standaardtaal in te voeren zoals is voorgesteld in het internationaal Spoorplan («2040:
met de trein door Europa») van de leden van de D66-fractie?
De leden van de GroenLinks-fractie willen benadrukken dat zij groot voorstander zijn
van transport via het spoor. We moeten veel meer vracht van de weg halen en veel meer
over water en spoor vervoeren, maar dat mag niet gepaard gaan met een forse toename
van de overlast. De balans zoeken en mitigerend beleid is dan cruciaal.
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat de langdurige buitendienststelling
van het tracé tussen Emmerich en Oberhausen in 2021 niet doorgaat. Echter blijft het
feit dat er wel buitendienststellingen zullen zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven
wanneer en hoe lang er buitendienststelling zal zijn en wat dit voor gevolgen heeft
voor de alternatieve routes door Brabant en Limburg, en Gelderland en Overijssel?
Kan de Staatssecretaris daarbij specifiek ingaan op de overschrijdingen van het Basisnet?
En kan zij bij de beantwoording ook meteen meenemen wat de effecten zijn van de 740-metertreinen
voor woningen langs de alternatieve routes?
Daarnaast willen de leden van de SP-fractie hun teleurstelling uitspreken dat oplevering
van het Derde spoor niet voor 2026 zal plaatsvinden. Vertragingen in dit proces zorgen
aan Nederlandse zijde al jarenlang voor overschrijdingen van de veiligheidswaarden
die zijn vastgesteld. Kan de Staatssecretaris zeggen hoe hard zij de garanties inschat
dat 2026 gehaald gaat worden? Heeft zij daarover met de Duitse regering of de deelstaatregering
afspraken gemaakt? En zo ja, zijn in die afspraken ook bepalingen opgenomen over compensatie
wanneer 2026 niet gehaald wordt?
Beleidsintensivering Spoortrillingen
De leden van de VVD-fractie constateren dat er maatregelen worden genomen om een balans
te vinden tussen de belangen van omwonenden en vervoer over spoor. In het algemeen
overleg Spoor van 4 april 2019 (Kamerstuk 29 984, nr. 284) werd het Mankementenonderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aangehaald.
De Staatssecretaris geeft nu aan dat de actie om te bezien hoe het Quo Vadis-meetsysteem
van ProRail bij kan dragen aan optimalisering van onderhoud van het goederenmaterieel
in samenhang moet worden bezien met de follow-up van het ILT Mankementenonderzoek.
Kan de Staatssecretaris toezeggen de Kamer op korte termijn te informeren over de
voortgang in dit proces?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris de mogelijkheden bekijkt
voor langzamer rijden in de nacht voor goederenvervoer. Hoe gaat de praktijkproef
op het traject Meteren – Boxtel precies in zijn werk? Hoe lang gaat de proef duren
en wanneer zullen de resultaten bekend zijn?
Deze leden zijn verder benieuwd of de Staatssecretaris kan aangeven hoe het komt dat
het aantal meldingen over spoortrillingen toeneemt, maar qua relatieve omvang volgens
ProRail beperkt blijft? Kan de Staatssecretaris de voortgang kwantificeren van het
geluids- en trillingsarm maken van spoorgoederenvervoer? Hoeveel is er al gedaan en
hoeveel moet er nog gebeuren? Wat is de kritische factor die de voortgang bepaalt?
Deze leden zijn voorts benieuwd wat de achterliggende gedachte is dat ProRail zelf
de schadeclaims afhandelt bij meldingen van hinder en schade. Is dit in andere landen
ook zo geregeld?
De leden van de D66-fractie lezen dat de praktijkproef bij Meteren – Boxtel komend
najaar gaat starten. Hoeveel treinen gaan hieraan meedoen en wat is het percentage
hiervan op het totaal aantal treinen dat rijdt over dit traject, gedifferentieerd
naar goederenvervoer en personenvervoer? Hoeveel goederentreinen rijden er gemiddeld
’s nachts over dit traject? Worden in deze proef ook de stillere remsystemen meegenomen?
Op grond van welke parameters gaat deze test getoetst worden? Deze leden hebben eerder
vernomen dat de Staatssecretaris de wens heeft dat gemeenten en de provincie met een
financiële bijdrage komen om dit traject te verbeteren. In hoeverre is hier nu sprake
van?
Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris uitvoering geeft aan de motie-Sienot/Jetten
(Kamerstuk 29 984, nr.781). Worden hierbij ook de maatregelen zoals een ondergrondse trillingwerende constructie
en betonplaat meegenomen zoals eerder is geopperd?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden over de toegenomen aandacht voor
het onderwerp. Lawaai en trillingen zorgen voor hinder en overlast bij omwonenden
van het spoor en dit kan ’s nachts tot slaapverstoring leiden, wat weer gezondheidsgevolgen
heeft. Bovendien zorgen de trillingen voor schade aan gebouwen waardoor kosten ontstaan.
Onderzoek naar oplossingen en het toepassen van preventieve en mitigerende maatregelen
is daarom van belang.
Deze leden lezen in de stukken over het grote onderzoek van ProRail. Verschillende
oorzaken en oplossingsrichtingen worden bekeken. Deze leden zijn van mening dat actief
beleid op drie «sporen» nodig is: stille sporen, stil-rollend materiaal en afspraken
omtrent gebruik. Het eerste spoor duurt het langst, wisselrails en bruggen aanpassen
of vervangen is een kwestie van lange adem. De leden van de GroenLinks-fractie willen
benadrukken dat we bij elk nieuw traject of renovatieproject maximale aandacht voor
geluid en trillingen moeten hebben en de best beschikbare technieken moeten toepassen.
Niet de normen opvullen met maximaal toegestane hinder, maar hinder maximaal beperken.
Met het tweede spoor: stil-rollend materieel is veel gemakkelijker en sneller winst
te behalen. Omwonenden van het spoor klagen zelden over de trein, maar dat ene vierkante
wiel dat je ’s nachts wakker maakt, had wel voorkomen kunnen worden. Deze leden zijn
van mening dat meer inzet en handhaving veel overbodige overlast kunnen voorkomen.
Er worden veel stillere draaistellen ontwikkeld. Hoe zorgen we ervoor dat we deze
in Nederland het bestaand materieel kunnen laten vervangen? Wat zijn de minimale eisen?
Kunnen die omhoog? Welke middelen hebben we om overlast door bestaand materieel te
voorkomen? Betere handhaving met controles en boetes? Andere sancties? Andere acties?
Het derde spoor is afhankelijk van afspraken, richtlijnen en vergunningen. De leden
van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de mogelijkheden om via afspraken en
vergunningen de overlast te verminderen. Lagere snelheden, andere rijtijden, andere
routes? Wat is er mogelijk?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris de aanleg van een trillingreducerende
ondergrond een relatief dure oplossing vindt en dat daarom ProRail gevraagd is een
innovatieagenda op te stellen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat, tot het moment
dat er beproefde alternatieven zijn, de werkwijze van de aanleg van de trillingsreducerende
ondergrond in de huidige vorm gehandhaafd blijft?
Deze leden horen ook graag hoe de effecten van trillingen de komende jaren meegenomen
worden in de afweging rondom enerzijds de noodzakelijkheid om woningen te bouwen en
anderzijds het groeiende aanbod van goederenvervoer op het spoor. Hoe worden deze
ontwikkelingen op elkaar afgestemd om toekomstige trillingsschade te voorkomen? Met
betrekking tot de uitvoer van motie-Sienot/Jetten (Kamerstuk 29 984, nr. 781) lezen deze leden dat de Staatssecretaris een praktijkproef op het traject Meteren
– Boxtel gaat starten met het gedifferentieerd rijden. Los van het feit dat deze leden
liever zien dat de omwonenden gecompenseerd worden voor de trillingsschade die zij
aan hun huizen hebben, juichen zij de proef toe. De Staatssecretaris stelt echter
even verderop in haar brief dat er op dit moment in de Spoorwegwet geen juridische
basis is om vervoerders op grond van omgevingseffecten verplicht langzamer te laten
rijden. Kan de Staatssecretaris toelichten wat dit betekent voor de praktijkproef?
Hoeveel vervoerders gaan op vrijwillige basis meedoen en wordt gecontroleerd hoeveel
van hen ook daadwerkelijk langzamer rijden?
Ten slotte willen de leden van de SP-fractie weten wanneer de Staatssecretaris verwacht
de evaluatie en actualisatie van het schadeprotocol bij trillingen afgerond te hebben.
Deze leden willen dit graag weten, omdat pas daarna over de positie en de dubbele
pet van ProRail (immers veroorzaker en afhandelaar van trillingsschade) in de afhandeling
van trillingsschade wordt gesproken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij het
beter acht om eerst ProRail nog volledig mee te laten praten en bepalen in de evaluatie
en actualisatie, hoewel nog niet vast is gesteld of een meerderheid van de Kamer het
wel wenselijk vindt dat ProRail een dubbele pet op heeft in deze kwestie?
II Reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
Alvorens ik tot beantwoording van de vragen van uw leden overga, hecht ik eraan te
benadrukken dat het spoorgoederenvervoer (en het goederenvervoer over water) – zoals
geduid in het Regeerakkoord – een belangrijke bijdrage kan leveren aan het beperken
van toenemend goederenvervoer over de weg en het beperken van uitstoot. Vanuit deze
ambitie is met de sector een maatregelenpakket overeengekomen om groei te realiseren
en tegelijkertijd de kwaliteit van de leefomgeving langs het spoor te versterken.
Ik kan daarom de oproep van de GroenLinks-fractie onderschrijven om meer vracht van
de weg te halen en meer over spoor (en water) te vervoeren zonder een forse toename
van de overlast. Daarbij is in eerder overleg met uw Kamer ook gewisseld, dat dit
op punten een ingewikkelde puzzel is. Over de voortgang rapporteer ik uw Kamer in
beginsel elk half jaar.
Om deze ambitie te realiseren in combinatie met andere ambities als PHS en Toekomstbeeld
OV, is het van belang om op het gehele spoorwegnet ruimte voor spoorgoederenvervoer
te behouden en deze zo efficiënt en effectief mogelijk te benutten. De Betuweroute
neemt daarin een belangrijke rol en de verbetering van de aansluiting van deze route
op het Duitse spoorwegnet met een Derde spoor tussen Zevenaar/Emmerich en Oberhausen
is dan ook van cruciaal belang. Het is overigens niet zo dat uiteindelijk al het goederenverkeer
op het spoor over de Betuweroute kan worden afgewikkeld. Er zal altijd goederenverkeer
over andere routes gaan vanwege het feit dat de herkomst of bestemming van goederen
niet altijd via de Betuweroute bereikbaar is. In die gevallen zou omrijden via de
Betuweroute zodanig kostbaar worden dat de weg een beter alternatief vormt en een
risico voor een omgekeerde modal shift van spoor naar weg ontstaat. Voorts beperkt
de situatie op het spoorwegnet in de buurlanden het enkel gebruik van de Betuweroute
vanwege intensief verkeer aldaar, gepland onderhoud en/of calamiteiten.
Voortgang spoorgoederenvervoer en Betuweroute
Oplevering Derde spoor niet voor 2026
De leden van het CDA, D66 en de SP stellen verschillende vragen over de vertragingen
met betrekking tot de ingebruikname van het Derde spoor. In mijn voortgangsbrief van
18 juli 2019 (Kamerstuk 29 984, nr. 858) heb ik aangegeven dat de afronding van de aanleg niet voor 2026 wordt verwacht.
Dat is een inschatting die is gebaseerd op informatie die mij door DB Netz is aangereikt:
een bouwperiode van zes tot acht jaar en de afgifte van bouwvergunningen in 2020 en
2021. Een latere afronding is derhalve niet uit te sluiten. Zo lang DB Netz niet over
alle bouwvergunningen beschikt, wil DB Netz geen preciezere planning voor de bouwwerkzaamheden
afgeven.
In mijn besprekingen met het Duitse Bondsministerie – onder meer op 9 april jongstleden
met mijn Duitse ambtgenoot – vraag ik herhaaldelijk aandacht voor het bespoedigen
van procedures en de uiteindelijke aanleg. Dit ministerie is niet de instantie voor
het afgeven van de bouwvergunningen, omdat de verantwoordelijkheid daarvoor bij wet
is neergelegd bij het onafhankelijke Eisenbahn Bundesamt (EBA). EBA is daarbij wettelijk
verplicht regionale en lokale overheden te raadplegen. Nadere afspraken, zoals de
SP-fractie vraagt, met deze verantwoordelijke Duitse autoriteiten – ook inzake garanties
en/of compensaties – kan ik niet maken. Ik vertrouw op de toezegging van mijn Duitse
ambtgenoot dat hij er alles aan doet om procedures te bespoedigen; bij gelegenheid
herinner ik hem daar steeds aan. In dat licht constateer ik dat recent de derde bouwvergunning
(van de benodigde twaalf) door EBA aan DB Netz is afgegeven.
Gebruik gemengde net door goederentreinen
De leden van het CDA vragen of ik een alternatief zie voor het langere gebruik van
het gemengde net door goederentreinen. Dat is niet het geval: goederentreinen zullen
ook na afronding van het Derde spoor gebruik blijven maken van het gemengde net. De
ruimte die voor spoorgoederenvervoer op het gemengde net beschikbaar is, zal niet
alleen moeten worden benut vanwege herkomst en bestemming van de goederen, maar zal
ook nodig zijn voor de groei van het spoorgoederenvervoer. Wel zal na afronding van
het Derde spoor relatief meer goederenverkeer via de Betuweroute worden afgewikkeld,
omdat dit voor de meeste vervoerders een aantrekkelijkere route van en naar Duitsland
zal zijn. In het kader van PHS wordt bezien in hoeverre de ambities om het reizigersvervoer
te intensiveren in de toekomst zal conflicteren met de ruimte voor spoorgoederenvervoer.
De leden van het CDA vragen voorts hoeveel capaciteit op de Brabantroute onttrokken
wordt voor treinen die eigenlijk via de Betuweroute zouden moeten gaan. Op de Brabantroute
stelt ProRail vanuit zijn rol als onafhankelijke verdeler van de beschikbare capaciteit
conform het Besluit capaciteitsverdeling ten tijde van buitendienststellingen op de
Betuweroute als gevolg van werkzaamheden aan het Derde spoor bij overbelasting drie
treinpaden per uur per richting extra beschikbaar voor goederentreinen. Daarbuiten
is dat één pad per uur per richting. Omdat momenteel geen sprake is van overbelasting,
gaat de extra capaciteit voor goederentreinen bij buitendienststelling op de Betuweroute
niet ten koste van de capaciteit van het overige treinverkeer.
Om een beeld te geven van de verhouding tussen dag, avond en nacht, zoals de CDA-fractie
vraagt, geef ik u een duiding van het totaal aantal goederentreinen die van de drie
belangrijkste grensovergangen met Duitsland (Oldenzaal, Zevenaar en Venlo) in 2018
gebruik maakten. In de dagperiode (7.00–19.00 uur) reden in totaal 19550 goederentreinen
van en naar Duitsland, waarvan 9550 via Zevenaar, 6650 via Venlo en 3350 via Oldenzaal.
In de avond (19.00–23.00 uur) waren dat er in totaal 8600, waarvan 3750 via Zevenaar,
3550 via Venlo en 1300 via Oldenzaal. Gedurende de nacht (23:00–7:00 uur) bedroeg
het aantal treinen in totaal 15200; de grensovergang bij Zevenaar verzorgde daarvan
7300, Venlo 6400 en Oldenzaal 1500.
Nulmeting imago spoorgoederenvervoer
Met betrekking tot de door de CDA-fractie genoemde nulmeting van het huidige imago
wordt binnenkort daartoe aan een onderzoeksbureau opdracht gegeven. Dit onderzoek
tracht zowel kwantitatief als kwalitatief bij omwonenden, verladers en havenbedrijven
het imago van het spoorgoederenvervoer te duiden. Daarvoor hanteert het onderzoeksbureau
verschillende methodieken. Enquêtering via internet en diepte-interviews zijn daarin
de belangrijkste. Op basis van deze nulmeting zal de sector bepalen welke campagnes
nodig zijn om het imago te versterken.
Overwegen tracé Heerlen-Herzogenrath
Met betrekking tot het door de leden van het CDA gevraagde moment van het wegnemen
van de twee niet-actief beveiligde spoorwegovergangen op het tracé Heerlen-Herzogenrath
kan ik u melden dat dit naar verwachting eind 2021 zal zijn. In goed overleg met de
gemeente Kerkrade wordt gezocht naar alternatieve onderdoorgangen.
Kijfhoek
De leden van het CDA vragen ook naar de maatregelen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten
op Kijfhoek. Het maatregelenpakket om de bereikbaarheid voor de hulpdiensten op Kijfhoek
verder te verbeteren wordt momenteel uitgewerkt door ProRail, de omgevingsdienst en
de veiligheidsregio (zie ook mijn brief van 12 juni 2019: Kamerstuk 29 893, nr. 240). De planning is erop gericht in 2020 het besluitvormingsproces af te ronden en eind
2021 de calamiteitenwegen te hebben aangelegd.
Waalhaven Zuid
De leden van het CDA vragen voorts naar de ontstane situatie op het emplacement Waalhaven
Zuid. Met mijn brief van 14 september jl. (Kamerstuk 29 984, nr. 864) heb ik uw Kamer geïnformeerd over beperkingen aan het rangeren met gevaarlijke stoffen
op het emplacementen Waalhaven Zuid. Op basis van het uitvoeren van een test op vrijdag
13 september jl. is geconstateerd dat de blusvoorzieningen nog niet aan de vergunningvereisten
kunnen voldoen. Daarom is door ProRail besloten het rangeren met gevaarlijke stoffen
stil te leggen. Dit betekent dat een aantal rangeeractiviteiten van Waalhaven Zuid
uit zal wijken naar onder andere Kijfhoek. Vervoerders kunnen helaas hinder ondervinden
in de vorm van omleidingen en vertragingen. Zij worden door ProRail goed op de hoogte
gehouden en nauw betrokken bij de aanpak. Daarnaast werkt ProRail nu aan een voorstel
om de beperkingen zo snel mogelijk op te heffen. Naar verwachting zal dit een aantal
maanden gaan duren. Dit jaar worden de meest urgente vervangingswerkzaamheden uitgevoerd
en afgerond.
Effect halvering gebruiksvergoeding
De leden van de D66-fractie vragen om een inschatting van de toename van het goederenvervoer
die uit de verlaging van de gebruiksvergoeding te verwachten is. Op 30 juli 2019 is
de Tijdelijke subsidieregeling stimulering goederenvervoer per spoor met terugwerkende
kracht tot 1 januari 2019 in werking getreden. Met deze regeling worden de kosten
voor het spoorgoederenvervoer verlaagd met als doel de aantrekkelijkheid en daarmee
de groei van het product spoorgoederenvervoer te vergroten. Het effect van deze regeling
moet in samenhang worden bezien met de andere maatregelen in het Maatregelenpakket
spoorgoederenvervoer. Tijdens de totstandkoming van het maatregelenpakket is deze
samenhang getoetst in een globale analyse van maatschappelijke kosten en baten. Daarbij
is – conform WLO-hoog-scenario – uitgegaan van een groei in het aantal tonkilometers
op Nederlands spoor van ongeveer 200 miljoen in 2019 tot ongeveer 350 miljoen in 2023.
Volgens deze analyse levert het pakket inclusief de subsidieregeling een positief
maatschappelijk rendement op. Daarnaast is een positief effect te verwachten van de
reeds in Duitsland ingevoerde halvering van de gebruiksvergoeding. In 2021 zal de
tijdelijke subsidieregeling tussentijds worden geëvalueerd. De daadwerkelijke toename
van het spoorgoederenvervoer is daarbij een belangrijke indicator.
Intentieverklaring / convenant
Met de publicatie van de hiervoor genoemde subsidieregeling geef ik invulling aan
de afspraken die ik met de goederenvervoerders overeen ben gekomen om zowel de groei
van het vervoer te stimuleren, als dit goed in te passen in de omgeving. In mijn brief
van 19 juni 2018 (Kamerstuk 29 984, nr. 782) heb ik aangegeven dat de goederenvervoerders bereid zijn via pilots actief bij te
dragen aan het verbeteren van het spoorproduct inclusief het verminderen van omgevingseffecten
zoals geluid en trillingen. Ten aanzien van het afwegen van infrastructurele maatregelen
gelden uiteraard de reguliere financiële kaders voor besluitvorming daarover. Bovengenoemde
afspraken zijn vastgelegd in een intentieverklaring die ik op verzoek van de leden
van de D66-fractie samen met het in voornoemde brief aangekondigde convenant duurzaam
spoorvervoer van verladende partijen als bijlage bij deze brief meestuur1.
Internationale standaardtaal
Het invoeren van een internationale standaardtaal bij het spoorgoederenvervoer, zoals
de leden van de D66-fractie bepleiten, is nog geen onderdeel van de Europese agenda.
Wel wordt er gewerkt aan vereenvoudiging van de bestaande taaleisen. Op grond van
Europese regelgeving is het in Nederland mogelijk gemaakt om op grensbaanvakken een
eenvoudiger taalniveau te vereisen van de machinisten. Dit vereenvoudigde taalregime
is vanaf 1 juli 2019 in gebruik genomen onder andere op het grensbaanvak Venlo. Verdere
vereenvoudigingen kunnen aan de orde komen indien de Europese Commissie een voorstel
zal doen ten aanzien van de richtlijn voor de vergunningen van machinisten.
Gevolgen buitendienststellingen
De leden van de SP-fractie vragen naar de buitendienststellingen van de Betuweroute
en de gevolgen daarvan. Daarbij vragen zij specifiek in te gaan op Basisnet en op
de effecten van 740m lange treinen voor woningen langs omleidingsroutes. Vooralsnog
ga ik ervan uit dat het oorspronkelijk door DB Netz beschreven patroon van één week
enkelsporige buitendienststelling per vier weken met soms dubbelsporige buitendienststelling
in weekenden zal worden voortgezet. ProRail houdt hierover nauw contact met DB Netz.
Omvangrijkere buitendienststellingen, zoals oorspronkelijk beoogd in 2021, worden
in nauwe samenwerking met ProRail ingepland. Bij buitendienststellingen worden treinen
omgeleid via de Brabantroute en de routes door Oost-Nederland. Uitgangspunt daarbij
is dat ook het omgeleide verkeer moet passen binnen grenzen voor geluid en externe
veiligheid. Dit is ook zo besproken in de Stuurgroep Derde spoor. Voor Basisnet is
dit een lastige opgave omdat ik met uw Kamer heb geconstateerd dat de invulling van
het Basisnet nadere afstemming behoeft. Momenteel wordt daarover met regio’s overlegd.
De verdere inpassing van om te leiden treinverkeer wordt in het kader van de Stuurgroep
Derde spoor bezien. Het benoemde uitgangspunt geldt overigens onverkort voor treinen
met een lengte van 740 meter, zodat het effect op woningen niet anders zal zijn dan
treinen met een andere, kortere lengte.
Beleidsintensivering spoortrillingen
Trillingshinder
De CDA-fractie is benieuwd of de Staatssecretaris kan aangeven hoe het komt dat het
aantal meldingen over spoortrillingen toeneemt, maar qua relatieve omvang volgens
ProRail beperkt blijft. Ten opzichte van het totaal aantal meldingen dat ProRail ontvangt,
is het aantal meldingen over trillingen (enkele honderden per jaar), ondanks de toename
in de afgelopen jaren, beperkt. Uiteraard betekent dit niet dat trillingshinder een
onderwerp is dat niet serieus genomen moet worden. Op verschillende terreinen zijn
acties in gang gezet om het vraagstuk van trillingen systematisch op te pakken. Zo
wordt een praktijkproef langzamer rijden ingericht (zie hierna). Ook is een aantal
concrete casussen opgepakt zoals de extra investeringen die zijn gedaan om hinder
te beperken op het tracé Meteren-Boxtel en naar aanleiding van klachten van omwonenden
op de Brabantroute. Na onderzoek van deze klachten bleek dit te komen door inzet van
TRAXX-locomotieven voor reizigersmaterieel (IC Direct) in combinatie met betonnen
overwegen. In de nieuwe dienstregeling (vanaf 15 december 2019) zal NS, bij wijze
van proef, voor drie maanden met dit materieel langzamer gaan rijden. Metingen en
ervaringen van omwonenden moeten inzicht geven in wat het effect hiervan is. Tezamen
met het effect op de punctualiteit zal na deze proef afgewogen worden of langzamer
rijden doelmatig is.
De GroenLinks-fractie is benieuwd naar de mogelijkheden om via afspraken en vergunningen
de overlast te verminderen. In het kader van het Maatregelenpakket spoorgoederenvervoer
worden de mogelijkheden voor het verminderen van overlast verkend. Ik noemde reeds
de praktijkproef langzamer rijden op het tracé Meteren-Boxtel. Ook zet de spoorgoederensector
zich in voor duurzamer en stiller vervoer (zoals door gebruik van stiller materieel),
waarbij het bij deze brief gevoegde convenant van verladers mede relevant is.
De innovatieagenda trillingen beoogt de trillingen aan de bron (bij de trein of de
infrastructuur) te verminderen. Aanpak aan de bron heeft een groter effect, dan het
gebruik van het spoor te wijzigen. Groei van het spoorgebruik gaat hand in hand met
de aanpak van hinder aan de bron.
Aanpassen bestaand spoorgoederenmaterieel
De CDA-fractie vraagt of de voortgang van het geluid- en trillingsarm maken van spoorgoederenvervoer
kan worden gekwantificeerd. In mijn brief beschrijf ik het traject dat nodig is om
tot onderbouwd beleid te komen voor trillingen. We staan nog aan het begin. Wat «trillingsarm»
is, is nog niet gedefinieerd. Daarvoor is het nu ook nog te vroeg, onder meer omdat
we nog wachten op een landelijk toepasbaar rekenmodel van het RIVM. Met betrekking
tot de door het CDA gevraagde kritische factor heb ik in mijn brief aangegeven dat
er sprake is van een complex samenspel van factoren (onder meer: materieel, het spoor,
de ondergrond en de gebouwen). Wat op de ene plek trillingshinder geeft, doet dat
niet op de andere plek. Een maatregel op de ene plek werkt niet op de andere. Dat
is een wezenlijk verschil met de aanpak van geluid, waar maatregelen meer generiek
toepasbaar zijn.
De GroenLinks-fractie vraagt naar het bestaand materieel en de mogelijke vervanging
daarvan. Ik heb mij in de afgelopen tijd hard gemaakt voor aanpassing van de TSI Noise
waardoor bestaand goederenmaterieel, dat niet aan de geluideisen voor nieuwe goederenwagons
voldoet, niet meer overal ingezet kan worden. Deze TSI is op 16 mei 2019 vastgesteld.
U bent hierover geïnformeerd in de voortgangsbrief spoorgoederenvervoer (Kamerstuk
29 984, nr. 858). Vanaf 2024 wordt het verplicht om op routes met meer dan 12 goederenbewegingen
in de nacht te gaan rijden met stil materieel. In Nederland zal dat naar verwachting
in ieder geval gaan om de Betuweroute en de Brabantroute. Indirect kan ook een effect
uitgaan op andere trajecten door stille routes over de grens. Bestaand goederenmaterieel
kan stiller worden door kunststof remblokken of schijfremmen toe te passen. Voor de
financiering van deze aanpassing is al een aantal jaar een prestatieregeling van toepassing.
Doel van deze regeling is het stimuleren van de ombouw van goederenwagons tot «stille
wagons»; vervoerders krijgen daarvoor een tijdelijke korting op de gebruiksvergoeding.
Samen met ILT ben ik nu bezig de implementatie van deze TSI vorm te geven. Onderdeel
hiervan is ook het onderzoeken hoe de handhaving hierop kan worden vormgegeven.
Innovatieagenda trillingen
De SP-fractie vraagt naar de werkwijze van de aanleg van de trillingsreducerende ondergrond.
In situaties waar sprake is van een tracébesluit worden, indien het project leidt
tot een toename van trillingen, maatregelen zoals een ondergrondse trillingwerende
constructie afgewogen. Maatregelen moeten effectief en doelmatig zijn. Het doel van
de innovatieagenda trillingen is om de keuzemogelijkheden wat betreft trillingsmaatregelen
verder uit te breiden, met name naar goedkopere maatregelen die trillingen aan de
bron reduceren. Een trillingsreducerende ondergrond is relatief duur en daardoor in
veel situaties niet doelmatig.
Handreiking Nieuwbouw en spoortrillingen
De SP-fractie vraagt hoe de effecten van trillingen de komende jaren meegenomen worden
in de afweging rondom enerzijds de noodzakelijkheid om woningen te bouwen en anderzijds
het groeiende aanbod van goederenvervoer op het spoor. Bij de planning van woningbouw
zijn meerdere publieke en private actoren betrokken. De afweging omtrent woningbouw
wordt op lokaal niveau door het gemeentebestuur gemaakt. Private actoren, zoals projectontwikkelaars,
aannemers, of de particuliere initiatiefnemer van een nieuwbouwproject hebben daarbij
ook een eigen verantwoordelijkheid. Het streven naar een gezonde fysieke leefomgeving
waarin prettig gewoond en gewerkt kan worden, ligt namelijk niet bij één actor.
Tijdens het algemeen overleg over ERTMS op 20 juni jongstleden (Kamerstuk 33 652, nr. 71, p. 30–31) heb ik de grote woningbouwopgave aan de ene kant en de groei van het personen-
en goederenvervoer aan de andere kant benoemd. Zowel in afstemming met de Minister
van BZK, als in bestuurlijk overleg met de regio’s is hier volop aandacht voor. Tegelijkertijd
heb ik aangegeven dat we een beperkt instrumentarium hebben en dat we met elkaar die
puzzel moeten leggen.
In het kader van de beleidsintensivering spoortrillingen is in mijn opdracht de Handreiking
Nieuwbouw en Spoortrillingen ontwikkeld. Uitgaande van de bestaande (bouw)regelgeving
kunnen gemeenten, woningcorporaties, projectontwikkelaars, aannemers en andere bouwers,
ook nu al maatregelen treffen om bij nieuwbouw of grootschalige innovatie langs het
spoor trillingsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Deze handreiking reikt concrete
handvatten aan.
ILT mankementenonderzoek en Quo Vadis
De leden van de VVD-fractie vragen of de staatsecretaris op korte termijn kan toezeggen
de Kamer te informeren over de voortgang van het ILT Mankementenonderzoek. Het ILT
Mankementenonderzoek is op 27 november 2018 aan de Kamer gedeeld in de kamerbrief
betreffende de stand van zaken spoorveiligheid (Kamerstuk 29 893, nr. 224).
In vervolg op het onderzoek mankementdetectie heeft de ILT bij ProRail en de spoorwegondernemingen
gevraagd welke maatregelen zij nemen naar aanleiding van de bevindingen uit het rapport.
1. Uit de reacties blijkt dat meer en beter wordt afgestemd met buitenlandse partijen.
Als gevolg hiervan kan dus eerder worden ingegrepen indien er via Quo Vadis overschrijdingen
van de normen worden geconstateerd.
2. ProRail heeft een document opgesteld voor buitenlandse spoorwegondernemingen, om hen
te informeren over het systeem Quo Vadis en op welke wijze de informatie uit dit systeem
kan worden benut.
3. Er zijn enkele spoorwegondernemingen die gebruik maken van tags op hun goederenwagens.
Met behulp van deze tags worden meetgegevens direct doorgestuurd naar de spoorwegonderneming,
zodat deze direct maatregelen kan nemen.
4. ProRail is gestart met de ontwikkeling van een nieuwe generatie Quo Vadis-meetstations.
Dit moet de kwaliteit van de meetgegevens verbeteren
ILT gaat door met het volgen van spoorwegondernemingen om hen ertoe te bewegen om
meer en beter gebruik te maken van de meetgegevens uit Quo Vadis.
Praktijkproef langzamer rijden goederentreinen in de nacht
De leden van de fracties van CDA, VVD en SP hebben verschillende vragen over de praktijkproef
op het traject Meteren – Boxtel. De proef richt zich op het in kaart brengen van de
effecten van langzamer rijden op trillingsniveaus. Ook wordt onderzocht wat de effecten
zijn op aanpassingen aan de ProRail systemen (en de kosten daarvan), op juridische
aspecten, op de capaciteit en op de bedrijfseconomische operatie van de vervoerders.
De definitieve opzet van de proef en de wijze van uitvoering zijn nog onderdeel van
lopend overleg met de betrokken vervoerders. Naar verwachting worden er metingen uitgevoerd
bij 40 km/u, 60 km/u en de reguliere snelheid op dit baanvak. De periode gedurende
welke de metingen zullen plaatsvinden, staat nog niet precies vast, maar zal wel in
de loop van dit najaar gedurende de nacht zijn. Mogelijk wordt ook een speciale testtrein
ingezet, indien het aantal metingen met de goederentreinen die in de nacht rijden
(momenteel gemiddeld vier per nacht) te gering is om verantwoord conclusies te trekken.
Het geluideffect wordt bepaald op basis van de wettelijke rekenmethodiek (die gebaseerd
is op metingen). Hierin is ook het effect meegenomen van stillere goederenwagons.
De resultaten van de proef met langzamer rijden zijn begin 2020 beschikbaar en worden
met de resultaten van onderzoek naar de andere, hiervoor genoemde effecten samengevoegd.
Op basis hiervan wordt bezien of langzamer rijden in de nacht een effectieve en doelmatige
maatregel is om omgevingshinder te verminderen.
Voor de praktijkproef betekent het ontbreken van een juridische basis dat vrijwillige
medewerking van goederenvervoerders nodig is. Met de bijgevoegde intentieverklaring
hebben deze vervoerders duidelijk hun medewerking aan de proef uitgesproken.
Geluid- en trillingsmaatregelen bij PHS Meteren-Boxtel
De D66-fractie vraagt in hoeverre de gemeenten en de provincie financieel bijdragen
om het traject Meteren-Boxtel te verbeteren. En welke trillingsmaatregelen nu worden
meegenomen in dit traject. Zoals ik u in mijn brief van 28 maart 2019 heb gemeld over
het project PHS Meteren-Boxtel (Kamerstuk 32 404, nr. 91), heb ik onderzoek gedaan naar extra hinderbeperkende maatregelen op het traject
Meteren-Boxtel. Op basis van de vanuit EU regelgeving (TSI Noise) vereiste analyse
van treinaantallen (meer dan 12 goederenbewegingen in de nacht) heb ik besloten dit
traject te zijner tijd aan te wijzen als zogenoemde «Quieter Route», waarna er alleen
nog stillere goederentreinen over mogen rijden. Daarbij zal ik de geluidproductieplafonds
verlagen om deze geluidswinst vast te leggen voor de omgeving. Hiermee wordt de toename
van geluidhinder op Meteren-Boxtel beperkt. Daarnaast investeer ik € 11 mln. in extra
trillingwerende maatregelen in Vught-noord. Er is op dit moment sprake van toepassing
van een ondergrondse trillingwerende constructie; als de komende jaren innovaties
beschikbaar komen kan mogelijk voor een andere oplossing gekozen worden. Tenslotte
heb ik middelen beschikbaar gesteld als medefinanciering voor extra hinderbeperkende
maatregelen als andere overheden die alsnog willen laten realiseren. Dat aanbod staat
nog steeds.
Schade als gevolg van spoortrillingen
De CDA- en SP-fracties stellen verschillende vragen over de schadeafhandeling, zoals
waarom ProRail deze zelf uitvoert en wanneer het schadeprotocol wordt geëvalueerd.
Bij de schadeafhandeling is sprake van civiel recht. In elk land geldt ditzelfde civiele
recht. Elke burger die denkt dat iemand schade veroorzaakt, kan die verantwoordelijke
aansprakelijk stellen. Daaruit voortvloeiende claims komen binnen bij ProRail die
deze ook afhandelt. ProRail bekijkt middels het TNO protocol in welke gevallen er
daadwerkelijk een kans is dat treinverkeer schade veroorzaakt. Hierbij speelt de afstand
van de woning tot het spoor een rol, maar ook bijvoorbeeld het type woning. Indien
die kans er is, neemt ProRail de bewijslast over en voert een diepgaand onderzoek
uit of de schade echt wordt veroorzaakt door treinen. Vrijwel nooit kan er bij deze
claims een relatie worden aangetoond tussen schade en spoortrillingen. Dat ProRail
nu die werkwijze actualiseert, is aan ProRail vanuit hun verantwoordelijkheid als
beheerder. Na de actualisatie van het protocol door ProRail zal ik een evaluatie van
het proces van de toepassing van het protocol uitvoeren, zoals ook aangekondigd in
de kamerbrief spoortrillingen. Daarbij wordt ook gekeken naar de positie die ProRail
inneemt, die nu zelf de schadeclaims afhandelt, en de wijze van communicatie hierover
met bewoners. ProRail heeft voor de actualisatie 4 tot 6 maanden nodig. Met het uitvoeren
van de evaluatie wacht ik tot enkele gemeenten langs de Brabantroute een second opinion
hebben afgerond bij enkele woningen, waarbij de schadebeoordeling door ProRail, op
basis van het TNO protocol, opnieuw wordt beoordeeld. Deze second opinion is naar
verwachting eind 2019 gereed.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier