Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over een tekort aan politieagenten in Brabant
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over een tekort aan politieagenten in Brabant (ingezonden 15 augustus 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 september
            2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3805.
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Wijkagent uit de wijk door personeelstekort bij politie Brabant»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Klopt het dat wijkagenten in de zomer maar ook daarbuiten ingezet worden «om de noodhulp
               draaiende te houden»? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
            
Antwoord 2
            
Het signaal dat wijkagenten ook voor andere werkzaamheden worden ingezet, is mij in
               algemene zin bekend. Vanwege het grote vervangings- en uitbreidingsvraagstuk is er
               sprake van tijdelijke en plaatselijk druk op de inzetbaarheid van de politie, waaronder
               ook de aanwezigheid van agenten in de wijk. Het is in die gevallen aan de lokale driehoek
               om keuzes te maken over de inzet van de beschikbare politiecapaciteit. Dit kan betekenen
               dat het nodig is dat wijkagenten tijdelijk worden ingezet voor bijvoorbeeld de noodhulp.
               Hoe lang een dergelijke situatie kan bestaan, is een lokale afweging.
            
Vraag 3
            
Leidt het inzetten van wijkagenten voor andere taken dan die van wijkagent incidenteel
               dan wel structureel in de praktijk tot minder wijkagenten dan er volgens de wettelijke
               norm moeten zijn? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 3
            
Artikel 38a lid 1 Politiewet 2012 schrijft voor dat er ten minste één wijkagent per
               5.000 inwoners is. Dit betreft een landelijke norm die per eenheid wordt toegepast.
            
Uitgangspunt is dat het op basis van deze norm vereiste aantal wijkagenten in de formatie
               van de eenheid moet zijn opgenomen. Door het tijdelijk anders inzetten van wijkagenten
               wordt de samenstelling van de formatie van een eenheid niet gewijzigd.
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening dat de functie van wijkagent essentieel is voor de veiligheid in
               wijken en niet als sluitstuk van de politieorganisatie gezien moet worden? Zo ja,
               hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
Het is belangrijk dat de politie haar aanwezigheid in de wijken kan waarmaken. De
               wijkagent heeft daarbij een sleutelpositie in het basisteam en bij de oriëntatie op
               probleem- en wijkgericht werken. Op basis van de Ontwikkelagenda gebiedsgebonden politie
               wordt ingezet op het vergroten van de aanwezigheid van agenten in de wijk. Dit betreft
               niet alleen de fysieke aanwezigheid, maar ook de digitale aanwezigheid in de wijk.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat in Oost-Nederland vanwege een personeelstekort agenten gevraagd zijn
               terug te komen van vakantie? Zo ja, in welke mate is dit gebeurd en wat is uw mening
               hierover? Zo nee, wat klopt niet?
            
Antwoord 5
            
Nee, volgens de Eenheid Oost-Nederland zijn er geen politiemedewerkers gevraagd terug
               te komen van vakantie.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat in Brabant sommige teams er vanwege een personeelstekort voor hebben
               gekozen «om met minder auto’s in de noodhulp rijden om zo de bezetting rond te krijgen»?
               Zo ja, wat betekent dat voor het kunnen verlenen van noodhulp? Zo nee, wat klopt niet?
            
Antwoord 6
            
Het plannen van de noodhulp heeft absolute prioriteit binnen de Eenheden Oost-Brabant
               en Zeeland- West-Brabant. Het toenemende aantal prio 1 meldingen legt een steeds grotere
               druk op het noodhulpproces. Uitgangspunt is dat de noodhulpdienstverlening aan de
               burger te allen tijde geborgd moet zijn. Ook in tijden van krapte in de roosters.
               De personele bezetting op sommige basisteams in relatie tot het werkaanbod heeft ertoe
               geleid dat er de afgelopen tijd keuzes moesten worden gemaakt. Zo zijn er teams waar
               door de leiding gekozen is om 1) een noodhulpmotor in te zetten in plaats van een
               noodhulpauto waardoor één medewerker minder ingepland kon worden, 2) wijkagenten in
               te zetten voor noodhulpdiensten en 3) horecadiensten te beperken ten faveure van noodhulpdiensten.
            
De ervaring leert dat de eenheden die de noodhulpdiensten binnen de eenheid verzorgen
               met name binnen de meer landelijke gebieden niet de volledige dienst doende zijn met
               noodhulpdienstverlening. Dat betekent dat bijvoorbeeld wijkagenten of anderen met
               een taak op het vlak van gebiedsgebonden politiewerk ook tijdens de noodhulpdiensten
               gelegenheid hebben om zich op hun dagelijkse taken te richten. Dit worden dan zogenaamde
               afbreekbare werkzaamheden: de uitvoering van deze taken moet worden afgebroken op
               het moment dat er een noodhulpmelding is. Daar waar nodig gebeurt dat in overleg met
               het gezag.
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening van de vicevoorzitter van politievakbond ACP dat «het tekort aan
               personeel, vooral voor de basisteams (de politie op straat) zorgelijk» is? Zo ja,
               waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
            
Antwoord 7
            
Er is geen sprake van significante onderbezetting op korpsniveau. Op eenheidsniveau
               is het beeld diffuser. In sommige eenheden is er nog sprake van overbezetting, terwijl
               andere eenheden kampen met onderbezetting. Ook op district- en teamniveau kan het
               beeld wisselen. Waar nodig kunnen teams elkaar bijstaan.
            
Wel is er sprake van tijdelijke extra druk op de inzetbaarheid van de politie. De
               komende jaren stroomt er een groot aantal nieuwe medewerkers in om ervaren medewerkers
               die met pensioen gaan te vervangen en om de operationele sterkte uit te breiden. Vanwege
               de opleidingsduur wordt het effect van deze instroom pas na enkele jaren volledig
               merkbaar. Om de tijdelijke inzetbaarheidsproblematiek te overbruggen heeft het kabinet
               incidenteel € 91 miljoen beschikbaar gesteld voor de jaren 2019–2021.
            
Vraag 8
            
Is de instroom van nieuwe politiefunctionarissen afdoende om het vertrek van 55-plussers
               en andere politiefunctionarissen op te vangen en de totale capaciteit van de politie
               te vergroten? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om
               te zorgen dat zowel tijdens de zomermaanden als ook structureel meer politiecapaciteit
               beschikbaar komt?
            
Antwoord 8
            
Naar verwachting worden de instroomdoelstellingen voor aspiranten en zijinstromers
               in 2019 volledig gehaald. Er stromen dus voldoende nieuwe medewerkers in om de medewerkers
               die met pensioen gaan te vervangen en de uitbreiding van de sterkte op termijn te
               realiseren. In 2019 zijn er meer operationele politiemedewerkers dan in 2018. Zoals
               toegelicht in mijn brief van 3 september jl.2 stijgt het aantal operationele medewerkers iets minder snel dan voorzien in de begroting
               van 2019–2023. De verwachting is evenwel dat de formatie en bezetting van operationele
               functies kort na 2022 in balans komen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
