Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen door de leden Van Aalst, De Graaf en Wilders over het bericht dat Arriva haar personeel afvalt als zij het boerkaverbod in de bus handhaven
Vragen van de leden Van Aalst, De Graaf en Wilders (allen PVV) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht dat Arriva haar personeel afvalt als zij het boerkaverbod in de bus handhaven (ingezonden 23 augustus 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat (ontvangen 17 september 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht dat de buschauffeur die het boerkaverbod in zijn bus handhaafde
door Arriva publiekelijk is afgevallen?1
Antwoord 1
Ja.
2
Deelt u de mening dat deze buschauffeur geen terechtwijzing verdient, maar juist een
dik compliment?
Antwoord 2
Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de
wet staan. Bij het voorval in een bus in Stein hebben zowel de buschauffeur als de
politiemedewerker conform de wet gehandeld.
Het kabinet ondersteunt de naleving van de wet door de instellingen, met aandacht
voor de invulling van de werkwijze die rekening houdt met het zorgen voor een veilige
publieke taak en de rol die de werkgever en werknemer bij deze wet met betrekking
tot de naleving hebben. De specifieke afspraken in het openbaar vervoer staan beschreven
in antwoord 3.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het boerkaverbod ook gewoon in het openbaar vervoer moet worden
gehandhaafd?
Antwoord 3
De wet gedeeltelijk verbod gezichtsbekkende kleding bepaalt dat de handhaving aan
politie en het Openbaar Ministerie is. Deze wet bevat een nieuwe norm. Instellingen
waarop het verbod van toepassing is worden geacht de wet na te leven, net als dit
bij andere wetgeving het geval is. Op basis van de memorie van toelichting en de wetsbehandeling
van deze wet is het uitgangspunt dat op de locatie en in het voertuig eerst op de
norm wordt gewezen. In de wetsbehandeling is op basis van de aangedragen zorgen uiteen
gezet dat naleving door de instellingen bestaat uit het aanspreken met het verzoek
de gezichtsbedekking af te doen of de locatie of het voertuig te verlaten. Een bevoegdheid
om te handhaven voor medewerkers van een locatie of in een voertuig is er niet. Bij
de uitwerking voor de praktijk is aangesloten bij de wet en de wetsbehandeling in
uw Kamer en de Eerste Kamer.
Het openbaar vervoer heeft vanwege haar specifieke kenmerken een bijzonder positie.
Achtergrond hiervoor is dat het in het openbaar vervoer gaat om duizenden «bewegende»
locaties met veelal een «open-instap-regime». Het openbaar vervoer kent ook bij andere
overtredingen een eigen werkwijze. Dit is reden geweest om specifiek contact te hebben
over de werkwijze en de zorgen over escalaties, de veiligheid van personeel en reizigers.
Op basis van de wet en de wetsbehandeling is het uitgangspunt dat medewerkers van
het openbaar vervoer helpen bij de naleving van de wet door overtredingen bij te houden
en afhankelijk van de situatie de reizigers met gezichtsbedekkende kleding aan te
spreken. Dan wordt gevraagd om de gezichtsbedekking af te doen of het voertuig te
verlaten. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan de politie worden ingeschakeld
om de overtreding te beëindigen. Daarbij kan een proces-verbaal worden opgemaakt.
De overtredingen die worden doorgegeven aan de verkeersleiding worden tussen het openbaar
vervoersbedrijf en de lokale gezagsdriehoek besproken. Op basis van deze bijgehouden
meldingen kan tussen de lokale gezagsdriehoek en het openbaar vervoer gekeken worden
naar specifieke wijzen van handhaving bijvoorbeeld door gecombineerde (preventieve)
handhavingsacties van OV personeel en politie. Dit zoals nu ook gebeurt bij het aanpakken
van (terugkerende) verstoring van de openbare orde op bepaalde lijnen. In geval van
escalatie of verstoring van de orde in het voertuig wordt aangesloten bij de bestaande
protocollen in het openbaar vervoer.
In het voorval waarover u vragen stelt heeft de betreffende chauffeur conform deze
gedragslijn een mevrouw aangesproken en hierna is, eveneens conform de gedragslijn,
de melding bij de verkeersleiding gedaan. Op basis van de personeelsinstructie is
het de bedoeling dat de dienstregeling alleen in overleg tussen de chauffeur en de
verkeersleiding wordt gestopt. Dit is noodzakelijk om hinder, overlast of escalatie
in het voertuig voor reizigers en personeel en onveilige situaties voor andere verkeersdeelnemers
te voorkomen. Het openbaar vervoer bedrijf betrokken bij dit voorval heeft binnen
het bedrijf contact opgenomen om bij alle medewerkers de gedragslijn onder de aandacht
te brengen en er voor te zorgen dat escalaties en onveilige situaties door het stoppen
van de dienstregeling wordt voorkomen en tegelijkertijd de wet wordt nageleefd.
Ten aanzien van de politie merk ik op dat op de eerste dag de politiemedewerker overeenkomstig
de interne politie instructie heeft gehandeld. Ten overvloede merk ik op dat de tweede
dag de verkeersleiding zelf de beslissing heeft genomen om de politie niet in te schakelen.
Vraag 4
Bent u bereid op te treden tegen vervoersbedrijven die weigeren het boerkaverbod te
handhaven en desnoods hun concessies in te trekken?
Antwoord 4
Deze nieuwe wet heeft betrekking op veel instellingen, instanties en vervoerders en
hun medewerkers. Ik blijf met de betrokken ministeries, koepels en sectoren contact
houden over de uitvoering van deze wet en de daarbij behorende vragen over toepassing
en reikwijdte, inclusief de handhaving. Uit de contacten met de openbaar vervoer bedrijven
blijkt op dit moment niet dat zij de wet weigeren na te leven. Ook uit andere contacten
en de ervaringen van instellingen en de politie van de afgelopen weken leidt ik af
dat de wet in het algemeen bekend is en er op basis van de wet werkwijzen zijn aangepast
en er gehandeld wordt. Ik vind het nog te vroeg om een beoordeling over de uitvoering
en maatschappelijke gevolgen van de wet te geven, maar ik hou de vinger aan de pols.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden De Pater-Postma
en Van der Molen (beiden CDA), ingezonden 22 augustus 2019 (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 2, van de leden Wiersma, Laan-Geselschap, Ziengs en Nijkerken-de Haan (allen CDA),
ingezonden 22 augustus 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 6 en van het lid Bisschop (SGP), ingezonden 22 augustus 2019 (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.