Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over proces- en vonnisafspraken
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over proces- en vonnisafspraken (ingezonden 26 juli 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 september
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3607.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Hoe OM en verdediging samen tot bijzondere
strafdeal komen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het, dat het Openbaar Ministerie (OM) in deze strafzaak bewust heeft gekozen
te experimenteren met procesafspraken? Zo nee, hoe zit het wel?
Antwoord 2
Het OM heeft in deze zaak bewust gekozen voor het maken van procesafspraken. Dit is
niet gebeurd met de bedoeling deze zaak als experiment of voorbeeld te laten dienen.
In lijn met het opportuniteitsbeginsel kiest het OM te allen tijde voor de naar zijn
oordeel meest passende afdoeningswijze.
Overigens worden de afspraken in deze zaak thans aangeduid als procesafspraken; voor
de volledigheid wijs ik erop dat de precieze afbakening tussen wat moet worden verstaan
onder procesafspraken en wat onder vonnisafspraken nog onderdeel is van de gedachtevorming
over dit onderwerp, die ik heb aangekondigd in mijn brief aan uw Kamer van 3 juli
2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 530).
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de opvolgend zaaksofficier niet op de hoogte was
van eerder gemaakte afspraken? Bent u van mening dat transparantie en controleerbaarheid
van proces- en vonnisafspraken op dit moment voldoende is geborgd? Zo ja, waarom?
Zo nee, welke stappen gaat u nemen om dat te verbeteren?
Antwoord 3
Er was sprake van een uitzonderlijke omstandigheid, waarin de behandelend zaaksofficier
door persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid was de behandeling ter zitting
te verzorgen en de zaak kort voor de zitting moest worden overgenomen door collega’s.
Hierdoor kon geen goede overdracht van de zaak aan de opvolgend zaaksofficieren plaatsvinden.
Dit is een ongelukkige gang van zaken, maar zoals gezegd was sprake van een uitzonderlijke
omstandigheid. Desondanks zijn de transparantie en controleerbaarheid nooit in het
geding geweest. Het OM is transparant geweest over de gemaakte procesafspraken met
de verdediging. De schriftelijke overeenkomst met de verdediging is overgelegd aan
de rechtbank en het OM heeft zijn procespositie conform de daarin besloten procesafspraken
bepaald.
Vraag 4
Indien er sprake is van een bewust experiment, hoe beoordeelt u dan dat experiment?
Bent u van mening dat het beter zou zijn dergelijke procesafspraken te voorzien van
een wettelijke basis?
Antwoord 4
Zoals gezegd zijn de procesafspraken in de onderhavige zaak niet gemaakt met de bedoeling
om als experiment of voorbeeld te dienen. Uit het vonnis van 4 september jl. volgt
evenwel dat de rechtbank het OM niet volgt in de geëiste straffen. Het OM zal dit
vonnis bestuderen en overwegen of het de zaak in hoger beroep aan het gerechtshof
wil overwegen.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 3 juli 2019 heb aangegeven, is er overleg
tussen het OM en mijn ministerie over de wenselijkheid van het (vaker) maken van proces-
en vonnisafspraken, en over de vraag binnen welk kader dat zou moeten gebeuren. Dit
in voorbereiding op de verdere gedachtevorming, welke in overleg met onder andere
het OM, de Raad voor de rechtspraak en de advocatuur zal plaatsvinden. Op dit moment
wil ik nog niet op de uitkomst van die gedachtevorming vooruitlopen.
Vraag 5
Herinnert u zich uw brief aan de vaste Kamercommissie van 3 juli 2019 (29 279, nr. 530) waarin u schrijft dat «de verdere uitwerking van proces- en vonnisafspraken bestaat
uit een inventarisatie van de huidige praktijk ten aanzien van het maken van procesafspraken
door het OM en een uitwerking van een voorstel voor vonnisafspraken»? Hoe past onderhavige
zaak in dat antwoord?
Antwoord 5
Ik herinner me de brief. De onderhavige strafzaak zal onderdeel zijn van de in mijn
brief genoemde inventarisatie van de huidige praktijk ten aanzien van het maken van
procesafspraken door het OM.
Vraag 6, 7
Bent u van mening dat de discussie over proces- en vonnisafspraken een actievere opstelling
van u vraagt? Zo nee, waarom niet?
Waarom kiest u er niet voor om, in samenspraak met OM, rechtspraak en advocatuur proactief
te gaan nadenken over de voor- en nadelen van proces- en vonnisafspraken en de mogelijke
vorm daarvan, zeker in het licht van de (over)belasting van de strafrechtketen?
Antwoord 6, 7
Zoals ik in mijn brief van 3 juli 2019 en in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven,
vindt er al overleg plaats tussen het OM en mijn ministerie over de wenselijkheid
van het (vaker) maken van proces- en vonnisafspraken, en over de vraag binnen welk
kader dat zou moeten gebeuren. Dit als gezegd in voorbereiding op de verdere gedachtevorming,
welke zeker ook in overleg met onder andere het OM, de Raad voor de rechtspraak en
de advocatuur zal plaatsvinden. Een gezamenlijke visie geeft immers een goede basis
voor invoering van gekozen werkwijzen in de praktijk van de hele strafrechtketen,
zo het daartoe zou komen. Een dergelijk gezamenlijk standpunt kan alleen tot stand
komen nadat een goed beeld bestaat van de huidige praktijk. Daarom wordt daar momenteel
als eerste aan gewerkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.