Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Krol, Van Otterloo, Van Brenk en Sazias over "de Augustusraming van het CPB"
Vragen van de leden Krol, Van Otterloo, Van Brenk en Sazias (allen 50PLUS) aan de Minister-President en de Minister van Financiën over de Augustusraming van het CPB (ingezonden 15 augustus 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister-President en de Minister van Financiën (ontvangen 6 september 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de publicatie van de Augustusraming van het Centraal Planbureau
(CPB) en bent u ook bekend met het Centraal Economisch Plan (CEP) van maart jl., de
raming voor 2019 en 20201 2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Erkent u dat de voorspelde koopkrachtverbetering van gepensioneerden voor 2019 met
bijna 40% naar beneden is bijgesteld en voor 2020 met 33% ten opzichte van de raming
in maart van dit jaar?
Wat is de reden dat de voorspelde koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden in 2019
en 2020 zo fors naar beneden wordt bijgesteld, óók in verhouding tot werkenden en
uitkeringsgerechtigden?
Antwoord 2, 3
Het CPB publiceert periodiek een actualisatie van haar koopkrachtraming. Hierin worden
de op dat moment meest recent beschikbare verwachtingen omtrent de ontwikkeling van
bijvoorbeeld de contractlonen, de inflatie en de indexatie van pensioenuitkeringen
meegenomen. Bij de Augustusraming zijn inzichten tot medio juli in de ramingen verwerkt.
In de CEP-publicatie raamde het CPB de mediane3 koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden voor 2019 op 1,6%. Bij de cMEV-raming
in augustus is deze raming bijgesteld tot 1,0%. Tussen het CEP en de cMEV is de raming
van de inflatie (van 2,3% naar 2,6%) naar boven bijgesteld, wat de koopkrachtontwikkeling
voor alle huishoudgroepen beperkt. Daarnaast heeft de dalende rentestand een sterker
drukkend effect op de geraamde koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden, omdat deze
groep meer vermogen heeft dan de groep niet-gepensioneerden.
Voor 2020 is de raming van de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden bijgesteld
van 0,9% bij CEP naar 0,6% bij cMEV. Ook hier wordt het verschil deels verklaard door
de dalende rentestand. Daarnaast heeft het CPB in de cMEV technische aannames verwerkt
om het lastenkader te sluiten, in voorbereiding op definitieve besluitvorming door
het kabinet bij de augustusbesluitvorming. In zowel 2019 als 2020 worden de aanvullende
pensioenen naar verwachting nauwelijks geïndexeerd.
Vraag 4
Is er in deze cijfers al rekening gehouden met (onaanvaardbare) pensioenkortingen
in 2019 en/of 2020?
Antwoord 4
In de Augustusraming van het CPB zijn inzichten tot en met medio juli 2019 verwerkt.
Hierbij is ook verwerkt of pensioenfondsen, op basis van de dekkingsgraden medio juli,
de pensioenuitkeringen zouden kunnen indexeren of zouden moeten afstempelen. Voor
het al dan niet indexeren van of afstempelen op pensioenuitkeringen in 2020 is de
dekkingsgraad ultimo 2019 doorslaggevend.
Vraag 5, 6
Waarom is in de Augustusraming het percentage van de populatie dat erop vooruitgaat
niet meer opgenomen in de tabel van de koopkrachtontwikkeling, terwijl dit bij het
CEP in maart jl. nog wel zichtbaar was?
Bent u bereid om het Centraal Planbureau vandaag nog te vragen om in een addendum
op de Augustusraming de gevraagde percentages alsnog toe te voegen aan de tabel van
de koopkrachtontwikkeling?
Antwoord 5, 6
Vanaf de cMEV-raming en de SZW-begroting 2020 is de koopkrachtpresentatie gewijzigd.
In een toelichting bij de cMEV geeft het CPB aan4 dat gekozen is voor een nieuwe presentatie ter vermijding van misverstanden. Het
percentage huishoudens met een positieve of negatieve koopkrachtontwikkeling is geschrapt
uit de boxplot. De koopkrachtwaarden van het 25e en 75e percentiel worden nu met een
expliciet cijfer in de boxplot weergegeven, ter illustratie van de spreiding rond
de mediane koopkrachtontwikkeling. Hiermee wordt meer nuance bij het mediane koopkrachtbeeld
beoogd. Het aandeel huishoudens met een positieve en negatieve koopkrachtontwikkeling
kon ten onrechte gezien worden als een voorspelling van hoeveel mensen er het komende
jaar op voor- of achteruitgaan, terwijl deze cijfers hier onvoldoende voor geschikt
zijn. Er wordt immers gerekend met gemiddelden omtrent de ontwikkeling van de lonen,
pensioen en de inflatie, terwijl in de praktijk het ene huishouden bijvoorbeeld een
lagere loonontwikkeling heeft dan het gemiddelde, en het andere een hogere. Daarnaast
is bij de precieze hoogte van de koopkrachtontwikkeling sprake van onzekerheid die
onlosmakelijk verbonden is aan het maken van een raming. Ten slotte wordt in de boxplot
een raming van de statische koopkrachtontwikkeling weergegeven, waarbij geen rekening wordt gehouden met de effecten
van wijzigingen in persoonlijke omstandigheden, zoals trouwen, kinderen krijgen, baanverlies
of het maken van promotie. De koopkrachtplaatjes zijn dan ook bedoeld om de effecten
van beleid in beeld te brengen, maar zijn niet geschikt om de ontwikkeling van het
geld in de eigen portemonnee mee te voorspellen.
Om de gewijzigde koopkrachtpresentatie te illustreren heeft het CPB bij de Augustusraming
de koopkrachtraming voor 2019 ook in de stijl van het CEP gepubliceerd.5
Vraag 7, 8
Hoe groot is de meevaller op de rente-uitgaven van de overheid sinds het opstellen
van de Miljoenennota 2019 en hoeveel sinds het opstellen van de Miljoenennota 2018?
Bent u bereid om de meevaller op de rentelasten van de Staat zo snel mogelijk door
te geven aan de grootste groep slachtoffers van rentedaling, namelijk de gepensioneerden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7, 8
Sinds de start van deze kabinetsperiode zijn de rente-uitgaven aan staatsschuld onder
het deelplafond Rijksbegroting geplaatst. Hierdoor leveren meevallers op deze rente-uitgaven
ruimte op onder het deelplafond Rijksbegroting, die kunnen worden aangewend voor tegenvallers
onder dit plafond. Voor het begrotingsjaar 2018 gaat dit om een bedrag van 170 miljoen
euro sinds Startnota (zie ook FJR 20186). In de meest recente Voorjaarsnota wordt een meevaller van 170 miljoen euro op de
plafondrelevante rente-uitgaven voorzien voor het lopende begrotingsjaar 2019. Het
effect van de augustusraming van het CPB wordt momenteel doorgerekend en gepubliceerd
op Prinsjesdag. De meevallers op de plafondrelevante rente zorgen voor budgettaire
ruimte die deel uitmaakt van de integrale besluitvorming.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.