Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller, Aartsen, Van der Molen en Van der Graaf over de problemen bij het Commissariaat voor de Media
Vragen van de leden Sneller (D66), Aartsen (VVD), Van der Molen (CDA) en Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de problemen bij het Commissariaat voor de Media (ingezonden 18 juli 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 5 september
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3499.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Waakhond voor media stuurloos»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het functioneren van het Commissariaat voor de Media boven iedere
twijfel verheven dient te zijn als het gaat om integriteit en transparantie?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u toelichten welke «wachtgeldregeling» precies van toepassing is voor collegeleden
van het Commissariaat voor de Media? Hoe beoordeelt u de proportionaliteit van deze
regeling?
Antwoord 3
De Bezoldigingsregeling Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de pers
bevat de volgende wachtgeldregeling.2 In geval van niet herbenoemen (tenzij door eigen toedoen) bestaat recht op wachtgeld
gedurende een periode die gelijk is aan de tijd dat betrokkene onafgebroken lid van
het Commissariaat is geweest. Wachtgeld eindigt in elk geval bij 65 jaar. Het eerste
jaar bedraagt het wachtgeld 80%, daarna 70%. Daarbij worden inkomsten die betrokkene
niet al had tijdens de uitoefening van de functie met de uitkering verrekend voor
zover die 30% van de laatstgenoten bruto bezoldiging en vakantie-uitkering overschrijden.3
Zoals ik in mijn visiebrief over de publieke omroep van 14 juli 2019 heb aangekondigd,
bezie ik de bezoldigingsnormen in de mediasector. Op dit moment bezie ik de huidige
rechtpositieregeling van het Commissariaat omdat deze ook naar mijn mening niet meer
past in de huidige tijd. Ik ben van plan om de regeling zo snel mogelijk te herzien.
Overigens kan ik u melden dat de inmiddels per 1 juli 2019 afgetreden voorzitter geen
beroep zal doen op de wachtgeldregeling.
Vraag 4
Op welke wijze is door het Commissariaat en door uw ministerie geanticipeerd op het
bereiken van de maximale bestuurstermijn door de voorzitter van het Commissariaat
voor de Media? Kunt u toelichten of het voorzien was dat hier thans een vacature voor
zou bestaan?
Antwoord 4
Er is voorzien dat er per 1 juli 2019 een vacature voor de functie van voorzitter
van het Commissariaat zou ontstaan. Eind vorig jaar zijn de eerste stappen gezet voor
de procedure voor werving van een nieuwe voorzitter. Doordat een lid van het Commissariaat
nadien in opspraak is geraakt, is de procedure tijdelijk aangehouden. De verwachting
is dat op korte termijn een nieuwe voorzitter kan worden benoemd. Binnen het Commissariaat
is voorzien in het aftreden van de voorzitter per 1 juli 2019. Door een uitbreiding
van het mandaatbesluit kunnen besluiten over de reguliere bedrijfsvoering gewoon doorgang
vinden. Zaken die bestuursrechtelijke besluitvorming op college-niveau vereisen, worden
aangehouden totdat er een nieuwe voorzitter is.
Vraag 5 en 6
Klopt het bericht dat de heer Buné vorig jaar door de tuchtrechter is berispt vanwege
«onzorgvuldig en ondeskundig» handelen? Zo ja, wanneer werd u hier voor het eerst
van op de hoogte gesteld?
Kunt u toelichten welke gevolgen deze informatie zou hebben gehad ten aanzien van
zijn herbenoeming, mocht deze voorafgaand daaraan bij u bekend zijn geweest?
Antwoord 5 en 6
Ja. Betrokkene heeft in maart 2017 in een telefoongesprek met het ministerie genoemd
dat er een klacht bij de Accountantskamer tegen hem was ingediend. Het ministerie
is daarna niet op de hoogte gesteld van het verloop van de klachtprocedure en de uitspraken
van de Accountantskamer en in hoger beroep het College van Beroep voor het Bedrijfsleven
(CBB). De uitspraken van de Accountantskamer en het College zijn anoniem. Naar aanleiding
van het NRC-artikel heeft betrokkene op 17 juli 2019 het ministerie volledig op de
hoogte gebracht van de uitspraken. Terugkijkend had de lopende zaak en het signaal
dat daarover informeel is afgegeven, moeten leiden tot het opvragen van meer informatie
en een duidelijker afweging over of het gegeven de omstandigheden niet beter was geweest
de herbenoeming al dan niet aan te houden. Doordat dit destijds niet is gebeurd, is
die afweging niet gemaakt.
Vraag 7
Welke consequenties gaat u nu verbinden aan deze informatie?
Antwoord 7
Aan de informatie verbind ik voor betrokkene geen consequenties. Betrokkene is tegen
de uitspraak van de Accountantskamer in beroep gegaan bij het CBB. Ik neem daarbij
in ogenschouw dat zowel de Accountantskamer als het CBB hebben uitgesproken dat niet
is gebleken dat betrokkene niet integer heeft gehandeld en dat het CBB de berisping
heeft teruggedraaid en volstaan heeft met een waarschuwing. Wel concludeer ik dat
in dit geval de informatievoorziening niet voldoende was nu achteraf is gebleken dat
ik bepaalde informatie niet had. De communicatie en informatievoorziening in zaken
als deze moeten op orde zijn en ik zal intern en met het Commissariaat zorgen dat
dit gebeurt.
Vraag 8
Kunt u toelichten welke regels – zowel qua tijdsbeslag als inhoudelijke verenigbaarheid
– van toepassing zijn op het vervullen danwel accepteren van nevenfuncties door collegeleden?
Op welke wijze is het toezicht op deze regeling ten aanzien van nevenfuncties geregeld?
Antwoord 8
Regels omtrent nevenfuncties van leden van publiekrechtelijke zbo’s, zoals het Commissariaat,
zijn opgenomen in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (artikel 13). Een lid van
een zbo mag geen nevenfuncties bekleden die ongewenst zijn met het oog op een goede
vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het
vertrouwen daarin. Een lid van een zbo dient daarom het voornemen tot het aanvaarden
van een nevenfunctie te melden bij de Minister en alle nevenfuncties moeten openbaar
gemaakt worden. Daarnaast heeft het Commissariaat een eigen Gedragscode Integriteit Commissariaat voor de Media
https://www.cvdm.nl/wp-content/uploads/2019/07/Gedragscode-Integriteit-…. Op grond daarvan bestaat een meldplicht indien werkzaamheden, betaald of onbetaald,
de belangen van het Commissariaat kunnen raken. Verder bepaalt de code dat nevenwerkzaamheden
waardoor een goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare
dienst niet in redelijkheid zou zijn verzekerd, verboden zijn. Dat is het geval bij
ongeoorloofde belangenverstrengeling, botsing van belangen, schade aan het aanzien
van het ambt en onvoldoende beschikbaarheid voor de functie bij het Commissariaat.
Zodra een nieuwe voorzitter in functie is, zal ik met het Commissariaat nader overleggen
hoe optimale transparantie en toetsing van nevenfuncties bereikt kunnen worden. Daarbij
zullen de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de eigen code van het Commissariaat
in beschouwing worden genomen.
Vraag 9
Kunt u toelichten hoe deze controle heeft plaatsgevonden voor de nevenfunctie van
de heer Buné bij Mail.ru?
Antwoord 9
Betrokkene is op 15 juli 2013 per 1 september 2013 benoemd als lid van het Commissariaat.
Zijn betrokkenheid bij Mail.ru dateert van daarna, namelijk vanaf 1 oktober 2013.
Deze nevenfunctie stond daarom niet vermeld op het cv van betrokkene waarover het
ministerie beschikte ten tijde van de benoeming. De informatie over de nevenfunctie
is na de benoeming per 1 oktober 2013 openbaar gemaakt door vermelding op de website
van het Commissariaat. De nevenfunctie is niet afzonderlijk gemeld bij het ministerie.
Naar aanleiding van de publiciteit ben ik met het zittende lid van het Commissariaat
in gesprek gegaan over zijn nevenfunctie bij Mail.ru. Op grond daarvan ben ik vooralsnog
van mening dat er geen reden is te concluderen dat die nevenfunctie ontoelaatbaar
is. Zoals gezegd zal ik na het aantreden van de nieuwe voorzitter met het Commissariaat
nader overleggen hoe voortaan optimale transparantie en toetsing bereikt kunnen worden.
Vraag 10
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar de heer Eljon, waarvan
u in uw brief van 25 april jl. stelde dat u «verwachtte dit onderzoek uiterlijk eind
mei te kunnen afronden en dan definitief besluit te zullen nemen.»?4 Wanneer verwacht u de Kamer uitsluitsel te kunnen geven over dit besluit?
Antwoord 10
Het onderzoek is afgerond en heeft geresulteerd in een besluit tot ontslag van betrokkene.
Ik heb uw Kamer hiervan bij brief van 1 augustus 2019 op de hoogte gesteld.
Vraag 11
Acht u thans de continuïteit van de bedrijfsvoering en de bestuurlijke slagkracht
van het Commissariaat voor de Media adequaat gewaarborgd? Zo nee, welke maatregelen
bent u voornemens te treffen om dit te borgen?
Antwoord 11
Ja. Zie het antwoord op vraag 4.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kwint (SP),
ingezonden 17 juli 2019 (vraagnummer 2019Z1520)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.