Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Krol en Van Brenk over de grenseffecten van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra)
Vragen van de leden Krol en Van Brenk (beiden 50PLUS) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de grenseffecten van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) (ingezonden 9 juli 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (ontvangen 5 september 2019).
Vraag 1
Kunt u een schatting geven van het aantal ambtenaren dat een sociale-zekerheid-switch
maakt als gevolg van de invoering Wnra?
Antwoord 1
Het verkrijgen of verliezen van de ambtenarenstatus kan gevolgen hebben voor de socialezekerheidspositie
van een grensoverschrijdende werknemer. Voor ambtenaren geldt dat zij op basis van
Verordening (EG) 883/2004 (hierna: Verordening) onder de socialezekerheidswetgeving
vallen van de lidstaat waarvoor zij als ambtenaar werkzaam zijn. Voor werknemers die
geen ambtenaar zijn, wordt de sociale zekerheidspositie bepaald op basis van de reguliere
aanwijsregels van Titel II van de Verordening. Personen die de ambtenarenstatus verliezen,
zijn niet langer «automatisch» in Nederland sociaal verzekerd. Op basis van Titel
II kan een voormalig ambtenaar bijvoorbeeld sociaal verzekerd zijn in zijn woonland
of het land waar hij feitelijk werkt. Dit zal niet altijd Nederland zijn. Het merendeel
van de voormalig ambtenaren zal ook na 1 januari 2020 onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel
blijven vallen.
Hierbij merk ik op dat de grootste groep ambtenaren die vanaf 1 januari 2020 de ambtenarenstatus
verliest, deze status verliest op grond van het wetsvoorstel Wnra onderwijs1, zoals aangenomen door uw Kamer op 18 juni 2019 en vervolgens ingediend bij de Eerste
Kamer. De intentie van dit wetsvoorstel is om de rechtspositie van het personeel van
openbare universiteiten en openbare universitair medische centra gelijk te trekken
met het personeel van bijzondere universiteiten en bijzondere universitair medische
centra.
Het personeel van bijzondere universiteiten en bijzondere universitair medische centra
heeft ook nu al niet de ambtenarenstatus. Voor het personeel aan deze bijzondere instellingen
wordt de socialezekerheidspositie daarom reeds op basis van de reguliere aanwijsregels
bepaald. De socialezekerheidsswitch doet zich daarom niet voor bij deze universiteiten en deze universitair
medische centra.
De openbare universiteiten en universitair medische centra bereiden zich momenteel
(in onderlinge samenwerking) voor op de invoering van het wetsvoorstel Wnra onderwijs.
In dat kader zijn zij bezig met de inventarisatie van het personeelsbestand en de
uitbreiding van de benodigde kennis om te beoordelen in welke gevallen er van een
socialezekerheidsswitch sprake kan zijn. Op basis van een globale inschatting van
VSNU en NFU wonen er in totaal 3.000 tot 3.500 medewerkers van openbare instellingen
(universiteiten en UMC’s) in het buitenland. Zij schatten in dat hiervan ongeveer
450 tot 550 medewerkers te maken kunnen krijgen met een socialezekerheidsswitch. De
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is in contact met de werkgeversorganisaties
en zal de ontwikkelingen volgen.
Werknemers die de ambtenarenstatus per 1 januari 2020 verkrijgen, zijn vanaf deze
datum «automatisch» in Nederland sociaal verzekerd. Dit zijn hoofdzakelijk werknemers
van publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen en privaatrechtelijke zelfstandige
bestuursorganen die als kerntaak het uitoefenen van openbaar gezag hebben, zoals de
werknemers van het UWV, de SVB en de AFM. Voor het merendeel van deze werknemers geldt
dat het verkrijgen van de ambtenarenstatus geen gevolgen zal hebben voor de socialezekerheidspositie,
omdat zij al in Nederland sociaal verzekerd zijn.
Vraag 2
Kunt u aangeven in hoeverre deze switch voordelig dan wel nadelig is voor de voormalige
ambtenaar en zijn Nederlandse werkgever? Kunt u tevens aangeven in hoeverre dit de
relatie tussen werkgever en werknemer onder druk kan zetten?
Antwoord 2
Of deze wijziging in de toepasselijke socialezekerheidswetgeving nadelig of voordelig
is voor de voormalig (of toekomstig) ambtenaar, hangt af van vele factoren, zoals
het inkomen, het vermogen, de leefsituatie en de werksituatie. De financiële gevolgen
en de waardering daarvan zullen hierdoor per individu verschillen. De gevolgen van
een overgang van het Nederlandse naar een buitenlands socialezekerheidsstelsel dienen
daarbij te worden bezien in zijn geheel. Hierbij dient niet alleen te worden gekeken
naar de te betalen premies maar ook naar het recht op uitkeringen en de overige rechten
op basis van dit buitenlandse stelsel.
Voor de Nederlandse werkgever kan een socialezekerheidsswitch van zijn werknemers
tot een lastenverzwaring leiden. Zo kan de Nederlandse werkgever geconfronteerd worden
met aanvullende administratieve lasten aangezien hij met verschillende socialezekerheidsstelsels
rekening moet houden. Ook kunnen de socialezekerheidspremies in andere lidstaten hoger
liggen dan in Nederland. Of en in hoeverre dit voor de werkgever tot een nadeel zal
leiden, en daarmee mogelijk van invloed kan zijn op de relatie tussen werkgever en
werknemer, zal per werkgever en per geval verschillen.
Vraag 3
Is de Nederlandse overheid als werkgever, wanneer hij zijn werknemer in bijv. België
en Duitsland moet verzekeren, verplicht de Nederlandse Wet loondoorbetaling bij ziekte
(Wulbz) c.q. de aanvullende CAO toe te passen, of de Duitse respectievelijk Belgische
regels inzake loondoorbetaling bij ziekte (incl. ziektegelduitkering)? Welke nationale,
respectievelijk EU-rechtsgrondslag, ligt hieraan ten grondslag? Mogen de buitenlandse
ziektewetuitkeringen in mindering gebracht worden op de Nederlandse loondoorbetaling
bij ziekte?
Antwoord 3
Met betrekking tot de socialezekerheidsbescherming bepaalt de Verordening onder welke
socialeverzekeringswetgeving een werknemer valt. Op basis van vaste rechtspraak van
het Europees Hof valt een verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte ook onder de
reikwijdte van de Verordening.2 Indien een werknemer op grond van de Verordening onder de Belgische of Duitse socialezekerheidswetgeving
valt, betekent dit dat de werkgever geen loondoorbetalingsverplichting heeft op basis
van de Nederlandse Wet loondoorbetaling bij ziekte (Wulbz). Het wettelijke recht op
loondoorbetaling bij ziekte zal in dat geval bepaald moeten worden op basis van het
Belgisch of Duits recht, afhankelijk van het socialezekerheidsstelsel waar de werknemer
onder valt.
De Verordening ziet op wettelijke regelingen van publiekrechtelijke organen. Daar
vallen contractuele bepalingen (zoals cao’s) in beginsel niet onder. De cao-afspraken
kunnen daardoor van toepassing blijven.
Vraag 4
Verwacht u dat een groot aantal ambtenaren op grond van artikel 16 van de Verordening
883/2004 zullen vragen om de Nederlandse socialezekerheidswetgeving te continueren?
Welk beleid zal de Socoale Verzekeringsbank (SVB) voeren inzake de Wrna?
Antwoord 4
Op grond van artikel 16, eerste lid van de Verordening kunnen twee of meer lidstaten
in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groep personen
een overeenkomst afsluiten. Via een dergelijke overeenkomst kan in afwijking van de
reguliere aanwijsregels de wetgeving van een andere lidstaat worden aangewezen. In
het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat het op dit moment lastig in te schatten
is wat de effecten zijn van een socialezekerheidsswitch, omdat dit afhankelijk is
van vele factoren. Daardoor is het ook moeilijk om in te schatten hoeveel voormalig
ambtenaren de Nederlandse SVB zullen benaderen voor een artikel 16 overeenkomst.
De SVB zal de verzoeken om een artikel 16-overeenkomst behandelen overeenkomstig het
huidige beleid. Voor een overzicht van de criteria waaraan de SVB een verzoek voor
het sluiten van een artikel 16-overeenkomst in het belang van individuele personen
toetst, verwijs ik u naar de website van de SVB.3
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke wijze de bevoegde organen van België en Duitsland, om een
correcte afgifte van een A1-verklaring te waarborgen, geïnformeerd worden over de
gevolgen van de wetswijziging?
Antwoord 5
De buitenlandse ministeries, waaronder de Belgische en Duitse ministeries, zullen
– zoals gebruikelijk – via de Administratieve Commissie geïnformeerd worden over de
gevolgen van de wetswijzigingen. Daarnaast zullen de Nederlandse uitvoeringsorganisaties
hun zusterorganisaties in België en Duitsland hier ook actief over informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.