Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuzu over het bericht ‘Justitie blundert met persoonlijke brief aan vermoorde Hümeyra’
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Justitie blundert met persoonlijke brief aan vermoorde Hümeyra» (ingezonden 13 juni 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 september
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Justitie blundert met persoonlijke brief aan
vermoorde Hümeyra»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat het openbaar ministerie (OM) de vermoorde Hümeyra (16) een persoonlijke
slachtofferbrief heeft gestuurd?
Antwoord 2
Er is hier sprake van een ernstige fout, dat betreur ik zeer.
Vraag 3
Klopt het dat deze brief ten onrechte is verstuurd aan het slachtoffer in plaats van
de nabestaanden? Wat is uw oordeel daarover?
Antwoord 3
Dat klopt. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven is hier een ernstige
fout gemaakt.
Vraag 4
Bent u bereid excuses aan te bieden voor deze vreselijke misser? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik heb de nabestaanden van Hümeyra op vrijdag 7 juni een persoonlijke brief gestuurd
om mijn spijt te betuigen. Verder heeft het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) mij
bericht dat het ook een brief heeft gestuurd om spijt te betuigen. De hoofdofficier
van justitie heeft een persoonlijk gesprek gehad met de familie. Dit is volgens het
OM een open en constructief gesprek geweest waarbij de hoofdofficier van justitie
excuses heeft aangeboden voor de adressering.
Vraag 5
Deelt u de mening dat deze brief symbool staat voor de missers die uw ministerie heeft
gemaakt in de zaak van Hümeyra? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Deze mening deel ik niet. Dit laat echter onverlet dat ik me realiseer dat het ontvangen
van de brief uiterst pijnlijk moet zijn geweest voor de nabestaanden van Hümeyra.
Vraag 6
Kunt u al iets melden over het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid naar
het handelen van de betrokken instanties? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Inspectie kan op dit moment nog niets zeggen over de uitkomsten omdat het onderzoek
nog in volle gang is. De bevindingen van de Inspectie zijn inmiddels voor een factcheck
(wederhoor) aan de betrokken organisaties voorgelegd.
Naast de politie heeft de Inspectie (meerdere) gesprekken gevoerd met de Reclassering,
Veiligheidshuis, Slachtofferhulp Nederland, de advocate van de familie van Hümeyra
en Veilig Thuis. Aan het OM heeft de Inspectie schriftelijk vragen gesteld zoals de
afgesproken werkwijze tussen de Inspectie en het OM voorschrijft. Ook heeft de Inspectie
met de familie van Hümeyra gesproken. In dat gesprek heeft de Inspectie hun werkwijze
uiteengezet, verteld wat de stand van zaken is, wat wel en niet in het rapport wordt
besproken en wat de planning van het onderzoek is. Ook heeft de Inspectie met hen
afgesproken dat ze voorafgaand aan de publicatie van het rapport (persoonlijk) een
toelichting aan de familie geven.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de overheid moet zorgen voor bewaking van mensen die bedreigd
worden? Zo ja, is dit volgens u goed geborgd?
Antwoord 7
Zoals gezegd kan ik niet vooruitlopen op het rapport van de Inspectie Justitie en
Veiligheid. In zijn algemeenheid vormt in geval van bedreiging een melding of aangifte
het startpunt voor de politie en het OM om af te wegen of, en zo ja, welke beveiligingsmaatregelen
noodzakelijk zijn. De overheid is aan zet voor het nemen van aanvullende beveiligingsmaatregelen
wanneer blijkt dat personen en organisaties zelf niet voldoende weerstand kunnen bieden
tegen dreiging en risico.
Vraag 8, 9 en 10
Vindt u het de taak van de overheid te voorkomen dat slachtoffers van stalking uit
angst de straat niet meer op durven te gaan? Zo ja, hoe gaat u regelen dat de verantwoordelijke
instanties serieuze maatregelen nemen teneinde ervoor te zorgen dat zorgelijke signalen
goed worden afgehandeld? Zo nee, waarom niet?
Kunt u garanderen dat de aangiften van slachtoffers van stalking in de toekomst goed
en weloverwogen worden behandeld? Zo ja, hoe voorkomt u dat betrokken instanties zich
schuldig blijven maken aan nalatigheid of inschattingsfouten?
Kunt u uitsluiten dat slachtoffers in de toekomst moedeloos en machteloos aan hun
lot worden overgelaten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8, 9 en 10
Ik acht het van het grootste belang dat tijdig wordt ingegrepen als er sprake is van
stalking en/of bedreiging. Bij de politie kan een melding of een aangifte worden gedaan
van stalking en/of bedreiging. Slachtoffers, professionals en omstanders kunnen zich
melden bij Veilig Thuis bij (het vermoeden van) een onveilige situatie. De inzet van
de politie en het OM is gericht op het stoppen van het geweld en het beschermen van
het slachtoffer. Een gezamenlijke aanpak met partners zoals Veilig Thuis en de Reclassering
is hierbij essentieel.
Veilig Thuis voert op basis van de melding een veiligheidsbeoordeling uit. De politie
bepaalt bij een aangifte of melding het dreigingsniveau en de urgentie die uitgaat
van de stalking. Er is bij de politie een aangescherpte aanpak in ex-partnerstalking
– n.a.v. de Commissie Eenhoorn2 – die bijdraagt aan eerdere herkenning van stalking, vroegtijdige risico-inventarisatie
en vroegtijdige interventie. Na de veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis en de screening
door politie wordt een gezamenlijke aanpak bepaald, gericht op gedragsverandering
bij de verdachte en op bescherming van het slachtoffer. Zo nodig werken politie en
Veilig Thuis samen met partners als hulpverlening, reclassering, Slachtofferhulp Nederland
en het OM. Per situatie wordt bekeken welke combinatie van interventies op het gebied
van zorg, bestuursrecht en/of strafrecht het meest effectief is. Indien de dreiging
als acuut wordt ingeschat kunnen adequate beschermingsmaatregelen worden ingezet zoals
contact- en locatieverboden, het dragen van een alarmknop, een (stop)gesprek met de
dreiger of het bieden van een opvangadres. Om de stalking duurzaam te stoppen is hulpverlening
noodzakelijk, omdat de dader tot een gedragsverandering moet komen.
De Inspectie van Justitie en Veiligheid beziet in haar onderzoek naar het handelen
van de betrokken instanties of er volgens de geldende kaders, regels en normen, zoals
de risicotaxatie in de eerdergenoemde werkinstructie is gehandeld. Ook zal de Inspectie
in haar onderzoek de uitwerking van de verbetermaatregelen betrekken zoals aanbevolen
door de Commissie Eenhoorn. Hierover heb ik met uw commissie gesproken tijdens het
AO Bewaken en Beveiligen op 4 april jl. De Minister voor Rechtsbescherming en ik zullen
uw Kamer zo spoedig mogelijk na oplevering berichten over de uitkomsten van dit Inspectieonderzoek.
Relevant in dit kader is ook het recente WODC-rapport over de handhaving van individuele
beschermingsmaatregelen.3 Dit kunnen maatregelen zijn die worden ingezet in een geval van stalking, maar ook
in andere zaken waarbij een slachtoffer bescherming nodig heeft. In de brief van de
Minister voor Rechtsbescherming van 18 juni jl. staat dat uit onderzoek van het WODC
blijkt dat zowel slachtoffers als professionals de individuele beschermingsmaatregelen
als een belangrijk beschermingsinstrument beschouwen. Maar ook dat de uitvoering in
de praktijk voor verbetering vatbaar is, met name op het gebied van handhaving. De
Minister voor Rechtsbescherming gaat daarom in samenspraak met de ketenpartners onderzoeken
op welke wijze de handhaving verbeterd kan worden. In het najaar ontvangt u een beleidsreactie
met concrete verbetervoorstellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.