Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht dat criminelen amateurvoetbalclubs infiltreren
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat criminelen amateurvoetbalclubs infiltreren (ingezonden 12 juni 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 augustus
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3332.
Vraag 1
Kent u het bericht «Criminelen proberen binnen te komen in Brabants amateurvoetbal»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Welke belangen kunnen criminelen hebben om een amateurvoetbalclub te financieren of
daar op andere wijze invloed te krijgen?
Deelt u de mening dat de onderwereld de bovenwereld binnendringt doordat criminelen
invloed uitoefenen op amateurvoetbalclubs? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2 en 3
Ik kan niet beoordelen welke individuele afwegingen criminelen maken. In algemene
zin is uit informatie van de partners die betrokken zijn bij de aanpak van ondermijnende
criminaliteit wel bekend dat criminelen op verschillende manieren invloed proberen
te verwerven in maatschappelijke sectoren. Uit een inventariserend onderzoek van Politie
en Wetenschap met als titel «ondermijning door criminele weldoeners» (2018)2 blijkt dat de belangen van criminelen uiteen lopen. Het kan gaan om personen die
een amateurvoetbalclub gebruiken om criminele activiteiten te ontplooien. Ook de wens
om gezien te worden als een respectabel burger die investeert in goede maatschappelijke
doelen kan een belang zijn om een amateurvoetbalclub te financieren of daar invloed
te verwerven.
Als criminelen invloed op amateurvoetbalclubs of andere sportverenigingen uitoefenen
kan het zijn dat de onderwereld de bovenwereld binnendringt, bijvoorbeeld als hiervoor
crimineel vermogen wordt gebruikt. Het risico van sponsoren die via sportclubs geld
witwassen wordt ook genoemd in het Nationaal Dreigingsbeeld georganiseerde criminaliteit
uit 2017.3
Het belang van een sportieve en integere sportbeleving staat voor mij voorop. Het
is belangrijk dat sportverenigingen zich bewust zijn van het risico op «criminele
infiltratie». Ik zal met mijn ambtgenoot van VWS de uitkomsten van het onderzoek dat
in opdracht van de Taskforce Brabant Zeeland is uitgevoerd – die overigens thans nog
niet beschikbaar zijn – bespreken en bezien of en op welke wijze dit thema ook bij
de lokale sportakkoorden aan de orde kan komen. Hierbij zullen wij ook de motie van
het lid De Pater-Postma c.s.4 betrekken, waarin de regering wordt verzocht om een breder onderzoek naar aard en
omvang van criminele inmenging in de amateursport.
Vraag 4
Wat kunnen amateurvoetbalclubs doen om na te gaan of potentiële geldschieters bona
fide zijn? Kunnen zij een verklaring omtrent gedrag vereisen?
Antwoord 4
De organisatie van een vereniging wordt bij wet bepaald, door haar statuten en reglementen.
De modelstatuten en het modelhuishoudelijk reglement van het NOCNSF zijn een goed
voorbeeld waarmee een sportief en integer verenigingsleven gestimuleerd wordt. In
het modelhuishoudelijk reglement is bijvoorbeeld een artikel opgenomen dat het bestuur
de mogelijkheid geeft om richtlijnen voor sponsorschap op te stellen. Ook wordt de
bestraffing van leden geregeld voor handelen of nalaten in strijd met de wet, statuten
en/of reglementen.
Uit het eerder genoemde onderzoek van Politie en Wetenschap blijkt dat het bij sponsoren
in de praktijk meestal gaat om rechtspersonen. Als er sprake is van een zakelijke
overeenkomst (sponsoring) met een rechtspersoon kan de club als eis stellen dat de
betreffende rechtspersoon een VOG RP dient te overleggen. Een VOG RP wordt afgegeven
als uit het onderzoek van JDS blijkt dat de onderzochte rechtspersoon en de direct
daarbij betrokken natuurlijke personen geen relevante strafbare feiten op hun naam
hebben staan.
Vraag 5
Kan de lokale overheid eisen stellen aan bestuurders of financiers van een amateurvoetbalclub
bijvoorbeeld bij het verlenen van vergunningen of subsidie? Zo ja, op welke wijze
kan dat? Zo nee, waarom niet en acht u het wenselijk dat dit wel mogelijk wordt?
Antwoord 5
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heeft een uitgave opgesteld waarin onderscheiden
gemeentelijke bevoegdheden en hun toepassingsbereik zijn toegelicht (Zakboek openbare
orde en veiligheid, 2017). Daarnaast hebben de Regionale Informatie en Expertise Centra
(RIEC’s) mede tot taak gemeenten te ondersteunen bij het tegengaan van ondermijning.
Zij wijzen gemeenten in dat verband op een adequate toepassing van de beschikbare
(bestuursrechtelijke) instrumenten. Zo zou in bepaalde gevallen voorschriften kunnen
worden verbonden aan een vergunning bijvoorbeeld met betrekking tot transparante geldstromen:
contante betaling door sponsoren niet toestaan. Verschillende gemeenten hebben daar
in het kader van het afgeven van een vergunning voor een vechtsportevenement reeds
ervaring in opgedaan. Ook kunnen er voorwaarden worden verbonden aan gebruikersovereenkomsten
voor sportaccommodaties, zoals gebeurt in de gemeente Amsterdam. De voorwaarden die
door de gemeente Amsterdam worden verbonden aan de overeenkomst zijn er onder meer
op gericht de overeenkomst te kunnen ontbinden wanneer er sprake is van integriteitsrisico’s.
De gemeentelijke bevoegdheden kunnen het maatschappelijk probleem ondermijning echter
niet alleen oplossen. Samenwerking met andere gemeenten, de sportwereld, politie en
de belastingdienst is cruciaal om criminelen buiten de deur te houden. Ook zou het
vergroten van de bewustwording een bijdrage kunnen leveren om bestuurders van verenigingen
en gemeenten meer te helpen criminelen te weren bij sportverenigingen. Ik zal dit
punt betrekken bij de bespreking over de uitkomsten van het onderzoek dat in opdracht
van de Taskforce Brabant Zeeland is uitgevoerd en waarnaar wordt verwezen bij de beantwoording
van de vragen 2 en 3.
Vraag 6
In hoeverre is een Bibob-toets mogelijk ten aanzien van financiers of bestuurders
van een amateurvoetbalclub? Acht u het wenselijk om die mogelijkheid uit te breiden?
Zo ja, waarom en hoe gaat u hier zorg voor dragen? Zo nee, waarom acht u dit niet
wenselijk?
Antwoord 6
Sportverenigingen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de keuze om
al dan niet met een potentiële geldschieter in zee te gaan. Voor zover het om optreden
van de gemeente gaat, kan het Bibob-instrumentarium op verschillende manieren worden
ingezet. De Wet Bibob is van toepassing op aangewezen vergunningen en subsidies en
op vastgoedtransacties met de gemeente. De gemeente kan de aanvrager of wederpartij
bij dergelijke overheidshandelingen op integriteit screenen. Ten behoeve van het onderzoek
in het kader van de Wet Bibob moeten gegevens worden verstrekt over de wijze van financiering
en over de (directe en indirecte) financier. Te denken valt bijvoorbeeld aan een gemeentelijke
subsidie voor een amateurvoetbalclub, een exploitatie- en/of een Drank- en Horecawetvergunning
voor een sportkantine of een huurovereenkomst voor gebruik van een sportaccommodatie.
Een aangevraagde beschikking kan worden geweigerd en een gegeven beschikking kan worden
ingetrokken, als ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt
om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare
voordelen te benutten, of om strafbare feiten te plegen. Een vergelijkbare bevoegdheid
geldt voor vastgoedtransacties met de gemeente.
Bovendien verschaft de in uw Kamer voorliggende uitbreiding van de Wet Bibob van 4 maart
2019 nog een mogelijkheid voor toepasbaarheid, namelijk de mogelijkheid om Bibob toe
te passen bij vervreemding van erfpachtrecht.5 Het kan namelijk voorkomen dat sportverenigingen het recht van erfpacht hebben op
eigendommen van de gemeenten. In dat geval is er sprake van een relatie tussen de
gemeente en de sportvereniging, bijvoorbeeld in de vorm van een canon (vergoeding).
Als in de erfpachtvoorwaarden een gemeentelijke toestemming voor vervreemding van
de erfpacht is opgenomen, kan de gemeente een onderzoek in het kader van de Wet Bibob
starten naar de nieuwe erfpachter van de sportvereniging.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.