Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de brandbrief van jeugdrechtadvocaten
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brandbrief van jeugdrechtadvocaten (ingezonden 14 juni 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 21 augustus 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3351.
Vraag 1
Kent u de brandbrief van jeugdrechtadvocaten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat de richtlijn die procedurele waarborgen voor kinderen regelt2 ertoe leidt dat het voor minderjarigen niet langer mogelijk is afstand te doen van
rechtsbijstand bij het politieverhoor, dat dit tot extra werk en verplichtingen voor
jeugdrechtadvocaten leidt, maar dat de bijbehorende adequate vergoeding door u niet
geleverd wordt? Hoe komt dat?
Antwoord 2
Richtlijn 2016/800/EU die procedurele waarborgen voor kinderen regelt en de wet tot
implementatie van deze richtlijn (Stb. 2019, 180) leiden er inderdaad toe dat minderjarigen verzekerd zijn van rechtsbijstand bij
het politieverhoor, en daarvan geen afstand kunnen doen. Dit leidt tot extra werkaanbod
voor jeugdrechtadvocaten, waarvoor zij een vergoeding ontvangen overeenkomstig de
geldende systematiek. Ik ben bekend met de zorgen van de advocatuur over de hoogte
van de vergoedingen. Bij de implementatie van de richtlijn per 1 juni jongstleden
is ervoor gekozen de vergoeding aan te laten sluiten bij de huidige puntenvergoeding
voor het bijwonen van politieverhoren. In 2016 is deze puntenvergoeding voor minderjarige
verdachten met 50% verhoogd tot het niveau van de vergoeding voor verhoorbijstand
voor meerderjarige verdachten. Ik stel vast dat dit voorstel in het kader van de consultatie
niet tot kritiek heeft geleid.
Vraag 3
Kunt u ingaan op alle afzonderlijke knelpunten die door de jeugdrechtadvocaten worden
genoemd in de brief?
Antwoord 3
Het voert te ver om in dit stadium, waarbij de ketenpartners en ik nog geen overleg
heb kunnen voeren met de (jeugdrecht)advocatuur naar aanleiding van deze brief, in
te gaan op alle afzonderlijke knelpunten. In hoofdlijnen onderscheid ik twee aandachtspunten
in de brief, te weten de vergoeding voor de (extra) werkzaamheden, en daarnaast de
organisatorische aspecten in verband met de implementatie van de richtlijn – daarbij
inbegrepen de rol en verantwoordelijkheid van alle ketenpartners. Op het eerste aspect
ben ik reeds ingegaan bij de beantwoording van de vorige vraag; voor het tweede aspect
verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.
Vraag 4
Wat is uw reactie op het verwijt dat u bij de implementatie onvoldoende rekening heeft
gehouden met de praktische en financiële gevolgen voor advocaten van deze verplichting
tot bijstand bij elk verhoor, en het verwijt dat de politie en het openbaar ministerie
de verantwoordelijkheid voor de effectuering van deze verplichting die op Nederland
rust eenzijdig bij de advocatuur legt?
Antwoord 4
Afgezien van mijn eigen verantwoordelijkheid voor de implementatie en de stappen die
ik daarin steeds met de ketenpartners heb gezet, merk ik op dat in de dagelijkse praktijk
politie en openbaar ministerie, samen met de (jeugdrecht)advocatuur, een belangrijke
verantwoordelijkheid uitoefenen voor de effectuering van de verplichtingen die op
Nederland rusten. Voor zover mij bekend nemen deze ketenpartners dit tot nu toe op
constructieve wijze ter hand. Ik herken mij derhalve niet in het verwijt dat politie
en openbaar ministerie de verantwoordelijkheid voor de effectuering van deze verplichting
die op Nederland rust, eenzijdig bij de advocatuur leggen.
Vraag 5
Bent u bereid met spoed in deze kwestie met voorstellen te komen die recht doen aan
de verplichtingen die voortvloeien uit deze richtlijn en tegemoetkomen aan de in deze
brandbrief geuite zorgen?
Antwoord 5
Mede naar aanleiding van deze brief zal ik op korte termijn, in het kader van de reeds
bestaande functionele contacten over de implementatie van de richtlijn en de praktische
uitvoering van de wet ter uitvoering van deze richtlijn, samen met politie en openbaar
ministerie nader in overleg treden met de (jeugdrecht)advocatuur en daarbij ook de
gesignaleerde knelpunten bespreken. Ik zal uw Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling
berichten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.