Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over het bericht dat kinderen van Oeigoerse afkomst door de Chinese overheid van hun ouders worden gescheiden en naar internaten worden gestuurd
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat kinderen van Oeigoerse afkomst door de Chinese overheid van hun ouders worden gescheiden en naar internaten worden gestuurd (ingezonden 11 juli 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 21 augustus 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «China muslims: Xinjiang schools used to separate
children from families»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Wat vindt u van het bericht dat de Chinese overheid kinderen van Oeigoerse afkomst
gedwongen weghaalt uit hun gemeenschap om hen in internaten te plaatsen?
Deelt u de mening dat het bewijs verzameld door onderzoeker Adrian Zenz, aangehaald
in het artikel, het zeer aannemelijk maakt dat dit op grote schaal gebeurt?
Antwoord 2, 3
Het kabinet vindt de berichtgeving over het gedwongen scheiden van Oeigoerse kinderen
van hun ouders zeer zorgelijk. Het kabinet heeft geen reden om aan de berichtgeving
te twijfelen maar kan dit niet op basis van eigen informatie bevestigen. Vanwege de
strikte beveiliging en controle in Xinjiang is onafhankelijke toetsing van de berichtgeving
in de praktijk niet haalbaar.
Vraag 4
Deelt u de mening dat hier waarschijnlijk sprake is van schending van het «Verdrag
inzake de rechten van het kind», dat ook door China is geratificeerd? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, hoe bent u van plan hier op te reageren? Welke mogelijkheden ziet u om
China ter verantwoording te roepen voor eventuele schendingen van het verdrag? Bent
u bijvoorbeeld bereid deze kwestie in VN-verband ter sprake te brengen?
Antwoord 4
Met dien verstande dat de berichtgeving niet op basis van eigen informatie kan worden
bevestigd, is het gedwongen scheiden van kinderen van hun ouders, als gevolg van het
zonder strafrechtelijk proces vastzetten van de ouders vanwege hun religieuze en/of
etnische achtergrond, in de visie van het kabinet onacceptabel en in strijd met VN-mensenrechtenverdragen,
waaronder het Verdrag inzake de rechten van het kind.
De motie Kuzu (35 000 V, nr. 42) roept het kabinet op om in VN-verband draagvlak te vinden voor het per direct sluiten
van de Chinese heropvoedingskampen in Xinjiang. Deze kampen zijn deels oorzaak van
het probleem dat kinderen van hun ouders worden gescheiden. Dit kabinet geeft uitvoering
aan de motie door consistent te blijven pleiten voor toegang van VN-mensenrechtenexperts
tot Xinjiang. Het antwoord op Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen (verzonden
op 27 juni jl. met kenmerk 2019Z10940) bevat een overzicht van recente inspanningen van dit kabinet ter uitvoering van
de motie. Dit kabinet is tevens bereid om specifieke zorgen over het gedwongen scheiden
van kinderen van hun ouders in Xinjiang tijdens een volgende bilaterale mensenrechtendialoog
met China aan te kaarten.
Vraag 5
Deelt u de mening dat er tot op heden geen aanwijzing is dat de Chinese overheid iets
doet aan de mensenrechtensituatie in Xinjiang, ondanks het feit dat Nederland en gelijkgezinde
landen hier regelmatig aandacht voor vragen? Zo nee, welke aanwijzingen heeft u hiervoor?
Zo ja, wat betekent dit voor uw toekomstige inzet om de mensenrechtensituatie in Xinjiang
te verbeteren?
Antwoord 5
In het antwoord op de bovengenoemde Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen geeft
het kabinet aan dat de opstelling van China verandert, wat aantoont dat de druk van
Nederland, de EU en andere gelijkgezinde landen effect sorteert. De mensenrechtensituatie
in Xinjiang laat echter nog geen verbetering zien. Om die reden blijft dit kabinet
inzetten op het verhogen van de internationale druk op China om VN-mensenrechtenexperts
toe te laten tot Xinjiang.
De inspanningen van dit kabinet werpen vruchten af. Zo stuurden 22 landen, waaronder
Nederland, op 8 juli jl. een brief over Xinjiang aan de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad
en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN. Inmiddels is het aantal landen
dat deze brief steunt opgelopen tot 24. Nog niet eerder spraken zoveel landen zich
uit over de mensenrechtensituatie in Xinjiang.
Vraag 6, 7, 8
Bent u bereid om sancties op te leggen aan specifieke individuen betrokken bij mensenrechtenschendingen
in Xinjiang? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om sancties op te leggen aan bedrijven die betrokken zijn bij het bouwen
van «heropvoedingskampen» en kinderinternaten in Xinjiang? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het opzetten van een uitgebreid surveillance systeem onderdeel
uitmaakt van de onderdrukking van de Oeigoeren in Xinjiang? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, bent u bereid om sancties op te leggen aan bedrijven die betrokken zijn bij het
leveren van surveillance apparatuur in Xinjiang?
Antwoord 6, 7, 8
Zoals hierboven beschreven blijft het kabinet zich inspannen om de mensenrechtensituatie
in Xinjiang te verbeteren. Hiervoor worden verschillende initiatieven ondernomen,
zowel bilateraal als op niveau van de VN en de EU. In multilateraal verband wordt
momenteel niet gesproken over het instellen van sancties. Om effectief te zijn is
voor sancties brede internationale steun nodig.
De Chinese markt is aantrekkelijk voor Nederlandse bedrijven. Bedrijven dienen echter
beducht te zijn voor risico’s, zoals bescherming van intellectueel eigendom en ongewenste
toepassingen van de geleverde producten door Chinese afnemers. Bedrijven zijn zelf
verantwoordelijk voor hun due diligence. Daarbij dienen zij rekening te houden met de mogelijkheid dat Chinese partners een
aandeel hebben in de totstandkoming van surveillancesystemen die beperking van fundamentele
vrijheden van Chinese burgers tot gevolg hebben. In het geval van vergunning plichtige
dual-use goederen kan een vergunning worden afgewezen, indien er zorgen bestaan ten aanzien
van het eindgebruik in relatie tot mensenrechtenschendingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.