Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Verhoeven en Groothuizen over het bericht ‘Polen sleept kritische juristen voor de rechter’
Vragen van de leden Verhoeven en Groothuizen (beiden D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Polen sleept kritische juristen voor de rechter» (ingezonden 21 juni 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) en van Minister Grapperhaus (Justitie
en Veiligheid) (ontvangen 9 augustus 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2018–2019, nr. 3433.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Polen sleept kritische juristen voor de rechter»
en «Strengthening EU rule of law protection: start with freedom of expression»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3
Hoe duidt u het bericht dat de Poolse regering kritische academici, bijvoorbeeld de
uitgesproken hoogleraar Wojciech Sadurski, voor de rechter sleept?
Deelt u de mening dat vrijheid van meningsuiting een hoeksteen is van de democratische
rechtsstaat en daarom te allen tijde gewaarborgd dient te worden? Zo ja, heeft u hier
met uw Poolse collega over gesproken (direct dan wel op diplomatiek niveau)?
Antwoord 2, 3
Het Poolse Ministerie van Justitie dreigde met een aanklacht tegen zes Poolse academici,
maar heeft hier inmiddels van afgezien. Het Nederlandse kabinet beschouwt vrijheid
van meningsuiting en academische vrijheid als hoekstenen van een vrije democratische
samenleving, en zal dat ook blijven uiten richting Polen in zowel bilateraal als Europees
verband.
Vraag 4
Deelt u de conclusie dat de afbrokkeling van de rechtsstaat in een lidstaat van de
Europese Unie ook nadelige gevolgen heeft voor andere lidstaten, bijvoorbeeld wanneer
nationale rechters vragen krijgen over het uitvoeren van Europese aanhoudingsbevelen
die door Poolse rechterlijke instanties zijn uitgevaardigd? Wat is uw appreciatie
van deze situatie?2
Antwoord 4
Afbrokkeling van de rechtsstaat in een EU-lidstaat kan inderdaad nadelige gevolgen
hebben voor andere lidstaten en het functioneren van de Unie in haar geheel, onder
andere waar het gaat om een goede werking van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht. Ten aanzien van het genoemde voorbeeld geldt als uitgangspunt dat de wederzijdse
erkenning van rechterlijke beslissingen zoals het Europees aanhoudingsbevel (EAB)
op wederzijds vertrouwen is gestoeld.
Hoewel de ontwikkeling van de rechtsstaat in Polen zeker reden geeft tot aanhoudende
zorg, kunnen er slechts in uitzonderlijke situaties redenen zijn om bij de uitvoering
van een EAB niet onverkort uit te gaan van wederzijdse erkenning. Het is aan de onafhankelijke
rechter om in individuele gevallen te beoordelen of eventuele algemene tekortkomingen
in de rechtsstaat de concrete samenwerking met de autoriteiten van de betreffende
lidstaat in de weg staan. Dat is pas het geval als moet worden vastgesteld dat de
betrokkene in het concrete geval na overlevering gevaar loopt dat zijn grondrecht
op een eerlijk proces (artikel 47 Handvest) in de kern zal worden geschonden (zie
in dit verband arrest van het Hof van Justitie EU in zaak C-216/18, LM). De uitvoerende
justitiële autoriteit kan gebruik maken van de mogelijkheid om aanvullende inlichtingen
te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De uitvaardigende justitiële
autoriteit krijgt daardoor de gelegenheid om haar visie op de zaak te geven en dus
ook om eventueel aan te tonen dat er in het voorliggende geval geen redenen zijn om
het vertrouwen te beperken.
Vraag 5, 7
Kunt u toelichten hoe dit incident zich verhoudt tot de lopende artikel-7-procedure
in de Raad tegen Polen?
Bent u van plan om deze laatste schrijnende aanval op de rechtsstaat wederom in de
Raad Algemene Zaken (d.d. 23 juli 2019) aan te kaarten? Zo ja, met welke lidstaten
kunt u optrekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 7
De artikel 7-procedure jegens Polen ziet uitsluitend op de zeven zorgpunten die door
de Commissie zijn geïdentificeerd in haar met redenen omklede voorstel uit december
2017. Bovendien is de aanklacht tegen de Poolse academici uiteindelijk niet ingediend.
Derhalve acht het kabinet het niet opportuun om deze specifieke casus op te brengen
tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken. Wel zal het kabinet wederom zijn zorgen
uiten over de situatie van de rechtsstaat in Polen, en aandringen op het adequaat
en spoedig adresseren door Polen van alle door de Commissie geïdentificeerde zorgen.
Vraag 6
Wat is de stand van zaken daaromtrent? Klopt het dat er in de Raad Algemene Zaken
van 18 juni niet over de rechtsstaat gesproken is?
Antwoord 6
Op de Raad Algemene Zaken van 18 juni jl. was de artikel 7-procedure jegens Polen
inderdaad niet geagendeerd. Het Voorzitterschap heeft de stand van zaken met betrekking
tot deze procedure echter voor de volgende Raad Algemene Zaken van 18 juli a.s. wel
geagendeerd. Zoals gebruikelijk is de Kamer hier via de geannoteerde agenda nader
over geïnformeerd.
Vraag 8
Kunt u toelichten hoe de overige lidstaten reageerden op de recente mededeling van
de Europese Commissie over versterking van de rechtsstaat tijdens de Raad Algemene
Zaken van 21 mei?3
Antwoord 8
De Commissie is voornemens om de ingestuurde bijdragen, waaronder ook die van de lidstaten,
na verkregen toestemming online te publiceren. Het kabinet verwijst in dit opzicht
dan ook graag naar deze toekomstige publicaties.
Vraag 9
Verwacht u op basis hiervan het komende half jaar stappen te kunnen zetten op dit
dossier? Werkt u samen met het Voorzitterschap en gelijkgezinde lidstaten om een doorbraak
te creëren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het kabinet zal nu eerst de ontvangen voorstellen van de Commissie (COM(2019) 343
– mededeling Versterking van de rechtsstaat binnen de Unie) nader bestuderen. In het
algemeen blijft gelden dat Nederland nauw optrekt met gelijkgezinde lidstaten als
het gaat om het versterken van rechtsstatelijkheid in de Unie, en waar nodig ook met
het Voorzitterschap samenwerkt. In dat opzicht is het bemoedigend dat het zojuist
begonnen Fins Voorzitterschap van dit thema een prioriteit zal maken.
Vraag 10
Herinnert u zich dat in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 21 mei Nederland
een schriftelijke reactie toezegde aan de Commissie op de in de mededeling gestelde
vragen? Kunt u deze reactie de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 10
De schriftelijke bijdrage van Nederland aan het door de Commissie geïnitieerde debat
is samen met de kabinetsreactie op het rapport-Van der Graaf op 2 juli jl. naar beide
Kamers gestuurd. De bijdrage is gebaseerd op het BNC-fiche dat beide Kamers op 29 mei
jl. toeging.
Vraag 11
Ziet u in deze laatste mededeling van de Europese Commissie aanknopingspunten om te
starten met het jaarlijks toetsen van lidstaten op basis van grondrechten en democratie
door experts, zoals de Venetië Commissie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
De mededeling van 3 april jl. biedt naar de mening van het kabinet geen concrete aanknopingspunten
om te starten met het jaarlijks toetsen van lidstaten door experts zoals de Venetië
Commissie. Nederland heeft in zijn input richting de Commissie wel de suggestie gedaan
dat zij zou kunnen overwegen om in het geval van specifieke landensituaties op een
systematischer wijze te (laten) monitoren hoe de lidstaat in kwestie omgaat met de
aandachtspunten op het terrein van de rechtsstaat en nader te bepalen thematische
onderwerpen. Ook steunt het kabinet het Belgisch-Duits initiatief om te komen tot
een peerreviewmechanisme rechtsstatelijkheid en marge van de Raad Algemene Zaken.
Deze systematische review van de aan het mechanisme deelnemende landen heeft tot doel
een constructieve, gestructureerde en interactieve politieke discussie tussen alle
lidstaten te bevorderen, zodat daadwerkelijke verbetering van de rechtsstaat kan worden
bewerkstelligd. Dit mechanisme wordt momenteel op ambtelijk niveau verder uitgewerkt
en besproken tussen de lidstaten.
Vraag 12
Wanneer verwacht u de verdere meer concrete uitwerking van de voorstellen die in deze
mededeling gedaan worden?
Antwoord 12
Op 17 juli jl. is de nieuwe Commissiemededeling verschenen met daarin nadere voorstellen.
Het kabinet zal deze voorstellen nader bestuderen en beide Kamers hierover zoals gebruikelijk
via een BNC-fiche informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.