Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18-19 juli te Helsinki
32 317 JBZ-Raad
Nr. 567 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 19 juli 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                     voorgelegd over:
                  
– de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18 en 19 juli 2019 te Helsinki
                           (Kamerstuk 32 317, nr. 566),
                        
– het verslag van de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019 te Luxemburg (Kamerstuk 32 317, nr. 564) en
– de reactie op het verzoek van de commissie over het verslag over het functioneren
                           van de EU-vluchtelingenfaciliteit Turkije (Kamerstuk 32 317, nr. 562).
                        
Bij brief van 16 juli 2019 hebben de ministers van Justitie en Veiligheid en voor
                     Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze vragen en
                     opmerkingen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
                  
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Inhoudsopgave
blz.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inleiding
2
I.
Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
2
1.
Werksessie I – De toekomst van EU interne veiligheid
2
2.
Werksessie II – De toekomst van migratiebeleid
3
3.
Werklunch – Kunstmatige Intelligentie
7
II.
Justitie, Grondrechten en Burgerschap
7
1.
Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking:strafrechtelijke samenwerking,
                                 detentie en alternatieven
7
2.
Overig
7
III.
Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en van
                                 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
7
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                     agenda voor de informele JBZ-raad van 18 en 19 juli in Helsinki. Zij hebben nog enkele
                     vragen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.
De leden van de SP hebben kennisgenomen van de agenda van de JBZ-raad.
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
1. Werksessie I – De toekomst van EU interne veiligheid
               
De leden van de VVD-fractie vragen of het streven nog altijd is dat het Europees Openbaar
                  Ministerie (EOM) volledig operationeel is in 2020. Hoe groot schat u de kansen in
                  dat dat gaat lukken? Deze leden vinden het van belang dat het mandaat van het EOM
                  niet wordt uitgebreid. Eerst moet worden gekeken of het EOM in zijn huidige vorm überhaupt
                  goed functioneert en meerwaarde heeft voordat over mandaatuitbreiding kan worden nagedacht.,
                  en deelt u deze mening? Op welke wijze heeft u dit standpunt naar voren gebracht?
                  Hoe staan andere EU-lidstaten hierin? Kunt u een krachtenveld geven hieromtrent?
               
De aan het woord zijnde leden maken zich al lange tijd zorgen over het ontbreken van
                  een goede dataretentierichtlijn, want dit bemoeilijkt de misdaadbestrijding. Deze
                  leden vinden het lastig te accepteren dat privacy op deze manier een schild wordt
                  waarachter criminelen zich kunnen verschuilen. Deelt u deze zorg? Hoe staat het met
                  de voornemens van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn? Waarom moet dit
                  zo lang duren? Is iets bekend over een mogelijke koerswijziging van de toekomstige
                  Europese Commissie? Wat doet u teneinde de (nieuwe) Europese Commissie tot spoed te
                  manen?
               
Voornoemde leden complimenteren u met uw snelle optreden naar aanleiding van recente
                  uitspraken van het Europees Hof van Justitie over het Europees Aanhoudingsbevel (C-508/18
                  OG en C-82/19 PPU PI). Als gevolg van deze uitspraken moest de Nederlandse Overleveringswet
                  worden gewijzigd. Is de gewijzigde Overleveringswet inmiddels in werking getreden?
                  Hoe lang heeft de situatie geduurd dat Nederland als gevolg van bovengenoemde uitspraken
                  geen Europees aanhoudingsbevel kon uitvaardigen? Wat zijn hiervan de gevolgen geweest?
               
Tijdens het algemeen overleg terrorisme en extremisme op 26 juni 2019 hebben de leden
                  van de VVD-fractie hun zorgen geuit over de samenwerking tussen de ministers van Europese
                  landen op het gebied van terrorismebestrijding, specifiek op het gebied van terugkeerders
                  uit IS-gebied. Deze leden achten het van groot belang dat landen elkaar op de hoogte
                  houden van het beleid ten aanzien van terugkeerders. U heeft tijdens het zojuist genoemde
                  algemeen overleg de toezegging gedaan de samenwerking met uw collega’s te intensiveren.
                  Voornoemde leden houden u graag aan deze toezegging en willen op de hoogte gehouden
                  worden over de ontwikkelingen van deze samenwerking.
               
De leden van de CDA-fractie vragen of andere EU-lidstaten formeel of informeel hun
                  prioritering voor het komend vijfjarig werkprogramma van de EU op het gebied van JBZ
                  bekend hebben gemaakt. Zo ja, welke prioriteiten willen andere EU-lidstaten stellen
                  en hoe verhouden deze zich tot de Nederlandse inzet?
               
2. Werksessie II – De toekomst van migratiebeleid
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het Fins voorzitterschap
                     de alomvattende aanpak langs de gehele migratieroute benadrukt. Daarbij worden onder
                  
meer mogelijkheden voor hervestiging en legale routes genoemd. Zal Nederland blijven
                     benadrukken dat een voorwaarde voor (meer) hervestiging is, dat voldoende adequate
                     opvang in veilige landen in de regio is gerealiseerd en de instroom naar Europa drastisch
                     is gedaald? Voornoemde leden vragen hoe het staat met de uitvoering van het ontschepen
                     van migranten in de regio. Zal Nederland volop inzetten op de voortgang van ontschepingsregelingen
                     en opvang buiten Europees grondgebied, waartoe de Europese regeringsleiders in juni
                     2018 hebben besloten? Zeker nu het Fins voorzitterschap wel spreekt over onderhandelen
                     over een tijdelijk mechanisme van gecontroleerde centra op Europees grondgebied, maar
                     niet schrijft over ontscheping en opvang buiten Europa.
                  
De leden van de PVV-fractie merken op dat tijdens de informele JBZ-Raad van 18-19 juli
                     gesproken zal worden over de toekomst van het Europese migratiebeleid. Er zal een
                     discussiedocument worden verspreid op basis waarvan bepaald zal worden hoe het
                  
migratiebeleid van de EU er de komende jaren uit zal gaan zien. Deze leden willen
                     dit document graag ontvangen tezamen met de daarop door Nederland ingenomen standpunten
                     en het krachtenveld binnen de EU zodat de Kamer zicht krijgt wat de Nederlandse regering
                     in EU-verband bekokstooft. Dit ook teneinde blokkerende minderheden/meerderheden te
                     kunnen vormen om het destructieve en gevaarlijke beleid van de open grenzen te bestrijden.
                     Een van de ideeën die blijkbaar de bobo’s in Brussel hebben postgevat is dat als we
                     niet willen dat de inbrekers via de ramen naar binnen dringen, dat we dan maar beter
                     de voordeur open kunnen laten staan. Het idee van de zogenaamde legale wegen voor
                     illegale migratie is hier een uitstekend voorbeeld van. de aan het woord zijnde leden
                     zijn mordicus tegen dit beleid van het belonen van illegale migratie. Zij willen de
                     controle over ons toelatingsbeleid terug naar Nederland halen en zelf bepalen wie
                     en of we iemand de toegang tot Nederland verschaffen.
                  
Opvang in de regio is de beste optie om illegale migratie tegen te gaan. Op het moment
                     dat men in veilige buurlanden is aangeland is per direct de dreiging, waarvoor men
                     meent te moeten vluchten, verdwenen. Een asielaanvraag in Nederland, vaak vele duizenden
                     kilometers en tientallen veilige landen verder, dient om die reden dan ook te worden
                     afgewezen. Onze asielcentra zitten vol veiligelanders, mensen die hier helemaal niet
                     hadden mogen zijn en hier de boel komen verstieren. Die moeten linea recta terug naar
                     het land van herkomst. Wat gaat u tijdens de informele JBZ-Raad ondernemen om dit
                     af te dwingen? Zolang deze illegale en vaak overlast veroorzakende asielzoekers niet
                     worden uitgezet, dienen ze tenminste te worden vastgezet om zo de overlast voor omwonenden
                     en kosten voor de Nederlandse samenleving te beperken. Wat gaat u tijdens de informele
                     JBZ-Raad doen om de EU-dictaten die dit belemmeren c.q. verbieden of moeilijk maken,
                     in te trekken? Welke landen vindt Nederland aan haar zijde om deze foute EU-regels
                     aan te passen?
                  
Ten aanzien van criminele schepen van allerlei NGO’s zoals Sea Watch 3, Alain Kurdi
                  etc., merken de leden van de PPV-fractie het volgende op. Gaat u tijdens de informele
                  JBZ-Raad met gelijkgestemde landen, zoals Italië, optrekken om te zorgen dat in lijn
                  met de motie Emiel van Dijk/Fritsma (19 637, nr. 2513), de Sea Watch 3, nooit meer onder Nederlandse vlag migranten in Noord Afrika gaat
                  oppikken? Kunt u de Italiaanse overheid van dit standpunt van de Kamer op de hoogte
                  brengen, zodat duidelijk is dat Nederland de facilitering van mensensmokkel niet tolereert
                  en Italië hierbij in Nederland een bondgenoot vindt? Zo nee, waarom niet?
               
Ten aanzien van de «samenwerking» met derde landen om hun onderdanen terug te nemen,
                  merken de leden van de PVV-fractie het volgende op. Kunt u uitleggen waarom bijvoorbeeld
                  Zweden en Spanje wel overeenkomsten hebben gesloten met Marokko om vervelende illegale
                  Marokkanen terug te nemen, en Nederland nog steeds illegale en overlast gevende Marokkanen
                  tolereert? Deelt u de mening dat landen die weigeren hun onderdanen terug te nemen,
                  per direct moeten worden gekort op hun ontwikkelingshulp, de landingsrechten van hun
                  luchtvaartmaatschappijen moeten worden ingetrokken en toeristische visa moeten worden
                  geweigerd om maar een kleine greep uit het grote aantal mogelijkheden te geven?
               
Ten aanzien van de permanente herverdeling van (illegale) migranten over de EU, merken
                  de leden van de PVV-fractie nog het volgende op. Italië en Malta zinspelen op een
                  mechanisme voor permanente herverdeling van migranten over de EU. Kunt u garanderen
                  dat u nooit namens Nederland met een dergelijk instrument akkoord zal gaan, zeker
                  gezien de aanzuigende werking die hiervan uitgaat en het signaal dit geeft aan de
                  mensensmokkelaars inclusief criminele NGO’s?
               
De leden van de D66-fractie blijven bezorgd over de stilstand in de discussie over
                     het Europese asielbeleid en het ontbreken van een fatsoenlijke en duurzame ontschepingsoplossing.
                     Op welke manier gaat u zich inzetten om deze discussie vlot te trekken? In het verslag
                     van de bijeenkomst van de JBZ-raad van 6 en 7 juni 2019 lezen de aan het woord zijnde
                     leden dat u in lijn met de motie Groothuizen c.s. gepleit heeft voor de robuuste inzet
                     van politieke en diplomatieke middelen om de evacuatie uit Libische detentiecentra
                     van door UNCHR erkende vluchtelingen te bespoedigen. Bovengenoemde leden vragen wat
                     de respons was van andere EU-lidstaten, en wat dit pleidooi concreet heeft opgeleverd.
                     Hoeveel vluchtelingen en migranten bevinden zich momenteel nog in de Libische detentiecentra
                     en hoeveel daarvan hebben zicht op een evacuatie op korte termijn? Hoeveel vluchtelingen
                     en migranten bevinden zich momenteel in het door UNHCR gerunde Gathering and Departure
                     Faciliteit (GDF) in Libië, in Niger als onderdeel van het Emergency Transit Mechanisme,
                     en hoeveel van deze vluchtelingen kunnen op korte termijn worden hervestigd? Tevens
                     vragen voornoemde leden of de 50 geëvacueerde vluchtelingen uit Libië die door de
                     Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geselecteerd waren voor hervestiging in Nederland
                     in mei jl. al in Nederland zijn aangekomen. Welke hervestigingsmissies staan voor
                     het komende jaar nog op de planning en is dit aantal voldoende om het jaarlijks afgesproken
                     quotum van 500 hervestigingen te halen?
                  
Vanwege de stilstand in de discussie over het Europese asielsysteem is meerdere malen
                     aangedrongen op het vinden van een tijdelijke oplossing voor de ontscheping op de
                     Middellandse Zee. Hoewel de leden van de D66-fractie voorstander zijn van een duurzame
                     oplossing voor de lange termijn, zien zij ook de noodzaak van een tijdelijke oplossing
                     op korte termijn om een einde te maken aan ad hoc ontscheping. Deze ledenvragen wat
                     de huidige stand van zaken is omtrent het vinden van een tijdelijke oplossing en wat
                     uw inschatting is dat hier op korte termijn een oplossing gevonden wordt. Op welke
                     punten is volgens u nog geen overeenstemming en welke mogelijke oplossingen ziet u
                     hiervoor? Welke houding verwacht u van de andere lidstaten als het gaat om het vinden
                     van een snelle oplossing? Wat verwacht u van het Finse voorzitterschap op dit punt?
                  
De leden van de D66-fractie vragen tevens hoe het gaat met operatie Sophia. Wat is
                     de stand van zaken in de onderhandelingen over het mandaat dat op 30 september 2019
                     afloopt? In hoeverre wordt overwogen om op korte termijn weer marineschepen in te
                     zetten voor operatie Sophia? Wat zijn hierbij de overwegingen? Welk standpunt neemt
                     Nederland hierbij in? Wat is het krachtenveld? In hoeverre zijn er nog opvallende
                     resultaten te melden naar aanleiding van de monitoring van de Libische kustwacht sinds
                     deze enkel via de lucht plaatsvindt?
                  
De aan het woord zijnde leden vragen wat wordt verwacht van het Fins voorzitterschap
                     als het gaat om het vlot trekken van de discussie over een gezamenlijk Europees asielbeleid
                     en in het bijzonder het GEAS-pakket. Welke kansen ziet u op voortgang ten aanzien
                     van de individuele voorstellen en ten aanzien van het gehele pakket?
                  
De leden van de D66-fractie lezen in het nieuw gepubliceerde werkprogramma dat Finland
                  heeft uitgesproken dat zij de één-pakket benadering zo goed als kansloos acht, en
                  daarom wil focussen op het aannemen van voorstellen waar wel overeenstemming over
                  is. Deelt u deze opvatting? Zo ja, welke voorstellen verwacht u dat er op korte termijn
                  aangenomen kunnen worden en wat zal daarbij de opstelling van Nederland zijn? In hoeverre
                  ziet u nog een kans in plaats van enkel losse voorstellen aan te nemen, het GEAS-pakket
                  in kleinere subpakketten op te knippen en overeenstemming te vinden over deze subpakketten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie brengen in herinnering dat de Kamer op 4 juli de
                     moties van het lid Van Ojik (Kamerstuk 19 637, nrs. 2515 en 2516) heeft aangenomen, waarin u wordt opgeroepen zich bilateraal en binnen de EU voor
                     in te zetten dat migranten die door de Libische kustwacht terug worden geleid naar
                     Libië naar opvanglocaties worden gebracht die onder toezicht van UNHCR staan, en om
                     er samen met andere landen voor te zorgen dat migranten die nog in detentiecentra
                     rond Tripoli zitten hier zo snel mogelijk uit geëvacueerd worden en naar een veilige
                     plek worden gebracht. Deze leden vragen of u deze twee punten in zal brengen tijdens
                     de werksessie over het migratiebeleid, en zo ja, of u de Kamer direct na afloop van
                     de JBZ-raad wilt informeren over de resultaten. Voornoemde leden vragen voorts welke
                     concrete resultaten u zult trachten te bereiken op de informele JBZ-raad om op zeer
                     korte termijn extra stappen te kunnen zetten.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de JBZ-raad
                     op 6 en 7 juni te Luxemburg. Zij vragen u een appreciatie te geven wanneer het Europees
                     parlement naar verwachting haar standpunt zal bepalen ten aanzien van de Terugkeerrichtlijn.
                  
Kunt u toelichten wat u bedoelt met de «uniformiteit en benodigde flexibiliteit» van
                     de voorstellen in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK)?
                  
De leden van de SP-fractie vragen of u exact kunt aangeven wat op de JBZ-raad wordt
                  ondernomen naar aanleiding van het verzoek van de VVD tijdens het algemeen overleg
                  over vreemdelingen- en asielbeleid op 4 juli jl. U zegde toe te inventariseren waar
                  de grens ligt tussen het faciliteren van mensensmokkel enerzijds en het redden van
                  drenkelingen anderzijds. Het is deze leden niet duidelijk wat u precies gaat doen.
                  Gaat u om een onderzoek vragen in de JBZ-Raad? Gaat u zelf onderzoek doen? Wanneer
                  komt u met resultaten naar de Kamer? Kunt u bevestigen dat drenkelingen te allen tijde
                  gered dienen te worden? De mensonterende en gevaarlijke migratie door de Sahara en
                  over de Middellandse Zee moet zoveel mogelijk worden ingedamd. Europa dient bescherming
                  te bieden aan de meest kwetsbare vluchtelingen, bij voorkeur door middel van hervestiging.
                  Gaat u ervoor zorgen dat een land als Niger veel meer hulp krijgt bij de opvang van
                  vluchtelingen en het bestrijden van mensensmokkel, zodat er weer plek vrijkomt vluchtelingen
                  uit het door oorlog geteisterde Libië te halen en de detentiecentra aldaar gesloten
                  kunnen worden? Wat is de stand van zaken als het gaat om de opvang en hervestiging
                  van vluchtelingen vanuit Niger? Hoeveel mensen komen in aanmerking voor hervestiging?
                  Hoeveel mensen worden daadwerkelijk gehervestigd door de EU en door Nederland? Wat
                  is de inzet van de regering omtrent de aantallen te hervestigen vluchtelingen?
               
De leden van de SP-fractie merken op dat de aanvraag voor een noodremprocedure voor
                     het opschorten van de visumliberalisatie met Albanië is mislukt. U heeft geen referentieperiode
                     opgegeven, zo lezen zij in de brief van de EU commissaris. Daarom is geen vergelijking
                     gemaakt met de periode dat voor Albanezen nog een visumplicht gold. De EU heeft maart-april
                     2018 vergeleken met maart-april 2019 en geen grote verschillen geconstateerd. Wat
                     voornoemde leden betreft had vanzelfsprekend een vergelijking moeten worden gemaakt
                     met de periode van vóór de visumliberalisatie. Waarom is niet heel duidelijk aangegeven
                     dat sinds de visumliberalisatie de problemen met criminele Albanezen in Nederland
                     enorm zijn toegenomen? Gaat u alsnog zorgen voor een uitspraak op basis van een vergelijking
                     met de periode van voor de visumliberalisatie? Dit is volledig in de geest van de
                     aangenomen motie hieromtrent. Wat gaat u nog meer ondernemen teneinde de ongecontroleerde
                     toegang van criminele Albanezen een halt toe te roepen? Deelt u de mening dat geen
                     sprake kan zijn van toetreding van Albanië tot de EU? Gaat u dat duidelijk maken bij
                     de komende JBZ-raad? Gaat u in Helsinki -conform de uitspraken van Minister president
                     Rutte voor de verkiezingen – duidelijk maken dat geen sprake kan zijn van toetreding
                     van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone?
                  
Het laatste wat we op dit moment kunnen gebruiken, zo vinden de aan het woord zijnde
                     leden, is een verdere destabilisering van het Midden-Oosten. De huidige bewegingen
                     van de VS richting Iran en viceversa, baren de leden van de SP-fractie grote zorgen.
                     Escalatie zal vele miljoenen mensen kunnen treffen en op de vlucht doen slaan. Deelt
                     u deze mening, zo vragen deze leden. Gaat u op de komende de JBZ-raad aandringen op
                     de-escalatie inzake de kwestie Iran?
                  
3. Werklunch – Kunstmatige Intelligentie
               
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een werklunch
                  gesproken zal worden over kunstmatige intelligentie. Deze leden delen de mening dat
                  er een mensgerichte aanpak dient te zijn wanneer het om kunstmatige intelligentie
                  gaat, in het bijzonder wanneer het gaat om de toepassing van kunstmatige intelligentie
                  door de overheid. Kunt u aandacht besteden aan het borgen van grondrechten en ethiek
                  bij het verder uitwerken van toepassingen van kunstmatige intelligentie in Europa
                  zoals ook bedoeld in motie Amhaouch c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 566)?
               
II. Justitie, grondrechten en burgerschap
               
1. Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking: strafrechtelijke samenwerking,
                  detentie en alternatieven
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Finse voorzitterschap werk wil maken van
                  het aandacht besteden aan alternatieve straffen. Daartoe worden drie vragen gesteld
                  door het Finse voorzitterschap. De eerste vraag betreft een consultatie van alle lidstaten
                  en hun ervaringen met alternatieve straffen. Voornoemde leden vragen u welke beste
                  praktijken uit Nederland ten aanzien van alternatieve straffen door u genoemd zullen
                  gaan worden en waarom. Verder vragen de aan het woord zijnde leden hoe zij het onderdeel
                  uit de geannoteerde agenda moeten lezen waarin wordt gesteld dat er geen behoefte
                  is aan nieuwe wetgeving op het terrein van het gevangeniswezen of alternatieven voor
                  detentie. Betekent dit dat u niet openstaat voor ervaringen uit de andere landen?
               
2. Overig
               
De leden van de VVD-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik te vragen naar
                  de voortgang van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over representatieve
                  vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten (COM 2018
                  (184). Zij vragen dit in het kader van het onlangs aangenomen wetsvoorstel wet afwikkeling
                  massaschade in collectieve actie (Kamerstuk 34 608). Zal de voorgenomen richtlijn van de Europese Commissie consequenties hebben voor
                  dit reeds aangenomen wetsvoorstel? Zo ja, welke?
               
III. Reactie van de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming
                  en van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
               
I Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
               
Met belangstelling heeft het kabinet kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van
                  de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, PVV, GroenLinks en SP in relatie tot de
                  informele JBZ-Raad 18-19 juli 2019. Hieronder treft u de beantwoording aan per thema
                  op het gebied van asiel en migratie.
               
Algemeen
De leden van de PVV-fractie verzoeken om een overzicht van standpunten ten behoeve
                  van deze informele Raad. De aard van informele JBZ-Raden georganiseerd in de hoofdstad
                  van het voorzitterschap is anders dan van formele JBZ-Raden die in Brussel of Luxemburg
                  plaatsvinden. Tijdens informele JBZ-Raden worden geen formele besluiten genomen. Het
                  discussiedocument dat door het Finse voorzitterschap is verspreid is niet openbaar
                  en kan daarom niet met uw Kamer gedeeld worden, in tegenstelling tot de documenten
                  voor de formele JBZ-raden die toegankelijk zijn via het Delegates portal. In de Geannoteerde
                  agenda voor deze informele JBZ-Raad is uitgebreid uiteengezet wat de strekking is
                  van dit paper in combinatie met de Nederlandse inzet, om uw Kamer zo goed mogelijk
                  te informeren. De Nederlandse inbreng in de discussie in Helsinki zal langs deze lijnen
                  vormgegeven worden. Na afloop van deze Raad zult u zoals gebruikelijk geïnformeerd
                  worden over het verloop van de discussie.
               
De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de stilstand van de discussie over
                  het Europese asielbeleid en het ontbreken van een fatsoenlijke en duurzame ontschepingsoplossing.
                  Zij vragen op welke manier het kabinet zich gaat inzetten om deze discussie vlot te
                  trekken. Het kabinet zet zich blijvend in voor een herziening van het Gemeenschappelijk
                  Europees Asielstelsel (GEAS) om te komen tot meer moderne en robuuste asiel- en opvangprocedures
                  in de EU die bestand zijn tegen fluctuaties in de asielinstroom en illegale secundaire
                  migratie tegengaan. Solidariteit en een billijke verdeling van verantwoordelijkheden
                  tussen de lidstaten staan hierbij centraal. Voorts is een herziening nodig om terug
                  te kunnen keren naar een functionerende Schengenzone zonder binnengrenscontroles.
                  Wat betreft ontscheping zet het kabinet, zoals uw Kamer bekend, in op een structurele
                  oplossing. Hierover is meermaals met uw Kamer gewisseld. Voor Nederland is het van
                  groot belang dat bij aankomst zo snel mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke
                  asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten middels
                  een verplichte grensprocedure. Dit is niet alleen in het belang van zorgvuldigheid,
                  maar dient ook om te voorkomen dat asiel- en opvangprocedures onnodig belast worden
                  door personen die daar geen recht op hebben. In het geval van een aanhoudende disproportionele
                  druk, kan een solidariteitsmechanisme inclusief herplaatsing aan de orde zijn. Daarbij
                  is het wel zaak dat een zo groot mogelijk aantal, zo niet alle Lidstaten, inclusief
                  de lidstaat van ontscheping, hun verantwoordelijkheid en «fair share» nemen.
               
In reactie op vragen van de D66-fractie over het Fins Voorzitterschap en de verwachtingen
                  van het kabinet ten aanzien van de behandeling van het Europees asielbeleid en in
                  het bijzonder het GEAS-pakket wijst het kabinet er op dat het Fins Voorzitterschap
                  vooreerst een focus lijkt te leggen op het in kaart brengen van de deelonderwerpen
                  (thema’s) waarover tussen de lidstaten nog geen consensus is en welke compromissen
                  mogelijk zijn. Hiermee probeert het Fins Voorzitterschap goed voorwerk te verrichten
                  voor de nieuwe Commissie. Het is aan de nieuwe Commissie welke voorstellen zij op
                  tafel houdt en welke zij intrekt.
               
Voor de inzet van het kabinet verwijst het kabinet u naar bovenstaand antwoord op
                  de eerste vraag van de D66-fractie. In aanvulling daarop kan ik zeggen dat het kabinet
                  aandringt op voorstellen die een daadwerkelijke verbetering zijn van de huidige regelgeving.
                  Belangrijke punten daarbinnen zijn voor mij onder andere het ontmoedigen van secundaire
                  migratie, snellere Dublinprocedures, het bevorderen van terugkeer, en een effectieve
                  aanpak van overlast in en rondom asielopvang. Het strikt vasthouden aan een pakketbenadering
                  vind ik minder van belang dan het realiseren van deze verbeteringen.
               
Samenwerking met derde landen
Op vragen van de PVV-fractie ten aanzien van de samenwerking met landen van herkomst
                  inclusief op het gebied van opvang in de regio deelt het kabinet de opvatting dat
                  opvang in de regio een belangrijk onderdeel kan zijn van een meer structurele oplossing
                  voor het migratievraagstuk. Van belang is te noteren dat er door de EU structureel
                  geïnvesteerd wordt in betere bescherming en opvang in de regio, bijvoorbeeld in de
                  Hoorn van Afrika Dit is onderdeel van de integrale migratieagenda van dit kabinet.
                  Het kabinet merkt echter op dat daar waar het om vreemdelingen uit veilige landen
                  van herkomst gaat, het oogmerk achter de migratie vaak een economisch motief is, en
                  niet een veiligheidsrisico. Opvang in de regio is dan onvoldoende een antwoord op
                  dit vraagstuk.
               
Wat betreft de samenwerking met derde landen over terugkeer, vraagt de PVV-fractie
                  om een uitleg waarom landen als Spanje en Zweden wel in staat zijn om afspraken te
                  maken met Marokko om zo de terugkeer van overlastgevers te bespoedigen. Vooropgesteld,
                  tolereert het kabinet op geen enkele wijze overlast gevende asielzoekers of derdelanders
                  die illegaal in Nederland verblijven, ongeacht hun nationaliteit. Daarvoor treft het
                  kabinet ook maatregelen. Wat betreft de medewerking aan terugkeer van landen als Marokko
                  geldt dat verschillende lidstaten, waaronder Spanje en Zweden, brede migratieafspraken
                  maken met landen als Marokko. Als onderdeel van die brede samenwerking zetten zij
                  onder andere ook mogelijkheden in om beter gebruik te maken van legale migratie, bijvoorbeeld
                  via seizoensarbeid. Daarnaast geldt ook dat de bredere bilaterale betrekkingen tussen
                  de genoemde landen en Marokko anders van aard zijn dan de huidige bilaterale relatie
                  tussen Nederland en Marokko.
               
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar de inzet van negatieve maatregelen
                  in het geval dat een land va herkomst niet meewerkt aan terugkeer. Inzet van het kabinet
                  is er op gericht om de migratiesamenwerking met verschillende landen van herkomst
                  en transit te verbeteren, waaronder op het gebied van terugkeer. Dat kan op verschillende
                  wijzen die gespecificeerd zijn in de integrale migratieagenda en het Regeerakkoord.
                  Om landen tot samenwerkring te bewegen zet het kabinet daarom in op een bredere set
                  van positieve en negatieve prikkels. Het kabinet volgt net als de Europese Raad hierbij
                  het principe van «more for more» en «less for less». Nederland zoekt hierbij waar
                  mogelijk de Europese samenwerking.
               
Terugkeerrichtlijn
Wat betreft het voorstel van de leden van de PVV-fractie ten aanzien van het verruimen
                  van de mogelijkheden voor vreemdelingenbewaring, verwijst het kabinet kortheidshalve
                  naar de lopende onderhandelingen over de herziening terugkeerrichtlijn. Daarin zijn
                  een aantal aanpassingen aan de terugkeerrichtlijn opgenomen die – conform het Regeerakkoord
                  – bewaring zouden kunnen verruimen. Ook wordt gesproken over een grensprocedure waarin
                  met name weinig kansrijke aanvragen snel kunnen worden afgehandeld, waarna vanuit
                  een gecontroleerde setting aan de terugkeer gewerkt kan worden. Uw Kamer is met het
                  verslag van de vorige JBZ-Raad geïnformeerd over de gedeelde gemeenschappelijke positie
                  voor de onderhandelingen met het Europees parlement. Op dit moment is de Raad in afwachting
                  van een positie van datzelfde parlement om de onderhandelingen te starten. Deze maatregel
                  zal nog verder worden besproken en over de richtlijn in zijn geheel zal ook met het
                  EP overeenstemming moeten worden bereikt. De inzet van het kabinet in die onderhandelingen,
                  zoal met uw Kamer gedeeld via het BNC-fiche, is onveranderd. Ook is hier uitgebreid
                  over gesproken tijden het AO JBZ voorafgaande aan de JBZ-Raad van 6 en 7 juni 2019.
               
In reactie op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie over het standpunt van
                  het EP op de terugkeerrichtlijn wijst het kabinet er op dat het niet kan vooruitlopen
                  op de agenda van het nieuwe Europese parlement en de prioriteiten die zij daarin aanbrengt.
                  Dat is geheel aan de leden van he Europees parlement om te bepalen.
               
Situatie Libië
Naar aanleiding van het verslag van de vorige JBZ-Raad, vragen de leden van de D66-fractie
                  om een nadere toelichting met betrekking tot de discussie tijdens de Raad over de
                  situatie in Libië en de Nederlandse inbreng daarin. De situatie in Libië en in het
                  bijzonder die van vluchtelingen en migranten in de Libische detentiecentra heeft de
                  nadrukkelijke aandacht van de Raad en de Commissie. Naast Nederland, vroegen meer
                  lidstaten aandacht voor de meest recente ontwikkelingen. Dit heeft echter niet geleid
                  tot concrete, nieuwe initiatieven. Zoals gezegd, de situatie en ontwikkelingen in
                  Libië hebben de doorlopende aandacht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli
                  jl. is hier ook over gesproken.
               
Volgens de beschikbare informatie van UNHCR d.d. 12 juli jongstleden bevinden zich
                  898 vluchtelingen in de Gathering and Departure Facility (GDF). Het is het kabinet
                  niet bekend hoeveel van deze personen in aanmerking komen voor hervestiging dan wel
                  voor hervestiging op korte termijn. UNHCR en IOM hebben landen opgeroepen om hun hervestigingsinzet
                  te versnellen. Hier spant Nederland zich ook voor in.
               
Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de inzet van he kabinet op Libië
                  tijdens deze informele Raad. Het kabinet deelt de zorgen van uw Kamer met betrekking
                  tot de situatie in Libië en in het bijzonder de meest recente ontwikkelingen. Het
                  kabinet ziet de twee genoemde moties dan ook als ondersteuning van het ingezette beleid.
                  Al lange tijd vraagt het kabinet in verschillende fora aandacht voor deze situatie
                  en zal dit blijven doen. Zoals is weergegeven in de Geannoteerde Agenda van deze informele
                  JBZ-Raad, ziet de geplande discussie met name op de interne dimensie. En marge van
                  de bijeenkomst zal het kabinet dit punt opbrengen. Gelet op het feit dat het hier
                  een informele Raad betreft, zullen hier geen formele afspraken uit volgen. Het moge
                  echter duidelijk zijn dat samen met Nederland, meer lidstaten en de Commissie zich
                  zorgen maken over de ontwikkelingen in Libië. Meerder lidstaten en de Commissie dragen
                  dan ook op verschillende manieren bij aan het versnellen van hervestigingstrajecten,
                  evacuaties en het ondersteunen van vrijwillige terugkeer vanuit Libië naar landen
                  van herkomst.
               
Hervestiging
De leden van de VVD-fractie vragen of Nederland zal blijven benadrukken dat een voorwaarde
                  voor (meer) hervestiging is, dat er voldoende adequate opvang in veilige landen in
                  de regio is gerealiseerd en de instroom naar Europa drastisch is gedaald. Inzet van
                  het kabinet is om de opvang en bescherming in de regio te verbeteren. Het kabinet
                  ziet hervestiging als instrument om solidariteit te tonen met grootschalige opvanglanden.
                  Daar heeft het kabinet een nationaal quotum voor vastgesteld. Voorts is het kabinet,
                  conform het regeerakkoord, bereid om een aanvullende hervestigingsinzet te plegen
                  ter ondersteuning van Europese afspraken die bijdragen aan een lagere instroom naar
                  Europa en Nederland. Zover bekend worden lidstaten tijdens deze informele JBZ-Raad
                  niet gevraagd om aanvullende bijdragen op hervestiging te leveren. Uitgangspunt van
                  het kabinet blijft uiteraard het regeerakkoord.
               
Op vragen van de D66-fractie over de laatste hervestigingsmissie naar Niger kan het
                  kabinet u informeren dat tijdens de Nederlandse selectiemissie naar Niger afgelopen
                  mei ongeveer 50 geëvacueerde vluchtelingen zijn geselecteerd voor hervestiging naar
                  Nederland. Het streven om deze vluchtelingen in juni in Nederland te laten aankomen
                  is vertraagd vanwege het visumproces, waardoor betrokkenen deze maand in Nederland
                  aankomen.
               
Voorts vragen de leden van de D33-fractie naar de planning van de hervestigingsmissie
                  voor het komende jaar en de invulling van het nationale quotum. De planning van hervestigingsmissies
                  voor het komende jaar (2020) is nog niet bekend. Dit houdt er onder meer verband mee
                  dat de Europese Commissie afgelopen week met de lidstaten heeft gesproken over een
                  mogelijk hervestigingsprogramma voor 2020 (in het vervolg op het huidige zogenoemde
                  «EU 50.000 pledge» programma) in welk kader tevens prioriteitslanden worden aangemerkt.
                  Daarnaast spreekt Nederland begin september op ambtelijk niveau met UNHCR over eventuele
                  suggesties van UNHCR voor missiebestemmingen van Nederland. Uiterlijk 15 september
                  2019 moeten lidstaten hun inzet voor de EU pledge 2020 kenbaar maken wat betreft aantallen
                  en indicatieve bestemmingen. Alsdan zal ook een besluit moeten zijn genomen over de
                  Nederlandse missiebestemmingen. De planning is er ten allen tijde op gericht om het
                  geldende quotum te behalen. Uw Kamer wordt hierover, zoals gebruikelijk, geïnformeerd.
               
De leden van de SP-fractie vragen eveneens naar de voortgang van de hervestiging vanuit
                  Libië via Niger en de Nedelandse bijdragen daaraan. Volgens UNCHR1 zijn per 23 juni in totaal 2.911 personen geëvacueerd van Libië naar het ETM Niger.
                  Op 23 juni verbleven in het ETM 1.469 uit Libië geëvacueerde personen. Sinds 1 september
                  2017 zijn 2.234 geëvacueerden voorgedragen voor hervestiging aan 13 landen (België,
                  Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland,
                  Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten).
               
Het aantal vluchtelingen dat vanuit het ETM in Niger is hervestigd naar EU Lidstaten
                     is dezerzijds niet bekend en niet binnen de voor deze beantwoording geldende termijn
                     te achterhalen.
                  
Wel volgt uit de openbaar beschikbare UNHCR informatie2 dat sinds 1 september 2017 1.510 geëvacueerden uit Niger zijn vertrokken naar België,
                     Canada, Finland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden, Zwitserland,
                     VK, en de VS. 412 voor hervestiging geaccepteerde vluchtelingen zijn in afwachting
                     van vertrek uit Niger naar Canada, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden, VK, en
                     de VS.
                  
Per 7 juli 2019 hebben 13 landen een totaal aantal van 6,886 hervestigingsplaatsen
                  toegezegd ten behoeve van de Libië-Niger situatie. Het betreft België, Canada, Finland,
                  Frankrijk, Duitsland, Italië (evacuatie), Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Zweden,
                  Zwitserland, VK en de VS.
               
Voor Nederland bestaat die inzet uit de pilotmissie naar Niger die in 2018 is uitgevoerd
                  (ongeveer 25 vluchtelingen) en de hervestigingsmissie afgelopen mei voor de selectie
                  van ongeveer 50 vluchtelingen die nog deze maand in Nederland zullen aankomen. De
                  missieplanning voor 2020 is nog niet bekend.
               
Ontscheping
Op vragen van de VVD-fractie inzake de ontscheping van drenkelingen in zowel de EU
                  als daarbuiten benadrukt het kabinet dat de conclusies van de Europese Raad van juni
                  2018 hier het uitgangspunt vormen. Zoals vaker met uw Kamer is gedeeld, betreurt het
                  kabinet de gebrekkige voortgang op het maken van specifieke afspraken over ontscheping
                  in landen buiten de EU. Wel constateert het kabinet dat in meerdere (Noord-)Afrikaanse
                  landen wel degelijk sprake is van een praktijk waarin drenkelingen in hun havens worden
                  ontscheept. Vaak zijn UNHCR en IOM daar bij betrokken. Tevens is met EU steun de capaciteit
                  van grensautoriteiten en de nationale kustwachten in diverse Noord-Afrikaanse landen
                  versterkt (m.n. in Marokko en Libië) en is het grensmanagement op de verschillende
                  transitroutes naar Noord-Afrika (bijvoorbeeld in Niger) verbetert. In combinatie met
                  de versterkte internationale aanpak van mensenhandel en mensensmokkel heeft dit tot
                  een aanzienlijk lagere stroom irreguliere migratie tot gevolg gehad. Ten aanzien van
                  de ontscheping aan EU-zijde zet het kabinet zich al langer in voor een structurele
                  oplossing.3Daar zal ook en marge van deze informele Raad van gedachten over worden gewisseld.
                  Dit doet niets af aan de ambitie van de EU en het Fins Voorzitterschap, om met andere
                  landen te komen over bredere migratiesamenwerking, inclusief de ontscheping van drenkelingen
                  in veilige havens buiten de EU. Dit is wat betreft het kabinet een deel van de oplossing.
               
In reactie op het verzoek van de PVV-fractie dat Nederland nooit akkoord kan gaan
                  met een herverdelingsmechanisme verwijst het kabinet u kortheidshalve naar de Kamerbrief
                  van 14 januari jl.4
De D66-fractie vragen naar de huidige stand van zaken omtrent het vinden van een tijdelijke
                  oplossing voor ontscheping en verzoeken om een toelichting over het krachtenveld daarin.
                  Naar aanleiding van een recente oproep van Italië en Malta om werk te maken van een
                  nieuw ontschepingsmechanisme, heeft het Voorzitterschap en marge van de informele
                  Raad een overleg gepland. Daarbij zullen de mogelijkheden worden besproken om een
                  tijdelijk arrangement in te richten. In antwoord op eerdere schriftelijke vragen van
                  uw Kamer heeft het kabinet aangegeven eventueel te willen overwegen aan een tijdelijk
                  arrangement bij te dragen indien het overeen komt met de voorwaarden, zoals gesteld
                  in de brief van 14 januari jl. Grootste twistpunt betreft de toepassing van een verplichte
                  grensprocedure, herplaatsing ongeacht de migratiedruk op een lidstaat van ontscheping,
                  als ook dat alle lidstaten, inclusief de lidstaat van eerste aankomst, verantwoordelijkheid
                  nemen. Het kabinet is geen voorstander van een algemeen verdelingsmechanisme waarin
                  niet bij aankomst middels de grensprocedure onderscheid wordt gemaakt tussen kansrijke
                  asielzoekers en kansarme asielzoekers en irreguliere economische migranten, en draagt
                  voorts uit dat herplaatsing alleen aan de orde is wanneer een lidstaat onder aanhoudende,
                  disproportionele druk staat.
               
In reactie op de vragen van de D66-fratcie ten aanzien van de operatie Sophia wijst
                  het kabinet er op dat de onderhandelingen over het nieuwe mandaat van operatie Sophia
                  nog niet zijn begonnen. Het lopende mandaat eindigt op 30 september. Verwacht wordt
                  dat deze in september zullen beginnen. Voor het Nederlandse standpunt hierover verwijst
                  het kabinet u kortheidshalve naar de beantwoording van het lid Groothuizen over dit
                  onderwerp.5
NGO schepen
Leden van de PVV-fractie verzoeken het kabinet om Italië op de hoogte te brengen van
                  het standpunt van de Tweede Kamer dat Nederland de facilitering van mensensmokkel
                  niet tolereert en Italië hierbij in Nederland een bondgenoot vindt. Het kabinet hecht
                  groot belang aan de aanpak van mensensmokkel en heeft deze geïntensiveerd. Het is
                  Italië bekend dat het kabinet mensensmokkel niet tolereert. Op verschillende wijze
                  werken Italië en Nederland ook samen aan de aanpak van mensensmokkel. Waar het de
                  activiteiten van ngo-schepen betreft, onderschrijft het kabinet de internationale
                  verplichtingen om mensenlevens op zee te redden. Zoals ook vaker met uw Kamer gewisseld,
                  is het daarbij echter wel zaak dat dergelijke operaties niet onbedoeld bijdragen aan
                  het in stand houden van de criminele activiteiten van mensensmokkelaars die mensenlevens
                  op het spel zetten. Dit heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ook in
                  haar reactie aan Minister Salvini van Binnenlandse Zaken overgebracht. Uw Kamer heeft
                  een afschrift van deze brief ontvangen op 3 juli jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 565).
               
In reactie op vragen van de SP-fractie, licht het kabinet graag toe op welke wijze
                  het kabinet tijdens de informele JBZ-Raad zal vragen om te komen tot een Europese
                  analyse met betrekking tot de grens tussen het faciliteren van mensensmokkel enerzijds
                  en het redden van drenkelingen anderzijds. Zoals toegezegd tijdens het VAO van 4 juli
                  jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 102) zal de Staatssecretaris de behoefte om dit vraagstuk
                  verder te onderzoeken inbrengen in gesprekken en marge van de informele JBZ-Raad.
                  Uit die gesprekken zal blijken of er voldoende draagvlak is onder de lidstaten om
                  een dergelijk onderzoek te doen. Zoals de Staatssecretaris uw Kamer heeft toegezegd,
                  wordt u hierover geïnformeerd via het verslag van deze informele JBZ-Raad.
               
Noodremprocedure Albanië
De Leden van de SP-fractie hebben meerder vragen gesteld over de noodremprocedure
                  ten aanzien van de visumvrijstelling voor Albanië en de reactie van de Commissie op
                  het verzoek van Nederland om deze toe te passen. De visumliberalisatie voor Albanezen
                  is in 2010 ingegaan. De politie constateert pas vanaf 2016 een stijging van het aantal
                  Albanees sprekende verdachten. Overigens daalde daarna weer het aantal Albanees sprekende
                  verdachten. Dit is ook aangegeven in de notificatie. Er zijn geen cijfers bekend van
                  voor 2010. Dit houdt ook verband met de bewaartermijnen van de wet politiegegevens.
               
Van ongecontroleerde toegang van Albanezen is geen sprake. Albanezen die het Schengengebied
                  inreizen dienen te voldoen aan de toegangsvoorwaarden zoals vastgelegd in de Schengengrenscode.
                  Dat betekent dat de betrokkene geen gevaar mag vormen voor de openbare orde of de
                  nationale veiligheid, een duidelijk doel moet kunnen aangeven voor het verblijf en
                  moet beschikken over voldoende middelen om het verblijf te bekostigen.
               
Om de samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding te verbeteren hebben
                  de Minister en toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met de ministers
                  van Binnenlandse Zaken en van Justitie van Albanië bovendien op 23 mei 2018 een «Letter
                  of Intent Combating International Crime» getekend. Ter invulling daarvan heeft op
                  13 en 14 februari 2019 een expertmeeting migratiecriminaliteit plaatsgevonden tussen
                  vertegenwoordigers van beide landen en hebben de Korpschefs van politie van beide
                  landen een aantal malen werkbesprekingen gevoerd in het kader van de verbetering van
                  de onderlinge samenwerking. De verwachting is bovendien dat na de zomer een expertmeeting
                  «organized crime» zal plaatsvinden tussen de Albanese en de Nederlandse politie.
               
Tevens heeft de Europese Commissie in de brief inzake de noodremprocedure, die op
                  9 juli jl. naar de voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden, aangegeven dat Albanië
                  zijn inspanningen om ongegronde asielverzoeken te voorkomen en georganiseerde criminaliteit
                  te bestrijden, moet intensiveren.
               
Diverse onderwerpen
Op vragen van de GroenLinks-fractie over het MFK naar aanleiding van het vorige verslag
                  licht het kabinet graag nader toe dat het voor Nederland van belang is dat de verschillende
                  fondsen, zoals AMIF, ISF en BMVI uniform en dus op een gelijksoortige wijze kunnen
                  worden uitgevoerd, opdat de administratieve last voor lidstaten zo laag mogelijk is.
                  Met flexibiliteit wordt bedoeld dat de fondsen voor een groot aantal doelen kunnen
                  worden ingezet.
               
Nar aanleiding van de vragen van de SP- ten aanzien van de toetreding van Albanië
                  tot de EU wijst het kabinet uw Kamer de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket
                  (Kamerstuk 23 987, nr. 361) van 5 juni 2019 en de aanvullende brief (Kamerstuk 22 112, nr. 2813) van 6 juni 2019. In lijn met de motie-Omtzigt (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2019) verwelkomde Nederland in de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019 weliswaar de door
                  Albanië gezette stappen, maar onderstreepte dat het openen van toetredingsonderhandelingen
                  prematuur zou zijn: Albanië moet nog overtuigender resultaten boeken in de bestrijding
                  van corruptie en georganiseerde misdaad. Nederland wees daarbij ook op de problemen
                  vanwege gewelddadige misdrijven gepleegd door Albanezen in Nederland. Tijdens de RAZ
                  van 18 juni jl. concludeerde de Raad om uiterlijk in oktober duidelijke en inhoudelijke
                  besluiten te nemen ten aanzien van de respectievelijke aanbevelingen van de Commissie.
               
De leden van de SP-fractie vragen voorts naar de toetreding van Roemenië en Bulgarije
                  tot Schengen. Schengentoetreding van beide landen is op dit moment niet aan de orde.
                  Dit onderwerp staat ook niet op de agenda van de informele JBZ-raad. Het standpunt
                  van het kabinet is op dit punt ongewijzigd.
               
Op vragen van de SP-fractie ten aanzien van de situatie in Iran wijst het kabinet
                     uw Kamer er op dat dit onderwerp niet op de agenda van deze informele JBZ-Raad staat.
                     De Raad Buitenlandse Zaken heeft op 15 juli jl. over Iran gesproken. Uw Kamer wordt
                     hierover geïnformeerd via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken.
                  
De SP-fractie vraagt tenslotte naar de samenwerking met Niger en vraagt de regering
                     ervoor te zorgen dat een land als Niger veel meer hulp krijgt bij de opvang van vluchtelingen
                     en het bestrijden van mensensmokkel, zodat er weer plek vrijkomt om vluchtelingen
                     uit het door oorlog geteisterde Libië te halen en de detentiecentra aldaar gesloten
                     kunnen worden. Sinds enkele jaren wordt intensief samengewerkt met Niger. Via het
                     EU Trust Fund voor Afrika worden voor EUR 253 mln. aan projecten uitgevoerd of ontwikkeld
                     die onder andere zien op het versterken van de overheid en conflictpreventie, verbeteren
                     van migratiemanagement, bevorderen van de weerbaarheid van de Nigerese samenleving
                     en andere projecten die zien op de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie.
                     Ook investeert het kabinet in Niger in conflictpreventie en de aanpak van grondoorzaken
                     van armoede, door het bevorderen van meisjesonderwijs, werkgelegenheid en water- en
                     voedselzekerheid, zoals aangegeven in de BHOS-nota «Investeren in Perspectief». Onder
                     andere via een financiële bijdrage, ondersteunt Nederland IOM bij reddingsoperaties
                     van (irreguliere) migranten die achter worden gelaten in de woestijn. Zij krijgen
                     vervolgens bescherming en ondersteuning bij hun vrijwillige terugkeer naar hun landen
                     van herkomst. Wat de capaciteit van het Emergency Transit Facility (ETM) betreft, hebben veel hervestigingslanden, waaronder ook Nederland, hervestigingsprocedures
                     aangepast en versneld zodat meer ruimte ontstaat voor evacuees uit Libië.
                  
II Justitie, Grondrechten en Burgerschap
               
Algemeen
Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden
                     van de fracties van VVD, CDA, D66, PVV, GroenLinks en SP in relatie tot de informele
                     JBZ-Raad 18-19 juli 2019.
                  
Hieronder treft u de beantwoording aan per thema op het gebied van Justitie en Veiligheid.
Europees Openbaar Ministerie
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of het streven nog altijd is dat het EOM
                     volledig operationeel is in 2020. Hoe groot schat de Minister de kansen dat dat gaat
                     lukken? De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat het mandaat van het
                     EOM niet wordt uitgebreid. Eerst moet worden gekeken of het EOM in huidige vorm überhaupt
                     goed functioneert en meerwaarde heeft voordat over mandaatuitbreiding kan worden nagedacht.
                     Is de Minister dit met de leden van de VVD-fractie eens? Op welke wijze heeft de Minister
                     dit standpunt naar voren gebracht? Hoe staan andere lidstaten hierin? Kan de Minister
                     een krachtenveld geven?
Het streven van de Europese Commissie is nog steeds dat het EOM eind 2020 operationeel
                  is. Dat is ambitieus, mede gelet op de nog lopende procedure ten aanzien van de benoeming
                  van de Europese Hoofdaanklager waarover ik u tijdens het Schriftelijk Overleg van
                  5 juni 2019 (Kamerstuk 32 317, nr. 557) heb geïnformeerd en als gevolg waarvan een aantal voorbereidingsmaatregelen niet
                  in gang kan worden gezet. De Minister van Justitie en Veiligheid deelt het standpunt
                  van de leden van de VVD-fractie ten aanzien van de mogelijke uitbreiding van het mandaat
                  van het EOM volledig.
               
Het onderwerp is nog niet inhoudelijk geagendeerd geweest in de JBZ-Raad, maar wel
                  besproken tijdens de informele Europese Raad van 19 en 20 september 2018. Conform
                  de motie van het lid Leijten (SP)6 heeft de Minister-President in deze eerste gedachtewisseling helder gemarkeerd dat
                  Nederland niet overtuigd is van nut en noodzaak van uitbreiding van het mandaat tot
                  terrorismebestrijding en dat er in Nederland geen politieke steun is voor een dergelijke
                  uitbreiding. Nederland werd hierin gesteund door één andere lidstaat. Enkele andere
                  lidstaten toonden zich wel positief over dit voorstel. Ik wijs u in dat verband graag
                  op het verslag van de informele Europese Raad in Salzburg.7 Slechts enkele lidstaten hebben zich tijdens deze informele Europese Raad over de
                  uitbreiding van het EOM mandaat naar terroristische misdrijven uitgesproken. Het standpunt
                  van de overige lidstaten zal pas duidelijk worden indien het voorstel daadwerkelijk
                  in de JBZ-Raad geagendeerd wordt voor inhoudelijke bespreking.
               
Wellicht ten overvloede wijs ik u nog op de brief van de Minister van Buitenlandse
                  Zaken d.d. 3 mei jl.8  ter aanbieding van zes Nederlandse papers die zijn opgesteld om de inzet zoals geformuleerd
                  in de Staat van de Europese Unie onder de aandacht van de EU instellingen en andere
                  lidstaten te brengen. Hierin is tevens het Nederlands standpunt ten aanzien van de
                  uitbreiding van het mandaat uiteengezet.
               
Dataretentie
De leden van de VVD-fractie maken zich al lange tijd zorgen over het ontbreken van
                     een goede dataretentierichtlijn. Dit bemoeilijkt de misdaadbestrijding. De leden van
                     de VVD-fractie vinden het lastig te accepteren dat privacy op deze manier een schild
                     wordt waarachter criminelen zich kunnen verschuilen. Deelt de Minister deze zorg?
                     Hoe staat het met de voornemens van de Europese Commissie voor een nieuwe richtlijn?
                     Waarom moet dit zo lang duren? Is iets bekend over een mogelijke koerswijziging van
                     de toekomstige Europese Commissie? Wat doet het kabinet om de (nieuwe) Europese Commissie
                     tot spoed te manen?
Ik deel de overtuiging dat een gepaste bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens
                  noodzakelijk is voor de criminaliteitsbestrijding en het waarborgen van de nationale
                  veiligheid. Ik maak me daarom ook sterk voor Europese regelgeving binnen de kaders
                  van het Handvest van de grondrechten van de EU. Zoals uw Kamer weet, heb ik, gesteund
                  door een groot aantal lidstaten, de Europese Commissie daarom in de JBZ-Raad van december
                  2018 opgeroepen om te onderzoeken welke mogelijkheden hiertoe zijn. De Europese Commissie
                  lijkt nu gehoor te geven aan de oproep, die wederom door de lidstaten in de JBZ-Raad
                  van juni jl. is gedaan, om een studie te doen naar mogelijke oplossingen voor dataretentie
                  waaronder de mogelijkheid van een toekomstig wetgevend voorstel. De studie zou moeten
                  zijn afgerond voor eind 2019 en de Commissie zou de JBZ-Raad dan over de uitkomsten
                  moeten rapporteren. De verwachting is dat dan duidelijk zal worden of de nieuwe Commissie
                  voornemens is om nieuwe regelgeving te introduceren.
               
Op de vraag van de VVD waarom het traject al zo lang loopt, kan ik geen sluitend antwoord
                  geven. Het heeft in elk geval te maken met de aanzienlijke praktische implicaties
                  van het Tele 2 arrest van het Europese Hof van Justitie en de vele onduidelijkheden
                  die daaruit voort zijn gekomen. Lidstaten hebben naar aanleiding van dat arrest nationale
                  wetgeving ingevoerd of aangepast waardoor er verschillen tussen lidstaten zijn ontstaan.
                  Hierdoor is het lastiger geworden om een EU brede consensus te ontwikkelen over de
                  reikwijdte van een wettelijke bewaarplicht. Het enige waar alle lidstaten het over
                  eens zijn, is dat een algemene bewaarplicht van gebruikersgegevens niet in strijd
                  is met het Handvest en de uitleg daarvan in het Tele 2 arrest.
               
Er is kortom nog veel onduidelijkheid over de reikwijdte van een wettelijke bewaarplicht.
                  Ik heb de hoop dat het Hof van Justitie van de EU in haar beantwoording van de prejudiciële
                  vragen die door het Belgische Grondwettelijk Hof zijn gesteld9, en waar Nederland zich bij heeft gevoegd, duidelijker zal aangeven welke mogelijkheden
                  er zijn voor een algemene wettelijke bewaarplicht van telecommunicatiegegevens. Het
                  is zowel voor het EU traject als de door mij voorgenomen invulling van een wettelijke
                  bewaarplicht van belang om deze uitspraak af te wachten.
               
Overleveringswet
De leden van de VVD-fractie complimenteren de Minister met zijn snelle optreden naar
                     aanleiding van recente uitspraken van het Europees Hof van Justitie over het Europees
                     Aanhoudingsbevel (C-508/18 OG en C-82/19 PPU PI). Als gevolg van deze uitspraken moest
                     de Nederlandse Overleveringswet worden gewijzigd. Is de gewijzigde Overleveringswet
                     inmiddels in werking getreden? Hoe lang heeft de situatie geduurd dat Nederland als
                     gevolg van bovengenoemde uitspraken geen Europees aanhoudingsbevel kon uitvaardigen?
                     Wat zijn hiervan de gevolgen geweest?
De uitspraken van het Europees Hof van Justitie dateren van 27 mei jl. en de daarop
                  volgende wijziging van de Overleveringswet is op 13 juli jl. in werking getreden.
                  De uitspraken van het Hof van Justitie hebben geen gevolgen gehad ten aanzien van
                  reeds uitgevaardigde Europese Aanhoudingsbevelen (EAB’s) die niet hebben geleid tot
                  een aanhouding. Ten aanzien van EAB’s die wel hebben geleid tot een aanhouding en
                  in het buitenland in behandeling zijn (geweest), is het aan de uitvoerende autoriteiten
                  (geweest) om te bepalen welk gevolg zij in die concrete zaak aan de uitspraken verbinden.
                  In een enkele zaak heeft overlevering aan Nederland niet kunnen plaatsvinden omdat
                  er te weinig tijd en gelegenheid was om de uitvoerende autoriteiten aanvullende gegevens
                  te verstrekken waar zij naar aanleiding van de uitspraken van het Hof van Justitie
                  om hadden verzocht.
               
Terrorismebestrijding
Tijdens het Algemeen Overleg Terrorisme en Extremisme op 26 juni jl. hebben de leden
                     van de VVD-fractie hun zorgen geuit over de samenwerking tussen de ministers van Europese
                     landen op het gebied van terrorismebestrijding, specifiek op het gebied van terugkeerders
                     uit IS-gebied. De leden van de VVD-fractie achten het van groot belang dat landen
                     elkaar op de hoogte houden van het beleid ten aanzien van terugkeerders. De Minister
                     heeft tijdens het zojuist genoemde Algemeen Overleg de toezegging gedaan om de samenwerking
                     met zijn collega’s te intensiveren. De leden van de VVD-fractie houden de Minister
                     graag aan deze toezegging en willen op de hoogte gehouden worden over de ontwikkelingen
                     van deze samenwerking.
Internationale samenwerking op terrorismebestrijding en specifiek ten aanzien van
                  terugkeerders uit IS-gebied is van groot belang en is vaak onderwerp van gesprek bij
                  diverse internationale gelegenheden. Zo heeft Nederland de afgelopen tijd actief deelgenomen
                  aan bijeenkomsten in Stockholm (mei) en Parijs (juni) over de berechting van strijders
                  en zal het kabinet ook de komende tijd hier actief op blijven.
               
Conform de motie van het lid Laan-Geselschap van 25 juni 201910 zal het kabinet in het licht van het nog uit te brengen advies van de extern volkenrechtelijk
                  adviseur, samen met een groep gelijkgezinde landen, kijken naar mogelijkheden van
                  berechting door lokale autoriteiten en het faciliteren daarvan.
               
De toekomst van de EU Interne Veiligheidsstrategie
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of andere lidstaten formeel of informeel
                     hun prioritering voor het komend vijfjarig werkprogramma van de EU op het gebied van
                     JBZ bekend hebben gemaakt? Zo ja, welke prioriteiten willen andere lidstaten stellen
                     en hoe verhouden deze zich tot de Nederlandse inzet?
Andere lidstaten hebben tot dusverre hun prioritering voor de komende vijf jaren op
                  het EU-JBZ terrein nog niet op politiek niveau bekendgemaakt, behalve datgene wat
                  is besproken tijdens de JBZ-Raad van 6 en 7 juni jl. Daarover bent u door middel van
                  het verslag van die Raad11 geïnformeerd. Het traject dat het Finse voorzitterschap tijdens deze informele JBZ-Raad
                  inzet op dit terrein moet naar verwachting leiden tot voorzitterschaps- dan wel Raadsconclusies
                  op de verschillende deelterreinen van het JBZ-domein tijdens de JBZ-Raad van december
                  waarin de politieke prioriteiten worden benoemd.
               
Werklunch – Kunstmatige Intelligentie
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een werklunch
                     gesproken zal worden over kunstmatige intelligentie. Deze leden zijn het eens met
                     het kabinet dat er een mensgerichte aanpak dient te zijn wanneer het om kunstmatige
                     intelligentie gaat, in het bijzonder wanneer het gaat om de toepassing van kunstmatige
                     intelligentie door de overheid. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of
                     hij aandacht wil besteden aan het borgen van grondrechten en ethiek bij verder uitwerken
                     van toepassingen van kunstmatige intelligentie in Europa zoals ook bedoeld in motie
                     Amhaouch c.s. (26 643, nr. 566).
Kunstmatige intelligentie (AI) biedt kansen om het werk op het terrein van Justitie
                  en Veiligheid efficiënter en kwalitatief beter te maken. De mensgerichte aanpak is
                  hierbij voor zowel de Europese Commissie als dit kabinet essentieel. Een ethische
                  inzet van AI en het borgen van grondrechten zijn daarbij onontbeerlijk. Zij hebben
                  bij de benadering van AI dan ook zonder meer de aandacht van dit kabinet.
               
Overigens zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u na de zomer
                  nader informeren over het beleid van het kabinet op het gebied van AI, publieke waarden
                  en mensenrechten, ook in internationale context.
               
Werksessie II – De toekomst van de justitiële samenwerking: strafrechtelijke samenwerking,
                     detentie en alternatieven
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Finse voorzitterschap werk wil maken van
                     het aandacht besteden aan alternatieve straffen. Daartoe worden drie vragen gesteld
                     door het Finse voorzitterschap. De eerste vraag betreft een consultatie van alle lidstaten
                     en hun ervaringen met alternatieve straffen. De leden van de CDA-fractie vragen de
                     Minister welke beste praktijken uit Nederland ten aanzien van alternatieve straffen
                     door de Minister genoemd zullen gaan worden en waarom? Verder vragen de leden van
                     de CDA-fractie hoe zij het onderdeel uit de geannoteerde agenda moeten lezen waarin
                     wordt gesteld dat er geen behoefte is aan nieuwe wetgeving op het terrein van het
                     gevangeniswezen of alternatieven voor detentie? Betekent dit dat de Minister niet
                     openstaat voor ervaringen uit de andere landen?
In Nederland worden alternatieve straffen, bijvoorbeeld voorwaardelijke straffen en
                  taakstraffen, op grote schaal toegepast. Aan veelplegers of mensen met psychische
                  problemen kunnen daarnaast maatregelen worden opgelegd in plaats van straf. Het belangrijkste
                  voordeel van deze sancties is de mogelijkheid van een persoonsgerichte aanpak die
                  bijdraagt aan resocialisatie, re-integratie en vermindering van recidive. Dat zijn
                  best practices in Nederland en dat zijn ook de voorbeelden die ik zal noemen tijdens de informele
                  JBZ-Raad.
               
Ik sta open voor het kennisnemen van ervaringen uit andere landen waarmee de Nederlandse
                  praktijk haar voordeel kan doen. Maar waar het gaat om wetgeving inzake de tenuitvoerlegging
                  staat voorop dat dit in beginsel een nationale aangelegenheid is. Dat ligt overigens
                  anders wanneer het gaat om strafrechtelijke samenwerking tussen lidstaten bij de tenuitvoerlegging
                  van straffen. Daar zijn al de nodige instrumenten voor vastgesteld in EU-verband;
                  ik wijs bijvoorbeeld op het Kaderbesluit inzake de wederzijdse erkenning van voorwaardelijke
                  en alternatieve straffen (2008/947/JBZ), op grond waarvan lidstaten het toezicht op
                  proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen, van elkaar kunnen overnemen.
               
Massaschade
De leden van de VVD-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om te vragen naar
                     de voortgang van het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn over representatieve
                     vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten (COM 2018
                     (184)). Zij vragen dit in het kader van het onlangs aangenomen wetsvoorstel Wet afwikkeling
                     massaschade in collectieve actie (Kamerstuk
                  34 608). Zal de voorgenomen richtlijn van de Europese Commissie consequenties hebben voor
                     dit reeds aangenomen wetsvoorstel? Zo ja, welke?
Op dit moment zijn de onderhandelingen op ambtelijk niveau in de Raad nog in volle
                  gang. Het Europees parlement heeft zijn beraadslagingen in maart 2019 afgerond met
                  een rapport in eerste lezing dat is aangenomen.
               
De inzet van Nederland is dat het richtlijnvoorstel geen gevolgen heeft voor de Wet
                  afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA, Stb. 2019, 130). Voorop staat dat het richtlijnvoorstel expliciet ruimte laat voor nationale regimes
                  voor afwikkeling van massavorderingen die afwijken van de richtlijn. Ten minste één
                  regime in een lidstaat moet in overeenstemming met de richtlijn zijn. De inzet van
                  NL is om ook na totstandkoming van de richtlijn te kunnen volstaan met één regime
                  voor de afwikkeling van massavorderingen. De richtlijnvoorschriften moeten daarvoor
                  zo zijn geformuleerd dat de WAMCA ook de implementatie van de richtlijn kan zijn.
               
Om zeker te zijn dat ook de tekst van het voorstel dit voldoende waarborgt, doet Nederland
                  in het onderhandelingsproces tekstvoorstellen die lidstaten voldoende ruimte laten
                  voor hun eigen invulling van een collectieve actie voor consumenten. Bijvoorbeeld
                  door ruimte te laten voor toetsing van de eisen aan claimorganisaties door de rechter
                  in plaats van door de lidstaat zelf. Voor veel lidstaten is deze ruimte voor eigen
                  invulling overigens een belangrijk punt.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, griffier