Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Futselaar over het bericht dat de Universiteit Groningen niet eerlijk is over het onderzoek naar studentpromovendi
Vragen van het lid Futselaar (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de Universiteit Groningen niet eerlijk is over het onderzoek naar studentpromovendi (ingezonden 20 juni 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
16 juli 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de artikelen «Universiteit Groningen is niet eerlijk over onderzoek
studentpromovendi»1 en «Promovendi klagen over «eenzijdig» onderzoek»?2
Antwoord 1
Ik heb kennis genomen van de inhoud van deze artikelen.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als de Rijksuniversiteit Groningen (RUG)
de medezeggenschap onvolledig informeert over het Experiment Promotieonderwijs en
belangrijke informatie weglaat uit haar zelfevaluaties?
Antwoord 2
Uiteraard ben ik van mening dat instellingen hun medezeggenschap volledig dienen te
informeren. Volgens de RUG maakt de enquête, waar in het artikel in Trouw naar verwezen
wordt, onderdeel uit van een nog lopend onderzoek en is deze daarom niet meegenomen
in de zelfevaluatie die recent naar de Universiteitsraad is gestuurd. De RUG heeft
aangegeven dat het rapport meegenomen zal worden in de volgende zelfevaluatie en dat
ook deze zelfevaluatie gedeeld zal worden met de Universiteitsraad.
Vraag 3
Klopt het dat de tussenevaluatie van het experiment, momenteel uitgevoerd door onderzoeksbureau
CHEPS, dient ter bescherming van de promotiestudenten die onder het experiment vallen,
zodat het experiment bij ernstige problemen stopgezet kan worden?
Antwoord 3
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 28 juni 2019.3 Hierin ben ik uitgebreid ingegaan op het doel van de tussenevaluatie. De tussenevaluatie
is voorgeschreven door het Besluit experiment promotieonderwijs en is bedoeld om na
te gaan of er sprake is van ernstige nadelige gevolgen op het onderzoeksklimaat, hetgeen
aanleiding zou kunnen zijn om het experiment geheel of gedeeltelijk te beëindigen.
Vraag 4
Welke stappen zijn er gezet om de onafhankelijkheid van de tussenevaluatie te waarborgen
sinds er vanuit het Promovendi Netwerk Nederland klachten zijn over de RUG die mogelijk
op oneigenlijke wijze invloed probeerde uit te oefenen op de uitkomsten van dit onderzoek?
Antwoord 4
Het is aan onderzoekers om de gegevens waarop de uitkomsten van hun onderzoek zijn
gebaseerd op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te verzamelen. Mijn ministerie
heeft CHEPS op de signalen van Promovendi Netwerk Nederland over de vermeende beïnvloeding
van de RUG gewezen. CHEPS heeft in reactie hierop bevestigd dat zij ervoor instaat
dat het onderzoek op een wetenschappelijk verantwoorde wijze plaatsvindt.
Vraag 5
Bent u voornemens om de RUG te vragen de promotiestudenten, die menen dat zij recht
hebben op een arbeidscontract, met terugwerkende kracht te compenseren als een rechter
oordeelt dat er sprake is van een arbeidsrelatie of in ieder geval de RUG hierop aan
te spreken?
Antwoord 5
Het is aan de rechter om te oordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst in
de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek en de eventuele gevolgen hiervan.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het, met het oog op de betrokken groep kwetsbare jonge onderzoekers,
onwenselijk is om dit experiment voort te zetten? Is dit voor u aanleiding het experiment
stop te zetten of andere maatregelen te treffen?
Antwoord 6
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar mijn brief van 28 juni 2019.4 Zoals u daarin hebt kunnen lezen, zie ik geen aanleiding om het experiment te stoppen.
Ook heb ik in deze brief aangegeven een tweede aanvraagronde open te stellen, conform
de aangenomen motie Van der Molen.5
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.