Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over het uitzetten van Yezidi’s
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het uitzetten van Yezidi’s (ingezonden 1 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 5 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2796.
Vraag 1, 2, 4, 5
Klopt het dat u voornemens bent Yezidi’s uit te zetten naar Koerdische vluchtelingenkampen
in Irak?1 Zo ja, bent u bereid af te zien van onomkeerbare beslissingen en handelingen totdat
u met de Kamer van gedachten hebt kunnen wisselen over de uitzetting van Yezidi’s?
Zo nee, waarom niet?
Waarom bent u van mening dat uitzetting geïndiceerd is? Hoeveel personen betreft het?
Deelt u de mening van genoemde deskundigen, dat hier sprake is van een trucje door
vluchtelingenkampen aan te merken als hun plaats van herkomst? zo nee, waarom niet?
Waarom kiest u er kennelijk voor deze bevolkingsgroep niet naar hun herkomststreek
Sinjar, maar naar vluchtelingenkampen uit te zetten? Waarom voldoen deze kampen naar
uw oordeel aan de eisen die aan een vestigingsalternatief gesteld mogen worden?Klopt
het, dat UNHCR constateert dat het Koerdisch vermogen een miljoen vluchtelingen op
te vangen uitgeput raakt? Zo ja, welke gevolgen zijn op middellange termijn voor de
Yezidi’s te verwachten?
Hoe verhoudt de beslissing tot uitzetting van Yezidi’s zich tot de toegekende status
van kwetsbare groep? Deelt u de mening dat daaruit zou moeten volgen dat niet tot
uitzetting wordt overgegaan, dan dat voor de veiligheid van deze mensen kan worden
ingestaan?
Antwoord 1, 2, 4, 5
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld
die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen.
Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven,
nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd
individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak
is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden
waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische
Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de
Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft
op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke
of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand
een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp
de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt
als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven
gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s
die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde
jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die
zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland
verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome
Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens
tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om
als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige
individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die
duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten
aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare
minderheid ligt, is relatief licht.
In reactie op uw vraag bij hoeveel personen uitzetting geïndiceerd is, laat ik u weten
dat etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers niet bijgehouden wordt. Ik
heb bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers
van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de
betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Wat betreft het Koerdisch vermogen veel vluchtelingen op te vangen merk ik op dat
het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen
ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde.
Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in
sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet
in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht
over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s,
zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke
ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat UNHCR Noord Irak, ondanks de verdrijving van IS, nog steeds
als onveilig beschouwd? In hoeverre dreigt refoulement?
Antwoord 3
UNHCR heeft op 3 mei 2018 een nieuw bericht over Irak gepubliceerd waarin is aangegeven
dat zij gelet op de grote aantallen ontheemden in de Koerdisch Autonome Regio het
niet langer als vestigingsalternatief ziet voor personen die niet uit de regio afkomstig
zijn. UNHCR noemt de Koerdisch Autonome Regio niet onveilig.
Of refoulement dreigt wordt bij iedere asielaanvraag individueel beoordeeld. Daarbij
betrekt de IND onder meer de individuele omstandigheden, bijvoorbeeld de individuele
kwetsbaarheid van een persoon, de familie en de eventuele relatie met de Koerdische
autoriteiten en of daar mogelijk problemen aanwezig zijn.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Kuiken, Ploumen,
Van den Hul (allen PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Jasper van Dijk en Karabulut
(beiden SP), ingezonden 29 april 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019,
nr. 3344), van het lid Groothuizen (D66), ingezonden 20 april 2019 (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 3343) en van de leden Van Dam en Omtzigt (beiden CDA), ingezonden 30 april 2019 (vraagnummer
2019Z08893).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.