Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Segers en Voordewind over de brandbrief van het Strategisch Overleg Mensenhandel (SOM) aan Tweede Kamer inzake de tijdelijke werkwijze Dublinoverdrachten
Vragen van de leden Segers en Voordewind (beiden ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brandbrief van het Strategisch Overleg Mensenhandel (SOM) aan Tweede Kamer inzake de tijdelijke werkwijze Dublinoverdrachten (ingezonden 27 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 juli
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3050.
Vraag 1
Kent u de brandbrief van het Strategisch Overleg Mensenhandel (SOM) en het Zorgcoördinatorenoverleg
Mensenhandel (ZoCo) aangaande de tijdelijke werkwijze Dublinoverdrachten wanneer de
vreemdeling heeft aangegeven aangifte van mensenhandel te willen doen?1
Antwoord 1
Ja, deze ken ik.
Vraag 2, 3, 4, 5, 6
Klopt het dat er sprake is van een «tijdelijke werkwijze Dublinoverdrachten wanneer
vreemdeling heeft aangegeven aangifte mensenhandel te willen doen»? Zo ja, hoe is
de Kamer geïnformeerd over dit besluit?
Op welke wijze is tot deze regeling gekomen? Is het maatschappelijk middenveld hier
ook in gekend, alvorens tot invoering is overgegaan?
Klopt het, dat de tijdelijke werkwijze een de facto aangiftestop inhoudt? Betekent
dit ook dat een groep van ca. 200 mannen en vrouwen onder het Dublin-verdrag zal worden
uitgezet, zonder dat zij de mogelijkheid hebben gehad aangifte te kunnen doen van
mensenhandel?
Met welke reden wordt deze groep vreemdelingen uitgezet, zonder dat zij aangifte hebben
kunnen doen? Is er reden om aan te nemen dat een eventuele aangifte in geen van deze
gevallen een concrete opsporingsindicatie zou bevatten?
Klopt de stelling in de brandbrief van SOM en ZoCo dat er geregeld vreemdelingen worden
uitgezet, wanneer er juist wel concrete opsporingsindicaties aanwezig zijn? Zo ja,
om welk aantal gaat het?
Antwoord 2, 3, 4, 5, 6
Er is geen sprake van een nieuwe, tijdelijke, werkwijze. Het is onder de Dublinverordening
al mogelijk om Dublinclaimanten vanuit Nederland over te dragen aan een andere Dublinlidstaat,
ook als zij hadden aangegeven aangifte te willen doen van mensenhandel. Gelet op het
interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er namelijk vanuit worden gegaan dat een vreemdeling
ook in een andere EU-lidstaat, waar ook de EU Mensenhandelrichtlijn geldt, aangifte
van mensenhandel kan doen.
Echter, in het verleden zijn vrijwel geen Dublinclaimanten aan een andere lidstaat
overgedragen voordat zij in staat zijn gesteld aangifte te doen van mensenhandel,
omdat de aantallen personen die aangifte mensenhandel wilden doen een stuk lager waren
en de politie de aangifte snel op kon nemen. Het aantal vreemdelingen, voornamelijk
Dublinclaimanten, dat aangifte wil doen van mensenhandel is de afgelopen tijd echter
sterk gestegen, waardoor bij sommige politie-eenheden de wachttijd voor het doen van
aangifte opgelopen is tot enkele maanden. In een groot deel van deze aangiften (naar
schatting 75%) heeft Nederland geen rechtsmacht, wat betekent dat de politie geen
opsporingshandelingen kan verrichten, en een groot deel van de aangiften mensenhandel
door vreemdelingen (naar schatting 90–95%) bevat geen opsporingsindicaties voor Nederland.
Het gevolg is dat een groot deel van de capaciteit van de politie momenteel naar de
behandeling van aangiften zonder opsporingsindicaties en/of rechtsmacht gaat, waardoor
de opsporing en vervolging van kansrijke mensenhandel zaken in het geding komt.
Door de lange wachttijd bij de politie komt de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V)
in de knel met het uitvoeren van overdrachten van Dublinclaimanten aan de voor de
behandeling van hun asielverzoek verantwoordelijke lidstaat. Op basis van de Dublinverordening
moet die overdracht binnen een termijn van, in beginsel, zes maanden plaatsvinden.
Bij het overschrijden van die termijn van zes maanden vervalt de mogelijkheid om de
betrokken vreemdeling over te dragen aan de andere lidstaat. Daarmee vervalt de Dublinclaim
definitief. Derhalve wordt sinds kort gebruik gemaakt van de mogelijkheid om door
te gaan met de Dublinoverdracht.
Omdat er geen sprake is van een nieuwe werkwijze, bestond er geen aanleiding uw Kamer
hier apart over te informeren. Naar aanleiding van vragen vanuit het maatschappelijk
middenveld, in reactie op overdrachten waarbij de Dublinclaimant in Nederland geen
gelegenheid heeft gehad om aangifte van mensenhandel te doen, is een toelichting gegeven
op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving hieromtrent. Echter is het aantal
overdrachten van Dublinclaimanten die geen aangifte hebben kunnen doen gering.
Dit betekent niet dat voor Dublinclaimanten sprake is van een de facto aangiftestop.
Het is ook niet zo dat een groep van ca. 200 mannen en vrouwen onder het Dublin-verdrag
overgedragen worden zonder aangifte te kunnen doen. Integendeel er zijn in 2019 tot
op heden circa 200 aangiften opgenomen, grotendeels aangiften van Dublinclaimanten.
Door de politie wordt er te allen tijde naar gestreefd om verzoeken tot het opnemen
van een aangifte mensenhandel zo snel mogelijk in behandeling te nemen. Als dit aantal
wordt vergeleken met het totaal aantal opgenomen aangiften in 2018, ruim 300, geeft
dit duidelijk de bovenmatige inspanningen van de politie weer.
Inmiddels heb ik verschillende maatregelen aangekondigd om de genoemde problematiek
tegen te gaan. Voor deze maatregelen verwijs ik u naar de Kamerbrief van 28 juni 2019.
Vraag 7
Vindt in gevallen van uitzetting, ook wanneer er geen sprake is van een concrete opsporingsindicatie
voor mensenhandel, altijd conform de geest van het regeerakkoord een warme overdracht
plaats met de opsporingsdiensten ter plaatse? Zo nee, bent u bereid dit als vereiste
bij uitzetting in te voeren?
Antwoord 7
Indien de aangifte van de Dublinclaimant geen opsporingsindicaties voor Nederland
bevat, maar wel voor een ander EU-land, zal de politie de aangifte in afstemming met
het OM via EuropOL delen met de aangesloten lidstaten en specifiek met het land waar
de uitbuiting heeft plaatsgevonden, dit is veelal het Dublinland.
Daarnaast is het de rol van Liaison Officers (OM en politie) die vanuit Nederland
in bronlanden zijn gevestigd om te zorgen voor een goede verbinding met de lokale
autoriteiten. Een van de belangrijkste bronlanden is Italië: een groot deel van de
aangiften mensenhandel betreft verklaringen over uitbuiting in Italië. Gezamenlijk
brengen de in Italië gevestigde politie- en OM-liaison officers de aangiften die in
Nederland zijn opgenomen met relevante opsporingsindicaties voor Italië onder de aandacht
van de Italiaanse autoriteiten.
Vraag 8
Is voor de initiële behandeling van aangiften van mensenhandel een werkwijze mogelijk
die minder arbeidsintensief is dan de in eerdere berichtgeving genoemde dertig uur
onderzoek door twee rechercheurs, maar die niet betekent dat wordt overgegaan tot
uitzetting?
Antwoord 8
De politie en het OM bekijken de mogelijkheden voor een efficiëntere wijze tot het
opnemen van deze aangiften mensenhandel, waarbij de kwaliteit van het aangifteproces
behouden zal blijven.
Vraag 9
Hoe kijkt u aan tegen het scenario dat de belangenorganisaties schetsen dat een dergelijk
besluit er toe leidt dat vreemdelingen uit de betreffende groep de illegaliteit in
zullen gaan, om na het vervallen van de Dublin-claim alsnog aangifte te doen? Deelt
u de mening dat een dergelijk verloop, vreemdelingen juist extra kwetsbaar maakt voor
mensenhandel?
Antwoord 9
Om een dergelijk scenario maximaal te voorkomen, zullen de politie, het Openbaar Ministerie
(OM) en de IND een nieuwe werkwijze gaan hanteren. Hiervoor verwijs ik u naar de Kamerbrief
van 28 juni 2019.
Dat laat onverlet dat nooit kan worden uitgesloten dat vreemdelingen ervoor kiezen
zich aan het toezicht te onttrekken. Dat in zichzelf kan echter geen reden zijn te
berusten in het verblijf.
Vraag 10
Kent u «Operatie Koolvis», uitgevoerd in 2006?2
Antwoord 10
Ja, deze ken ik.
Vraag 11
Ziet u ook dat er parallellen zijn tussen die casus en de huidige situatie met een
onverklaarbaar hoog aantal aangiftes van mensenhandel die weinig concreet waren maar,
dat er uiteindelijk wel sprake was van een complex mensenhandelnetwerk? Valt het uit
te sluiten dat in de huidige situatie sprake is van één of meerdere van dit soort
netwerken? Zo nee, bent u bereid over te gaan tot een fenomeenonderzoek?
Antwoord 11
Een belangrijke aanleiding van «Operatie Koolvis» was gelegen in het feit dat diverse
aangiften van mensenhandel overeenkomstige elementen bevatten. Dit kan duiden op de
betrokkenheid van een criminele organisatie en derhalve is destijds nader strafrechtelijk
onderzoek ingesteld. Ook in de huidige situatie zijn de politie, het OM en het Expertisecentrum
Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) alert op overeenkomstige elementen in de grote
hoeveelheid aangiften en wordt waar nodig overgegaan op een fenomeenonderzoek of een
strafrechtelijk onderzoek in Nederland. Het is op dit moment echter te vroeg om paralellen
te trekken met de Operatie Koolvis. We wachten af wat bovenstaande werkwijze aan informatie
zal opleveren.
Vraag 12
Kan de beantwoording van deze vragen naar de Kamer worden gestuurd voor het komende
algemeen overleg over mensenhandel en prostitutie?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.