Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Rudmer Heerema over het bericht dat te weinig leraren getraind zijn in de aanpak van radicalisering
Vragen van de leden Becker en RudmerHeerema (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat te weinig leraren getraind zijn in de aanpak van radicalisering (ingezonden 23 april 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 19 juni 2019) Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2636.
Vraag 1
Kent u het bericht «Slechts twee procent van de leraren getraind in aanpak radicalisering»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat adequate kennis van onderwijsprofessionals op het gebied van
radicalisering cruciaal is om radicalisering te voorkomen, te herkennen en aan te
pakken?
Antwoord 2
Een van de doelen van de aanpak radicalisering is het bevorderen van bewustzijn en
deskundigheid van eerstelijns professionals zodat zij in staat gesteld worden om mogelijke
gevallen van radicalisering in een vroeg stadium te signaleren en hierop te acteren.
Onderwijsprofessionals zijn goed opgeleid en kunnen afwijkend gedrag van velerlei
aard bij leerlingen signaleren en daarnaar handelen. Een training kan onderwijsprofessionals
verder helpen om een proces van radicalisering tijdig te herkennen en hier adequaat
op te reageren. Door een dergelijke training worden onderwijsprofessionals in staat
gesteld om radicalisering te onderscheiden van puberaal gedrag, te weten hoe de verbinding
te houden met jongeren en waar nodig door te schakelen naar justitiële- en zorg-instanties.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het aantal meldingen dat door scholen wordt gedaan van signalen van
radicalisering, namelijk: in het schooljaar 2017/2018 slechts één melding in het basisonderwijs
en twee meldingen in het voortgezet onderwijs?
Antwoord 3
Er is bij de Vertrouwensinspecteurs van de Onderwijsinspectie in de periode 2017/2018
vanuit het primair onderwijs één melding ontvangen van radicalisering. In die zelfde
periode zijn er twee meldingen uit het voortgezet onderwijs ontvangen. Meldingen van
radicalisering kunnen echter overal binnenkomen, zoals bij een wijkteam, de politie,
het meldpunt van een gemeente, de (jeugd)zorg of het veiligheidshuis. Waar deze meldingen
ook binnen komen is het belangrijkste dat, als een school of onderwijsprofessional
aangeeft hulp nodig te hebben bij het aanpakken van radicalisering, deze ook voorhanden
is. In opdracht van het Ministerie van OCW is de Stichting School en Veiligheid (SSV)
verantwoordelijk voor een landelijk ondersteuningsaanbod radicalisering en polarisatie
in het onderwijs. Dat zijn trainingen, maar ook adviesgesprekken met scholen om ze
te adviseren en te informeren hoe zij met radicalisering en polarisatie moeten omgaan.
SSV biedt kennis en informatie aan en heeft bijvoorbeeld ook een helpdesk voor onderwijsprofessionals.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het aantal professionals in het onderwijs dat sinds 2015 bereikt
is met training veel te laag is, gegeven ook het feit dat zowel de NCTV als AIVD hebben
aangegeven bezorgd te zijn over de ontwikkelingen in het reguliere en informele onderwijs
waarbinnen bepaalde «aanjagers» anti-integratieve boodschappen verkondigen? Deelt
u de mening dat het aantal getrainde professionals in het onderwijs omhoog moet, teneinde
signalen van radicalisering passend op te kunnen pakken? Zo nee, welke andere stappen
onderneemt u wel om radicaliseringssignalen op te pakken?
Antwoord 4
Professionals spelen een belangrijke rol als het gaat om het herkennen en aanpakken
van radicalisering. De docent, de jeugdhulpverlener of de wijkagent kan het verschil
maken in zijn dagelijkse werk. Daarom hebben we de afgelopen periode geïnvesteerd
in het bevorderen van het bewustzijn en deskundigheid van eerstelijns professionals,
zodat zij vroegtijdig signalen van mogelijke radicalisering kunnen herkennen. Ook
is hun handelingsperspectief vergroot. Er is een landelijke ondersteuningsstructuur
tot stand gebracht. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR), de
Expertise-Unit Sociale Stabiliteit (ESS), de Stichting School en Veiligheid (SSV),
Integraal Veilig Hoger Onderwijs (IV-HO) en het recent gelanceerde platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP)
bieden professionals en informele sleutelfiguren training en advies.
Van tevoren is geen cijfer vastgelegd over het minimaal (of maximaal) aantal docenten
die een training moeten of kunnen volgen. Ik ben uiteraard vóór het trainen van docenten
op het gebied van het voeren van het moeilijke gesprek over lastige maatschappelijke
thema’s en discussies, en daar waar er specifiek aandacht moet zijn voor radicalisering
gebeurt dat ook. We hebben via SSV inmiddels 5000 onderwijsprofessionals laten trainen,
en dit aantal zal in de toekomst groeien door het blijvend aanbieden van trainingen.
Daarbij focussen we specifiek op de gebieden en gemeenten waar dit onderwerp meer
speelt en bieden de trainingen daar via SSV, de gemeenten, de samenwerkingsverbanden,
en andere partners in het sociaal domein aan de school. Daarnaast zijn door ESS sinds
2015 ruim 2000 professionals getraind met de training Omgaan met Extreme Idealen,
waaronder een groot deel in het onderwijs. Ik verwijs u ook naar het kopje «voorkomen»
in de NCTV Rapportage Integrale aanpak terrorisme van april 2019.
Gemeenten hebben, naast een preventieve rol, ook een cruciale rol bij het realiseren
van een integrale lokale aanpak waarbij de verbinding zorg, onderwijs en veiligheid
wordt doorontwikkeld en bestendigd. Binnen deze lokale aanpak worden er diverse programma’s
door gemeenten ingezet om (onderwijs)professionals te trainen. Zo heeft de gemeente
Utrecht het programma «Utrecht zijn we samen», waarin zij werken met de training «Vreedzaam»
en traint de gemeente Den Haag haar professionals, waaronder onderwijspersoneel, via
het Informatiepunt Preventie Polarisatie en Radicalisering (IPPR). Omdat de aanpak
in Nederland op lokaal niveau ligt kunnen de gemeenten, samen met professionals, nagaan
wat de behoefte is en welk programma men wil inzetten.
Waar het gaat om informele scholing zijn de wettelijke kaders van de onderwijswetgeving
niet van toepassing. Onderwijsprofessionals spelen hier dus geen rol.
Vraag 5
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal getrainde onderwijsprofessionals stijgt? Bent
u bijvoorbeeld bereid scholen (nogmaals) te informeren over de inhoud en het belang
van het volgen van trainingen over radicalisering en polarisatie? Bent u bereid verplichtende
maatregelen niet te schuwen wanneer het aanreiken van bijvoorbeeld extra informatie
de afname van trainingen door onderwijsprofessionals niet significant doet toenemen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Wij blijven scholen informeren, stimuleren en ondersteunen om trainingen te volgen.
Het aanbieden van trainingen over radicalisering voor onderwijsprofessionals is in
2015 begonnen en blijven we de komende jaren ook uitvoeren. Zoals vermeld in de Kamerbrief3 die u parallel met deze beantwoording wordt toegezonden, gaan wij ons richten op
de volgende drie pijlers:
– Het nog gerichter aanbieden van trainingen aan geprioriteerde gemeenten waar radicalisering zich het
meeste manifesteert.
– Het is ook van belang om het bestaan en belang van deze trainingen uit te dragen.
Dat doe ik via SSV, en de lokaal adviseurs van de NCTV en ESS zullen de gemeenten
blijven informeren over het trainingsaanbod.
– Tenslotte zal de mogelijkheid verkend worden of er naast het aanbieden van trainingen
andere manieren gevonden kunnen worden om relevante kennis over radicalisering op
toegankelijke wijze over te brengen aan onderwijsprofessionals.
Een specifieke training kan uiteraard helpen om het radicaliseringsproces tijdig te
onderkennen en hier adequaat op te reageren. Er zijn in Nederland gebieden en gemeenten
waar we weten dat het probleem speelt. Samen met de Rijkspartners en de gemeenten
worden de trainingen gericht en specifiek bij die gemeenten aangeboden. Zoals ik bij
antwoord 4 heb aangegeven zijn er daarnaast ook meerdere gemeenten die een eigen programma
met trainingen inzetten.
Ik ben niet voornemens docenten te verplichten een training te volgen. Er zijn ook
gebieden en gemeenten waar het probleem van radicalisering en polarisatie minder speelt.
Wel zullen we waar mogelijk scholen attenderen op de mogelijkheid van deze trainingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.