Schriftelijke vragen : De beantwoording van vragen over het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed
Vragen van het lid Wilders (PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de beantwoording van vragen over het bericht dat oud-minister Opstelten het minder Marokkanen-proces heeft beïnvloed (ingezonden 14 juni 2019).
Vraag 1
Realiseert u zich dat er drie anonieme bronnen zijn die zich hebben uitsproken over
politieke beïnvloeding van mijn vervolging door de toenmalige Minister van Veiligheid
en Justitie?1 Deelt u de mening dat dit meer dan voldoende reden is om dit wanstaltige politieke
proces te staken?
Vraag 2
Wanneer en door wie bent u op de hoogte gesteld dat op 25 september 2014 een overleg
heeft plaatsgevonden tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de
toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal naar aanleiding van
het ambtsbericht van 10 september 2014 en de bijbehorende nota?
Vraag 3
Wat is de reden dat u de informatie dat op 25 september 2014 een overleg heeft plaatsgevonden
tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter
van het College van procureurs-generaal naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september
2014 en de bijbehorende nota, niet eerder heeft vermeld bij de beantwoording van bijvoorbeeld
vraag 13 en/of vraag 21 van de Kamervragen van 30 november 2018?2
Vraag 4
Bent u zich ervan bewust dat op 25 september 2014 door de toenmalige Minister van
Veiligheid en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal
over de zaak is gesproken naar aanleiding van het ambtsbericht van 10 september 2014
en de begeleidende nota? Op wiens initiatief werd dit overleg gepland? Betrof dit
een zogenaamd periodiek overleg? Zo nee, wat voor overleg betrof dit dan wel? Wat
is daar besproken?
Vraag 5
Realiseert u zich dat, doordat u pas afgelopen week bekend maakte dat op 25 september
2014 een overleg is geweest tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie
en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal, de verdediging
in de zaak Wilders niet de kans heeft gehad om de getuigen te bevragen bij de raadsheer-commissaris
over dit overleg van 25 september 2014 en dat daarmee dus feitelijk een eerlijke rechtsgang
is belemmerd? Realiseert u zich dat dit komt door uw handelen? Hoe gaat u dit corrigeren?
Vraag 6
Deelt u de mening dat de opmerking van uw voorlichter – dat niet eerder melding is
gemaakt van het overleg van 25 september 2014 omdat er niet expliciet naar zou zijn
gevraagd3 – een public official uit Oeganda of Zimbabwe niet zou misstaan, maar in een democratische
rechtsstaat die Nederland pretendeert te zijn volstrekt onacceptabel is?
Vraag 7
Kunt u in dat licht uitleggen hoe ik via schriftelijke vragen expliciet naar iets
zou kunnen vragen waar ik geen weet van heb of zou kunnen hebben?
Vraag 8
Realiseert u zich, doordat u pas afgelopen week bekend maakte dat op 25 september
2014 een overleg is geweest tussen de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie
en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal, de verdediging
in de zaak Wilders niet de kans heeft gehad om de getuigen te bevragen over dit overleg
van 25 september 2014 en dat het daarmee dus (nog) geen onderwerp is van deze lopende
strafzaak? Zo ja, bent u dan bereid om alle informatie met betrekking tot bovengenoemd
overleg van 25 september 2014 alsnog naar de Kamer te sturen, inclusief eventuele
schriftelijke stukken zoals agenda’s, notities, verslagen etc.? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u aangeven welke «vervolgstappen» het ambtsbericht van 7 oktober 2014 behelst?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Kunt u nu eens klip en klaar aangeven of de vervolgingsbeslissing, vervat in het ambtsbericht
van 10 september 2014, een voorlopige beslissing of een definitieve beslissing betrof?
Vraag 11
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, wat was dan het doel of de
functie van het overleg van 25 september 2014 tussen de toenmalige Minister van Veiligheid
en Justitie en de toenmalige voorzitter van het College van procureurs-generaal?
Vraag 12
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, wat was dan het doel of de
functie van het verhoor van de heer Wilders door de Rijksrecherche op 8 december 2014?
Vraag 13
Indien het een definitieve vervolgingsbeslissing betrof, waarom verklaarde het openbaar
ministerie dan op 9 oktober 2014 dat het onderzoek nog niet was afgerond en de definitieve
vervolgingsbeslissing pas genomen zou worden na het verhoor van de heer Wilders op
8 december 2014?
Vraag 14
Herinnert u zich dat u in antwoord op vraag 32 van Kamervragen van 7 juni 2019 schrijft
u dat twee nota’s over de kwestie Wilders zijn opgesteld? Klopt het dat één nota behoort
bij het ambtsbericht van 10 september 2014? Kunt u aangeven of de andere aangetroffen
nota ook behoort bij een ambtsbericht? Zo ja, bij welk ambtsbericht, wat is de datum
van de nota en door wie is hij opgesteld? Zo nee, ten behoeve waarvan en door wie
is deze nota dan opgesteld? Beschikt u ook over e-mails ter voorbereiding op die nota?
Zo ja, op welke datum zijn deze opgesteld en wie is de afzender/ontvanger?
Vraag 15
Herinnert u zich dat u in antwoord op vraag 3 van de Kamervragen van 30 november 2018
maakt u melding van een memo van het openbaar Ministerie van 24 september 2014 inzake
de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak? Kunt u aangeven waar dit «eventuele»
vanaf hing? Zo nee, waarom niet?
Vraag 16
Zijn de getuigen in de zaak Wilders door uw ministerie voorzien van schriftelijke
(digitale) stukken ter voorbereiding op hun verhoor? Zo ja, door wie, op wiens verantwoordelijkheid
is dit gebeurd en kunt u een overzicht geven van de stukken die elk van de getuigen
hebben ontvangen?
Vraag 17
Kunt u deze vragen uiterlijk op 19 juni 2019 beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Geert Wilders, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.