Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bruins en Dik-Faber over de berichten ‘NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren’ en ‘Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd’
Vragen van de leden Bruins en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de berichten «NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren» en «Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd» (ingezonden 30 april 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 juni 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Woningcorporaties worden al streng genoeg gecontroleerd»1 en het bericht «NBA bezorgd over daling aantal oob-kantoren»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) dat
de markt, met inbegrip van organisaties van openbaar belang (oob’s), belang heeft
bij een breed en divers scala aan aanbieders?
Antwoord 2
Voor elke markt, dus ook die voor de wettelijke controles van oob’s, geldt dat een
groter aantal aanbieders de competitiviteit van de markt bevordert en de afnemers
van diensten of producten meer keuzemogelijkheden geeft. Het terugtreden van accountantsorganisaties
met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles bij oob’s (oob-accountantsorganisaties)
is vanuit dat perspectief geen positieve ontwikkeling. Vanuit kwaliteitsperspectief
is deze ontwikkeling op de oob-markt moeilijk te beoordelen. Meer competitiviteit
kan tot een hogere kwaliteit leiden. Het is echter ook van belang dat oob-organisaties
gedreven zijn om deze markt te blijven bedienen en de gevraagde kwaliteit te leveren.
Vraag 3
Is het waar dat het aantal accountantsorganisaties dat beschikt over een oob-vergunning
per 1 juni nog maar zeven is, waar dat er eerder negen waren? Is inzichtelijk waarom
dit aantal afneemt terwijl de vraag niet lijkt af te nemen? Is inderdaad sprake van
de beschreven onevenredige belasting van personen en middelen, met name voor de relatief
kleinere oob-kantoren door de hoge gestelde eisen? Welke mogelijkheden ziet u om maatwerk
toe te passen om het naleven van eisen voor met name relatief kleinere oob-vergunninghouders
werkbaar te houden?
Antwoord 3
Vanaf 1 juni aanstaande zullen er zeven accountantsorganisaties met een vergunning
voor het verrichten van wettelijke controles bij oob’s (oob-vergunning) zijn. Recentelijk
heb ik vernomen dat ook de accountantsorganisatie Baker Tilly heeft besloten uiterlijk
per 1 januari 2020 haar oob-vergunning te laten omzetten naar een niet-oob-vergunning.
Dit zou het aantal oob-accountantsorganisaties terugbrengen tot zes. De accountantsorganisaties
die hun oob-vergunning inleveren, Grant Thornton, Accon en Baker Tilly, hebben relatief
weinig oob-controlecliënten. Het is inderdaad mogelijk dat voor vergunninghouders
de investeringen die moeten worden gemaakt om te voldoen aan de kwaliteitseisen die
aan oob-accountantsorganisaties worden gesteld onder meer ten aanzien van de governance
niet opwegen tegen de inkomsten die met die controles worden gegenereerd. Het doel
van deze extra kwaliteitseisen is een consistente en duurzame hoge kwaliteit van wettelijke
controles. Het toepassen van maatwerk voor kleinere oob-accountantsorganisaties lijkt
mij vanuit dat oogpunt niet wenselijk. Hiermee zou feitelijk een categorie oob-accountantsorganisaties
worden gecreëerd die onder een ander toezichtsregime staat. Naast de risico’s die
dit meebrengt voor de kwaliteit van de wettelijke controles zou dit ook betekenen
dat er een ongelijk speelveld wordt gecreëerd met oob-accountantsorganisaties die
wel alle eisen dienen na te leven. Veel eisen voor oob-accountantsorganisaties zijn
overigens opgenomen in een EU-verordening3 (hierna de EU-verordening). Hiervan kan op nationaal niveau niet worden afgeweken.
Vraag 4
Herkent u de in het artikel geschetste reeds bestaande tekorten aan accountants in
het oob-segment?
Deelt u de conclusie dat deze tekorten waarschijnlijk verder zullen toenemen bij vermindering
van het aantal aanbieders?
Antwoord 4
Ik ben bekend met het beperkte aantal oob-accountantsorganisaties om wettelijke controles
in het oob-segment te verrichten. Mij is op dit moment niet bekend dat er tekorten
in het aanbod optreden in dit segment.
Vraag 5
Is het waar dat u met de NBA in overleg bent over de zorgen over de oob-kantoren?
Aan welke mogelijkheden en maatregelen wordt gedacht? Indien dit op dit moment nog
onduidelijk is, op welke termijn verwacht u hier duidelijkheid over te scheppen?
Antwoord 5
De NBA heeft zijn zorgen over de afname van het aantal oob-accountantsorganisaties
bij mij onder de aandacht gebracht. Deze problematiek heeft mijn aandacht. Wellicht
ten overvloede merk ik nog op dat het aan de accountantsorganisaties zelf is om te
bepalen of zij een oob-vergunning wensen om wettelijke controles bij oob’s te verrichten.
Voorts wil ik wijzen op het werk dat de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA)
doet. De CTA betrekt in zijn aanbevelingen ook de structuur van de huidige auditmarkt.
Het lijkt mij niet wenselijk om vooruitlopend op die aanbevelingen nieuwe ingrepen
te overwegen.
Vraag 6
Hoe verhoudt de (aanstaande) schaarste aan oob-accountants zich tot het voornemen
om ook grotere woningcorporaties, netbeheerders, pensioenfondsen, de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan te wijzen als organisaties van
openbaar belang, waarmee deze een beroep zullen moeten doen op oob-accountants? Kunt
u motiveren waarom de uitbreiding naar deze doelgroepen op dit moment noodzakelijk
wordt geacht?
Antwoord 6
Vanuit het perspectief van vraag en aanbod is de afname van het aantal oob-accountantsorganisaties
op het moment dat het aantal oob’s wordt uitgebreid ongelukkig. Aangezien het oob-accountantsorganisaties
betreft die relatief weinig wettelijke controles bij oob’s en aankomende oob’s verrichten,
kan niet worden gesproken van significante afname van het aanbod in zijn geheel. Uit
de verantwoordingsinformatie (dVi) van corporaties blijkt dat binnen de categorie
woningcorporaties met meer dan 5.000 verhuureenheden er over verslagjaar 2017 één
woningcorporatie gecontroleerd werd door een accountantsorganisatie zonder oob-vergunning.
Indien ook de drie kantoren worden meegenomen die hun oob-vergunning zullen omzetten,
komt dit aantal op vijf woningcorporaties. Zij zullen dus hun wettelijke controle
voor het eerste boekjaar waarin zij oob worden door een andere accountantsorganisatie
(met oob-vergunning) moeten laten uitvoeren.
In verschillende rapporten en publicaties is de afgelopen jaren de suggestie gedaan
om meer organisaties aan te merken als oob.4 Mede naar aanleiding van deze rapporten is aangekondigd dat de uitbreiding van het
aantal oob’s zou worden onderzocht.5 Tijdens het onderzoek is de (meer)waarde van de oob-status per sector afgezet tegen
de bestaande accountantscontrole op een organisatie, het bestaande toezicht op deze
controle en het belang van een deugdelijke accountantscontrole voor het toezicht op
de gecontroleerde instelling en het maatschappelijk belang bij een deugdelijke accountantscontrole.
Bij de verschillende instellingen is beoordeeld of er behoefte bestaat aan de genoemde
generieke waarborgen die komen met de toekenning van de oob-status. De beoordeling
heeft geresulteerd in de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer van
26 juni 2015, waarin het voornemen kenbaar is gemaakt om netbeheerders, woningcorporaties,
drie instellingen voor het wetenschapsbeleid en grote pensioenfondsen aan te wijzen
als oob’s.6 Bij netbeheerders, woningcorporaties, instellingen voor wetenschappelijk onderzoek
en grote pensioenfondsen wordt toegevoegde waarde gezien in het voorschrijven van
een oob-controle als bedoeld in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), gelet
op het belang van de deugdelijke accountantscontrole voor een adequate invulling van
het toezicht en het maatschappelijke belang van deze instellingen.
Ik ben nog steeds voornemens het voorgenomen besluit tot uitbreiding van het aantal
oob’s (oob-besluit) ten uitvoer te brengen. De meerwaarde van de oob-status is gelegen
in de aanvullende wettelijke waarborgen voor de kwaliteit van de wettelijke controle
bij een oob-onderneming (bovenop de waarborgen die gelden voor de kwaliteit van andere
wettelijke controles). De aanvullende waarborgen zien met name op de governance van
de accountantsorganisatie, het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie,
de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie en de externe accountants en op
het toezicht op de accountantsorganisatie. De aanvullende waarborgen zijn opgenomen
in de Wta voor zover deze niet rechtstreeks voortvloeien uit de EU-verordening. Voor
de in het oob-besluit aangewezen instellingen wordt de kwaliteit van de wettelijke
controle in het bijzonder vereist gezien het publieke karakter van deze instellingen.
Met de, als gevolg van de aanwijzing als oob, van toepassing zijnde aanvullende waarborgen
wordt in dit belang voorzien.
Vraag 7
Is bij de in de brief van 22 april 2019 beschreven kostenstijging van 10% voor accountantskosten
van instellingen met een oob-status rekening gehouden met de toenemende vraag aan
oob-accountants en het afnemende aanbod?7 Zo nee, wat zou dan een verwachte kostenstijging zijn?
Antwoord 7
De inschatting van de kostenstijging is afkomstig van accountantsorganisaties met
een oob-vergunning die de jaarrekeningen van woningcorporaties (toegelaten instellingen)
controleren en die van hun eigen controles hebben aangegeven welke prijsstijging zij
verwachten. Aangezien vrijwel alle toegelaten instellingen al worden gecontroleerd
door een accountantsorganisatie met een oob-vergunning is geen aanvullende kostenstijging
voorzien.
Vraag 8
Is het waar dat de oob-status voor bijvoorbeeld onderwijsinstellingen niet geldt omdat
er reeds afdoende gedetailleerde eigen wet- en regelgeving geldt op het gebied van
toezicht en accountantscontrole? Deelt u de constatering dat ook woningcorporaties
inmiddels scherp worden gecontroleerd op de inachtneming van (financiële) regels door
de Autoriteit Woningcorporaties (AW) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)?
Antwoord 8
De invoering van de oob-status is een aanbeveling vanuit de Parlementaire Enquêtecommissie
Woningcorporaties. Bij motie van uw Kamer8 is de grens voor invoering bij woningcorporaties initieel gesteld op 1.500 verhuureenheden
(vhe). Na consultatie van het besluit is deze grens opgehoogd naar 2.500 vhe. In de
zomer 2018 is de grens voor de tweede maal verhoogd naar 5.000 vhe na hierover advies
te hebben ontvangen van de Aw, het WSW en de NBA.
De oob-status leidt op zichzelf niet tot een verdere aanscherping van de wettelijke
controle bij woningcorporaties, maar tot een verscherping van eisen aan het toezicht
op de controlerende accountants(organisaties). Voor een adequaat toezicht op de woningcorporatiesector,
onder meer voor het tijdig en juist inschatten van financiële risico’s, is een goede
accountantscontrole noodzakelijk. De oob-status leidt tot een ander kader waarbinnen
de accountants dienen te opereren, met een kwaliteitsverhogend effect tot gevolg.
Het wettelijk kader waarbinnen de woningcorporaties dienen te opereren op grond van
de Woningwet verandert niet door de oob-status en het extern toezicht op de corporatiesector
wordt evenmin strenger door deze maatregel.
Een vergelijking met andere sectoren, zoals het onderwijs, om te bepalen of het toekennen
van de oob-status noodzakelijk is, is moeilijk te maken gelet op de verschillende
(semi-)publieke functies van organisaties en wettelijk en maatschappelijk kader waarin
zij opereren. Een belangrijk verschil is bijvoorbeeld dat de onderwijsinspectie een
wettelijke bevoegdheid heeft om reviews uit te voeren op de kwaliteit van de controlewerkzaamheden
van de accountants bij onderwijsinstellingen, mede omdat onderwijs rechtstreeks door
het rijk wordt bekostigd. Voor woningcorporaties geldt deze directe bekostiging niet
en de Aw heeft dan ook geen wettelijke bevoegdheid om reviews uit te voeren op de
kwaliteit van de controlewerkzaamheden van accountants bij woningcorporaties. Daarnaast
zorgt de financieringsstructuur van onderwijsinstellingen en woningcorporaties voor
een verschil in risicoprofiel. Bij een onderwijsinstelling is de rijksbijdrage de
belangrijkste geldstroom, hetgeen zorgt voor een relatief overzichtelijke balans.
Bij een corporatie is sprake van een zelfstandige instelling die zelf inkomsten genereert
uit huur en verkoop en deze naar eigen inzichten besteedt. Deze vorm van exploitatie
brengt meer risico’s met zich mee.
Zoals uit de beantwoording van vraag 6 blijkt is er in algemene zin voldoende aanleiding
voor uitbreiding van het oob-controledomein met de in het besluit aangewezen instellingen.
Hieraan wordt met het nog in werking te treden besluit een eerste invulling gegeven,
waarbij nadere besluitvorming over de afbakening van het oob-domein in de toekomst
niet kan worden uitgesloten.
Vraag 9
Vindt u de huidige controle op woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen onvoldoende?
Op welke financiële regels worden woningcorporaties met de oob-status wel gecontroleerd,
waar zij in de huidige situatie nog niet worden gecontroleerd? Is dit voldoende noodzaak
om een stijging van 10% van de accountantskosten te rechtvaardigen, ook gelet op de
opgaven voor corporaties op het gebied van verduurzaming?
Antwoord 9
Voor de beantwoording verwijs ik u grotendeels naar vraag 8. De Aw en het WSW steunen
bij hun toezicht en borging van ruim € 80 miljard financiering (waarvoor het rijk
en gemeenten als achtervang staan) op controlewerkzaamheden van accountants en hebben
daarom een groot financieel belang bij een goede kwaliteit van de accountantscontrole.
Een hoogwaardigere accountantscontrole op een woningcorporatie of andere controlecliënt
met aanzienlijk publiek belang zou aanzienlijke schade bij de controlecliënt of derden,
bijvoorbeeld door financieel wanbeleid, kunnen voorkomen. Uit ervaringen in het verleden
is gebleken dat dergelijke situaties niet louter hypothetisch zijn. Als met het toekennen
van de oob-status één of meerdere van deze schades kunnen worden voorkomen, zal dat
al snel opwegen tegen de gestegen accountantscontrolekosten.
Vraag 10
Vindt u, de schaarste aan oob-accountants en de nauwkeurige controle door de AW en
het WSW in overweging nemend, het (op dit moment) noodzakelijk en gewenst om de oob-status
voor woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen in te voeren?
Antwoord 10
Voor de beantwoording verwijs ik naar de beantwoording van vraag 6. De invoering van
de oob-status voor woningcorporaties acht ik gewenst. Gelet op het feit dat de markt
al lange tijd bekend is met het feit dat het oob-besluit van toepassing zal worden
en bekend is met de strekking daarvan zie ik geen grond voor verder uitstel. De in
uw vraag genoemde aspecten zijn alle betrokken bij de adviesaanvraag die medio 2018
is uitgezet bij de Aw, het WSW en de NBA. Deze adviesaanvraag heeft geleid tot een
advies om de oob-status in te voeren voor woningcorporaties met meer dan 5.000 woningen.
Vanuit risicogericht toezicht achten zij de grens van 5.000 verhuurbare eenheden acceptabel,
omdat in deze groep sprake is van een relatief grote impact die deze corporaties kunnen
hebben binnen het totale stelsel.
Vraag 11
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Woningcorporaties op 4 juni 2019
te beantwoorden?
Antwoord 11
Door afstemming met meerdere partijen is het niet mogelijk gebleken deze vragen voor
4 juni te beantwoorden. Aangezien het algemeen overleg Woningcorporaties is verplaatst,
vindt beantwoording wel plaats voor het opnieuw in te plannen algemeen overleg Woningcorporaties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.