Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018
35 200 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 12 juni 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 mei 2019 inzake het Jaarverslag
Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200 V, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Kunt u aangeven naar welke instellingen en organisaties de pretoetredingssteun aan
Turkije gaat? Kunt u daarbij tevens aangeven welke bedragen deze instellingen en organisaties
van de Europese Unie krijgen in de periode 2018–2020?
Antwoord:
De laatst beschikbare cijfers voor het budget voor 2018 zijn als volgt: democratie
en bestuur (EUR 87 miljoen); rechtsstaat en fundamentele rechten, onder andere migratie-
en grensmanagement (EUR 10 miljoen); milieu, klimaat en energie (EUR 62 miljoen);
transport (EUR 23 miljoen); competitie, innovatie, landbouw en rurale ontwikkeling
(EUR 164 miljoen) en onderwijs, werkgelegenheid en sociaal beleid (EUR 40 miljoen).
Een deel van deze steun loopt via de Turkse overheid. Voor 2019 voorziet de Commissie
momenteel in totaal EUR 248,7 miljoen pretoetredingssteun aan Turkije – een korting
van ongeveer 60 procent ten aanzien van het eerder voorziene bedrag. Het budget voor
Turkije voor 2020 is nog niet bekend.
De Commissie heeft voor 2018–2.019 EUR 35 miljoen voor het maatschappelijk middenveld
vrijgemaakt via de Civil Society Facility and Media Action Programme. Namen van instellingen en organisaties die hieruit worden gefinancierd worden vanuit
veiligheidsoverwegingen in principe niet openbaar gemaakt.
Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstukken 32 824 en 29 279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun
aan Turkije en zal dat blijven doen.
2
Welke vrijwillige afdrachten zijn in 2018 aan VN-organisaties verstrekt? Welke omvang
hadden deze?
Antwoord:
Nederlandse uitgaven in 2018 aan VN organisaties ten laste van begroting BZ (op basis
van werkelijke uitgaven in EUR)
Vrijwillige bijdragen
Organisatie
Algemeen
Thematisch geoormerkt
Verplichte bijdrage
Totaal
UNDP
–
6.301.841
–
6.301.841
UNWOMEN
–
454.319
–
454.319
UNFPA
–
248.773
–
248.773
UNICEF
–
1.623.349
–
1.623.349
WHO / PAHO
–
45.000
–
45.000
ILO
–
2.719.340
–
2.719.340
OHCHR
–
10.050.661
–
10.050.661
UNESCO
–
2.628.164
–
2.628.164
UN ALGEMEEN
–
1.293.523
32.866.292
34.159.815
UN VREDESMISSIES
–
–
80.108.385
80.108.385
UNODC
–
690.570
–
–
UNOPS
–
518.867
–
518.867
Totaal
–
26.574.407
112.974.677
138.858.514
3
Welk deel van het Nederlands bruto binnenlandse product (BBP) is te danken aan het
feit dat Nederland onderdeel is van de Europese interne markt?
Antwoord:
Het effect dat de interne markt heeft op de Nederlandse economie is lastig te kwantificeren.
De resultaten van de verscheidene studies die er zijn naar het effect van de interne
markt op het Nederlands bruto binnenlands product (BBP) verschillen zodoende ook significant.
Dit komt mede door de verschillende modellen (statisch of dynamisch) die gebruikt
worden om de effecten in kaart te brengen. Statische modellen komen over het algemeen
met inschattingen van een toename van het Nederlands BBP door de interne markt van
0,9 procent tot 2,9 procent (EUR 500 tot EUR 1.500 per capita). Dynamische modellen
resulteren in een veel hogere toenamen van het Nederlands BBP. Volgens deze modellen
heeft de interne markt er voor gezorgd dat het BBP met 7,8 procent tot 18,6 procent
(EUR 4.000 tot EUR 9.000 per capita) is toegenomen.
4
Hoeveel banen in Nederland zijn gemoeid met de import en export van Nederland met
EU-lidstaten?
Antwoord:
Het inschatten of een baan gecreëerd is door directe en indirecte effecten van de
interne markt is uitermate complex. De resultaten van de studies die het aantal banen
inschatten dat als gevolg van de interne markt in Nederland is gecreëerd, verschillen
dan ook significant. Zo zijn er studies die het aantal banen in Nederland afhankelijk
van de interne markt inschatten op 250.000 voltijd banen, maar ook zijn er studies
die uitkomen op 1,4 miljoen banen.
5
Met welke EU-lidstaten vindt op dit moment beperkte of geen gegevensuitwisseling plaats
vanwege interne problemen met de rechtsstaat en waarom?
Antwoord:
Nederland wisselt met alle EU-lidstaten gegevens uit. In concrete gevallen kan de
rechter toetsen of er bezwaar is tegen uitwisseling. Op dit moment is er geen EU-lidstaat
waarmee geen of beperkte gegevensuitwisseling plaats vindt vanwege problemen in de
betreffende lidstaat met de rechtsstaat. Op grond van het Handvest van de grondrechten
van de Europese Unie, de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679) en de
richtlijn gegevensbescherming in het politie- en justitiedomein (2016/680) is er binnen
de EU sprake van een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens dat de uitwisseling
van die gegevens tussen de lidstaten mogelijk maakt.
6
Is het al zeker dat de voorgestelde wijziging van de Europese Visumcode door wordt
gevoerd? Welke gevolgen zal dit hebben voor de schatkist? Bent u van mening dat de
visumverlening versneld moet worden? Zijn er bepaalde bedrijven en bepaalde regio’s
die beter bediend moeten worden?
Antwoord:
Op 17 april 2019 heeft het Europees Parlement in plenaire stemming de herziening van
de Visumcode goedgekeurd. Formele goedkeuring door de Raad van Ministers is voorzien
op 6 juni 2019. De herziene Visumcode zal zes maanden na publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie in werking treden (naar verwachting eind 2019).
Er kan op dit moment (nog) niet worden aangegeven welke financiële gevolgen de inwerkingtreding
van de herziene Visumcode zal hebben, wel is duidelijk dat eventuele meeropbrengsten
in eerste instantie benut zullen worden voor het borgen en innoveren van het consulaire
proces, zoals aangegeven in het BNC-fiche over de vernieuwde visumcode.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) biedt reeds een versnelde procedure voor
visumaanvragen kort verblijf indien er een (economisch) belang is gediend voor Nederland.
Zo heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2007 het Orange Carpet-beleid geïmplementeerd
om de bonafide reiziger te faciliteren, als instrument om de BZ-strategie voor goede
consulaire dienstverlening en economische diplomatie te bewerkstelligen. In 2009 is,
in aanvulling hierop, het Blue Carpet Beleid opgezet om visumaanvragen van zeevarenden
zo goed mogelijk te faciliteren (voor aanmonstering, afmonstering en/of het volgen
van een beroep of cursus met als hoofddoel Nederland).
Uit het in november 2018 verschenen SEO-rapport over de «Toegangswaarde-maatschappelijke baten en kosten van het Schengen-visumbeleid voor
Nederland» blijkt dat het visumbeleid een toegevoegde waarde heeft voor de Nederlandse economie
van meer dan 300 miljoen euro per jaar. Het rapport geeft aan dat met name zakelijke
reizigers meer baten opleveren en identificeert negen kansrijke aanvraaglanden die
van grote toegevoegde waarde zijn voor de Nederlandse economie. In 2019/2020 zal het
netwerk van aanvraaglocaties via externe dienstverleners aanzienlijk worden uitgebreid,
onder andere in de geïdentificeerde kansrijke landen, waardoor aanvragers «dichter
bij huis» een aanvraag in kunnen dienen. Ook biedt het rapport aanknopingspunten voor
verkenning van verdere maatwerkprogramma’s voor specifieke doelgroepen.
7
Op welke wijze heeft het prioritaire thema LHBTI (lesbische vrouwen, homoseksuele
mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen) concreet geleid tot hogere
uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten zijn hiermee
gefinancierd?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de
intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief
ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) verder inzicht gegeven in de besteding van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Een voorbeeld is een nieuw project van COC Nederland dat met financiële steun (EUR 1,1 miljoen)
van het kabinet lokale LHBTI-activisten en -organisaties ondersteunt in Oost-Europa
en Centraal-Azië. Een ander voorbeeld is de financiële steun (EUR 0,3 miljoen) aan
de belangenvereniging van intersekse personen NNID. Hiermee zet het kabinet internationaal
gelijke rechten van intersekse personen duidelijker op de agenda.
8
Op welke wijze heeft het prioritaire thema vrijheid van journalisten concreet geleid
tot hogere uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten
zijn hiermee gefinancierd?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de
intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief
ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) verder inzicht gegeven in de besteding van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Zo voert de Nederlandse ngo Free Press Unlimited met steun van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken een nieuw project (EUR 1,45 miljoen) uit gericht op het verbeteren
van de veiligheid van journalisten door middel van juridische bijstand, verzekeringen
en veiligheidstrainingen. Ook voor UNESCO, de VN-organisatie die veiligheid van journalisten
in haar mandaat heeft, is in 2018 de bijdrage verhoogd (EUR 0,29 miljoen). UNESCO
financiert via het International Program for the Development of Communication (IPDC) verschillende projecten, onder meer op het gebied van veiligheid van journalisten.
9
Op welke wijze heeft het thema vrijheid van religie en de positie van niet-gelovigen
aandacht gekregen? Welke (extra) projecten zijn hier voor gefinancierd?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de
intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief
ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk (verwijzing
volgt bij aanbieding antwoorden aan TK 04/06)) verder inzicht gegeven in de besteding
van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.
Een voorbeeld is financiële ondersteuning van de ngo Freedom House. De ngo ontvangt EUR 1,5 miljoen voor Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom. Dit fonds biedt onder meer noodhulp aan personen die worden vervolgd om religieuze
redenen en aan mensenrechtenverdedigers en ngo’s actief op het gebied van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Het fonds heeft steun verleend aan ongelovigen in
onder meer Egypte, Soedan, Bangladesh en Nigeria.
10
Wat zijn de totale onvoorziene extra kosten geweest voor het herstellen van problemen
geconstateerd na de oplevering van Rijnstraat 8?
Antwoord:
De aanpassingen/verbeteringen in Rijnstraat 8 zijn door het Ministerie van Binnenlandse
Zaken begroot op EUR 1,3 miljoen. De aanpassingen in het gebouw worden stapsgewijs
gedaan, er is al gewerkt aan onder andere schilderen van lifthallen, vervangen van
meubilair, privacy maatregelen, groenvoorzieningen en aanpassingen in de fietsenstalling.
Hieraan is nu ongeveer EUR 400.000 besteed. De aanpassingen aan en aanvullende verbeteringen
op het buitenterrein worden gezamenlijk gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse
Zaken, gemeente Den Haag en PoortCentraal. De kosten van het deel van de offerte ten
laste van het Ministerie Binnenlandse Zaken bedragen EUR 321.000.
11
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk
34 950 V, nr. 11) over het digitaliseren van de consulaire documentverstrekking? Verwacht u dat de
motie in 2020 volledig uitgevoerd is?
Antwoord:
In reactie op de aangehouden motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 34 950 V, nr. 11) hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelatie op 16 oktober jl. een brief aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk
25 764, nr. 112). Hierin wordt aangegeven dat de mogelijkheden voor het verbeteren van de dienstverlening
van het paspoortproces nader worden verkend en dat ingezet wordt op een zo maximaal
mogelijke versoepeling van het aanvraagproces. Een volledig digitaal aanvraagproces,
zonder verschijning in persoon, is op dit moment gezien de betrouwbaarheid en veiligheid
van de beschikbare techniek niet aan de orde.
Op dit moment wordt gewerkt aan een gefaseerde invoering van een digitaal aanvraagproces
voor paspoorten en identiteitskaarten voor Nederlanders in het buitenland. Eind 2019
zal de eerste fase worden getest. In dat proces kunnen paspoortaanvraagformulieren
volledig online en klantvriendelijk worden ingevuld. Een vervolgstap zou zijn om direct
daarna het digitaal aanleveren van de online paspoortaanvragen en ondersteunende documenten
mogelijk te maken. Digitale verzending naar de backoffice zal het aanvraag- en uitgifteproces
verder versnellen.
Zoals toegezegd in de Kamerbrief en in de beleidsnota Staat van het Consulaire 2018
(Kamerstuk 35 000 V, nr. 51) wordt daarnaast ingezet op breder gebruik van het mobiel vingerafdrukopname apparaat
(MVA). Ambassade en consulaten-generaal worden aangemoedigd om op locatie paspoortaanvragen
in te nemen. Voor posten die niet de capaciteit hebben om één of twee keer per jaar
met het MVA op pad te gaan, is het mogelijk om vanuit Den Haag een «consulaire mobiele
brigade» in te zetten om het mogelijk te maken dat Nederlanders in het buitenland
dichter bij huis hun reisdocument kunnen aanvragen.
Naast de locaties Edinburgh en Londen is het inmiddels ook mogelijk om in Chicago
via een externe dienstverlener een paspoort aan te vragen. Vanaf 6 juni zal dit ook
mogelijk zijn in Edmonton en volgend jaar volgen Perth (rond januari 2020) en Birmingham
(rond juni 2020).
Om de paspoortdienstverlening verder te verbeteren voeren Binnenlandse Zaken en Buitenlandse
Zaken gezamenlijk twee onderzoeken uit. Er vindt een internationaal vergelijkend onderzoek
plaats naar het paspoortproces in andere landen. Op 12 september wordt bovendien in
Den Haag een internationale expertbijeenkomst georganiseerd over dit onderwerp. Het
andere onderzoek betreft een inventarisatie van de voor- en nadelen van het loskoppelen
van de afgifte van de biometrie van de (digitale) aanvraag van het fysieke document
om flexibeler met het moment van verschijnen om te kunnen gaan voor aanvragen in het
buitenland. Zodra de onderzoeken zijn afgerond ontvangt de Kamer de resultaten hiervan.
Alle bovengenoemde inspanningen zijn erop gericht om het de Nederlander in het buitenland
zo makkelijk mogelijk te maken om een paspoort aan te vragen, zonder daarbij af te
doen aan de veiligheid en betrouwbaarheid van het Nederlandse paspoortproces. Zoals
ook toegezegd in de eerdergenoemde Kamerbrief blijft dit de inzet van het kabinet.
12
Kunt u een appreciatie geven van de algemene effecten, zowel economisch als op het
gebied van de bilaterale betrekkingen, van het opheffen van een diplomatieke post?
Antwoord:
Op economisch terrein leidt het sluiten van een diplomatieke post tot het wegvallen
van de dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven en verminderde toegang tot
officiële contacten. Wat het effect hiervan is, verschilt van land tot land. Diplomatiek
betekent het sluiten van een diplomatieke post dat de toegang tot officiële en niet-officiële
contacten vermindert en dat kennis en inzicht via een omweg moet worden verkregen.
Het wordt lastiger afspraken te maken en eerstehands informatie -nodig voor bescherming
van onze belangen en uitdragen van onze waarden- valt weg. Consulaire dienstverlening
aan Nederlanders vermindert en Nederlanders zullen langer moeten reizen naar de dichtstbijzijnde
diplomatieke post.
13
Wat zijn de financiële voordelen (bij benadering) van het samen huisvesten van meerdere
ambassades en het samenvoegen van ondersteunende diensten zoals in sommige landen
gebeurt?
Antwoord:
Er zijn nagenoeg geen financiële voordelen bij het samen huisvesten van meerdere ambassades.
Over het algemeen worden de huisvestingskosten naar rato verdeeld tussen de landen
bij colocatie waarbij kostendekkende vergoedingen worden berekend. De besparingen
van het samenvoegen van ondersteunende diensten vallen in de praktijk tegen: ieder
land stelt eigen eisen aan deze ondersteunende diensten hetgeen mogelijke efficiëntiewinst
in de weg staat. Er zijn uitzonderingen, met name als er op hele kleine schaal huisvesting
wordt ondergebracht bij een andere ambassade en er geen eigen eisen worden gesteld
aan de te verlenen ondersteunende diensten.
14
Welke landen waar nu geen permanente diplomatieke vertegenwoordiging is vanuit Nederland,
hebben naar uw oordeel prioriteit om deze vertegenwoordiging wel te krijgen?
Antwoord:
Nederland heeft met de intensiveringsmiddelen voor het Nederlandse postennet uit het
regeerakkoord een consulaat generaal geopend in Atlanta en ambassadekantoren in Ndjamena
en Niamey. Een ambassadekantoor in Ouagadougou wordt binnenkort geopend. Er zijn geen
plannen op korte termijn andere diplomatieke vertegenwoordigingen te openen.
15
Hoeveel geld is er in totaal in 2018 besteed aan de Palestijnse Autoriteit?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 16.
16
Hoeveel geld is er in totaal in 2018 besteed aan projecten die gericht zijn op het
versterken van de capaciteit van de Palestijnse Autoriteit?
Antwoord vraag 15 en 16:
De Nederlandse inzet in de Palestijnse Gebieden richt zich onder andere op het versterken
van het ondernemingsklimaat, voedselzekerheid, schoon drinkwater en sanitatie, rechtsorde
en verbeteren van de mensenrechten ten behoeve van het bereiken van de twee-staten
oplossing. Nederland werkt hierbij samen met internationale partners, zoals de VN
en EU alsook lokaal en internationaal maatschappelijk middenveld en private sector.
De Nederlandse directe financiering ten behoeve van capaciteitsopbouw van de Palestijnse
Autoriteit beperkte zich in 2017 tot salarisbetalingen in de justitiesector (in totaal
EUR 1,5 miljoen) via PEGASE voor het jaar 2018.
17
Hoeveel geld is er in 2018 in totaal naar mensenrechtenorganisaties gegaan in zowel
Israël als de Palestijnse gebieden?
Antwoord:
In de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) is inzicht gegeven in alle projecten die het kabinet op gebied van mensenrechten
in het buitenland heeft gefinancierd, inclusief Israël en de Palestijnse gebieden.
Dit ging in 2018 om EUR 2,6 miljoen voor projecten op het gebied van mensenrechten,
internationale rechtsorde en verzoening.
18
In het Algemene Rekenkamer Rapport bij de Nationale Verklaring 2019 wordt vermeld
dat in 2014 een derde van de EU-inkomenssteun terechtkwam bij boeren met een bruto
bedrijfsinkomen van 2 keer modaal en meer. Zet het kabinet zich binnen de lopende
onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) ervoor in dat dergelijke
steun anders terecht komt?
Antwoord:
EU-inkomenssteun wordt in Nederland toegekend als een vast bedrag per hectare. Daardoor
krijgen grotere bedrijven, die in de regel ook meer omzet en winst genereren, ook
meer inkomenssteun. Binnen het Meerjarig Financieel Kader en de daaraan gelinkte voorstellen
voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zet Nederland zich in voor
een aantal instrumenten waardoor andere verdeelmodellen tot stand kunnen komen. Dit
betreft onder meer de inzet op plafonnering. Zoals besproken met de Tweede Kamer zet
Nederland in op het aftoppen van eerste pijlerbetalingen boven een bepaald bedrag.
Daarnaast zet Nederland zich in de GLB-onderhandelingen in voor bijvoorbeeld eco-regelingen.
Op die manier verschuift de toepassing van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen
voor publieke diensten, zoals in het Regeerakkoord is afgesproken.
19
Welke voortgang heeft EU Speciaal Vertegenwoordiger Terstal reeds geboekt, in het
bijzonder gezien «de succesvolle Nederlandse lobby» voor haar benoeming?
Antwoord:
Het vredesproces bevindt zich in een moeilijke situatie. De EU heeft belang bij het
voorkomen van verslechtering van de situatie op de grond en houdt vast aan de twee-statenoplossing,
de enige duurzame oplossing van het conflict. Het is tegen deze achtergrond dat EUSV
Terstal nu ruim zes maanden werkt aan het versterken van de goede banden tussen de
EU en beide partijen, en het opbouwen van een vertrouwensrelatie met belangrijke counterparts.
Tevens richt zij zich op de dialoog met de andere Kwartetpartners (VS, Rusland en
de VN) en regionale partners. Daarnaast steekt zij veel tijd in het versterken van
de EU-eensgezindheid op dit dossier. Het kabinet steunt haar in deze aanpak.
20
Wanneer is sprake van verlening van consulaire bijstand? Wordt een informatieverzoek
via de mail of de telefoon als een separaat geval van consulaire bijstand geteld?
Antwoord:
Consulaire bijstand is één onderdeel van een breed pakket van consulaire producten
en diensten. De consulaire bijstand (of consulair-maatschappelijke dienstverlening)
is de hulp die het Ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek verleent in een situatie
waarin een Nederlander in het buitenland in nood verkeert en zelf geen hulp kan regelen.
Het contact daarover is direct en exclusief met betrokkene zelf of met de formeel
aangewezen contactpersoon van betrokkene. Consulaire bijstand wordt alleen verleend
in geval van een daadwerkelijke consulaire hulpvraag op grond van bovenstaande definitie.
Voorbeelden van situaties waarin er een consulaire hulpvraag kan zijn, zijn: beroving,
vermissing, overlijden, ziekenhuisopname, moord, detentie en (kinder-)ontvoering.
De eerste editie van de Staat van het Consulaire van 7 december 2018 bevat een compleet
overzicht van situaties waarin consulaire bijstand kan worden verleend. Alleen consulaire
hulpvragen waarop (tweedelijns) consulaire bijstand wordt verleend, worden als geval
van consulaire bijstand geteld. Een informatieverzoek via e-mail of telefoon dat louter
eerstelijns door het front-office wordt afgehandeld (i.c. door het 24/7 BZ Contact Center) telt als afhandeling van
een informatieverzoek.
21
Uit welke onderdelen van het onderhandelingsmandaat voor de opvolger van het Verdrag
van Cotonou blijkt het succes van de Nederlandse inzet op het gebied van migratie?
Antwoord:
Titel VI onder Deel 2 (Strategische Prioriteiten) van het EU onderhandelingsmandaat1 gaat over de brede samenwerking op het gebied van migratie en mobiliteit. Hierin
wordt onder andere genoemd dat ernaar gestreefd wordt dat de overeenkomst alle relevante
maatregelen, instrumenten en hulpmiddelen, waaronder ontwikkelings-, handels- en visumbeleid
zal gebruiken, om tot meetbare resultaten te komen op het gebied van het indammen
van illegale migratie en de terugkeer van irreguliere migranten. Ook wordt in het
mandaat aangegeven dat alle onderdelen van samenwerking op het gebied van migratie
in de regelmatige politieke dialoog tussen de EU en partnerlanden zullen worden besproken.
Deze tekst is mede dankzij de Nederlandse inzet in het onderhandelingsmandaat opgenomen.
22
Welk referentiepunt is gebruikt om tot de daling van 92% te komen? Betreft het de
totale instroom gedurende een maand in 2018 tegenover dezelfde maand in 2015? Zo ja,
welke?
Antwoord:
De daling van de irreguliere migratie naar Europa betreft het totaal aantal irreguliere
grensoverschrijdingen per jaar in 2018 ten opzichte van 2015. Cijfers zijn afkomstig
van het Europees Grenswachtagentschap (Frontex) en zijn gepubliceerd in de Voortgangsrapportage
van de implementatie van de Europe migratieagenda2.
23
Met welke aantallen is het aantal verdrinkingsdoden in de Middellandse Zee afgenomen?
Antwoord:
De internationale organisatie voor migratie (IOM) houdt statistieken bij van het aantal
sterfgevallen op de Middellandse Zee-routes3. Een overzicht van het aantal slachtoffers per jaar in 2015 tot en met 2018 is als
volgt:
2015: 4.100
2016: 5.100
2017: 3.100
2018: 2.300
24
Deelt u de mening dat de selectie van mensen die de VN-Veiligheidsraad moeten briefen
plaats moet vinden op basis van verdiensten en kunde, en niet op basis van geslacht?
Zo ja, waarom is ervoor gekozen om «met name» vrouwen de VN-Veiligheidsraad te laten
briefen?
Antwoord:
De richtinggevende resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad uit 2000 schrijft voor
dat specifiek aandacht dient uit gaan naar de impact van conflict op vrouwen en dat
vrouwen intensiever betrokken dienen te worden bij vredesprocessen. In veel gevallen
gebeurt dit echter nog onvoldoende. Ook in de VN-Veiligheidsraad zelf. Zo sprak in
2016 nog slechts één vrouwelijke vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie
de VN-Veiligheidsraad toe over een landspecifieke situatie. Om dit te veranderen en
zo bij te dragen aan de doelstelling van resolutie 1325 heeft het Koninkrijk ervoor
gekozen om gedurende zijn lidmaatschap met name ook vrouwelijke sprekers uit het maatschappelijk
middenveld uit te nodigen en voor te stellen als briefers. Uiteraard beschikten deze sprekers over de vereiste expertise en kunde, ook op basis
van persoonlijke ervaringen.
25
Welke resultaten heeft de mensenrechtendialoog met China in 2018 opgeleverd?
Antwoord:
Nederland zet in op mensenrechten als integraal onderdeel van het buitenlands beleid
in de overtuiging dat dit, naast individueel welzijn, leidt tot een meer stabiele,
welvarende wereld. Nederland kaart de mensenrechtensituatie in China zowel publiekelijk
– in EU-verband en in de Verenigde Naties – als achter gesloten deuren aan. Nederland
is bovendien een van de weinige landen die een structurele bilaterale mensenrechtendialoog
met China onderhoudt. Dat is een belangrijk instrument om over en weer zorgen te uiten,
maar ook om thema’s te zoeken waarop potentieel wel samenwerking mogelijk is. Het
uitspreken van zorgen over de mensenrechtensituatie in China heeft in 2018 niet direct
geleid tot een verbetering van die situatie, maar dat weerhoudt het kabinet er niet
van zijn waarden actief te blijven uitdragen. Het aankaarten van mensenrechtenvraagstukken
is een zaak van lange adem. En is ook nodig om ervoor te zorgen dat de mensenrechtensituatie
in een land niet verder verslechtert.
Het veldbezoek aan een opvangplek voor slachtoffers van huiselijk geweld leek wel
de bereidheid van China te vergroten om van de Nederlandse aanpak te leren. Nederland
zet in op een volgende ronde van de bilaterale mensenrechtendialoog in Peking dit
najaar.
26
Is er een verplichting tot het verlenen van consulaire bijstand aan mensen met een
Nederlands paspoort? Zo ja, op basis van welke nationale of internationale wetgeving?
Antwoord:
De huidige consulaire bijstand is gebaseerd op een jarenlange wereldwijde consulaire
praktijk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Nederland kent, net als vele andere
landen, geen nationale wet die voorschrijft dat – en op welke wijze – consulaire bijstand
aangeboden moet worden. Het is aan de overheid om, binnen de beginselen van behoorlijk
bestuur, te bepalen of en in welke vorm en mate consulaire dienstverlening in het
buitenland wordt geboden. Het recht op gelijke behandeling, zoals vastgelegd in de
Grondwet, is daarbij van belang. De eerste editie van de Staat van het Consulaire
van 7 december 2018 is met de Kamer uitgebreid besproken. In die kaders is een compleet
overzicht opgenomen van de consulaire producten en diensten, waaronder de consulaire
bijstand, en de uitgangspunten die daarbij gelden.
27
Wat is de status van de invoering van het online visumaanvraagformulier? Wanneer verwacht
u deze online dienst volledig geïmplementeerd te hebben?
Antwoord:
Het online visumaanvraagformulier (Nomad) werd op 27 september jl. wereldwijd uitgerold.
Vooralsnog dient een geprinte versie te worden ingeleverd bij de aanvraag, echter
met een hogere datakwaliteit en leesbaarheid hetgeen resulteert in minder fouten in
aangeleverde visumgegevens. Vervolgstap is om het online visumaanvraagformulier (inclusief
betaling en door de externe dienstverlener gedigitaliseerde ondersteunende documenten)
digitaal te koppelen aan de besluitvorming (de zgn. «back-end»). Een eerste stap hierin
is voorzien in Q3-Q4 (2019), waarbij het Caribische visumproces – vooralsnog op 1
locatie in de vorm van een pilot – volledig gedigitaliseerd zal worden. Voor het Schengenproces
is dit voorzien voor Q2-Q3 2020.
28
Wat heeft «Creative Twinning» opgeleverd?
Antwoord:
In totaal ontvangen vijf projecten een subsidiebijdrage uit Creative Twinning 2018–2020, voor een totaalbedrag van EUR 4,9 miljoen.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) selecteerde deze uit 23 binnengekomen
aanvragen. Projecten worden uitgevoerd in landen grenzend aan de EU door allianties
van Nederlandse- en internationale- of lokale culturele organisaties op de thema’s
jeugd, (cultuur)participatie en dialoog, stadsverbetering, innovatie, en erfgoed.
De projecten zijn recentelijk gestart (vanaf eind 2018, begin 2019), waardoor verschillende
deelactiviteiten hebben plaatsgevonden (o.a. producties, workshops, conferenties,
uitwisselingsprogramma’s) en verdere (outcome-)resultaten in een later stadium worden verwacht. In lijn met de toezegging aan de
Tweede Kamer wordt jaarlijks een voortgangsrapportage aangeboden over het internationaal
cultuurbeleid, waar het Creative Twinning-programma onderdeel van uitmaakt. Het streven
is deze voortgangsrapportage in oktober 2019 weer aan de Kamer aan te bieden.
29
Is het ook het voornemen van het ministerie om 40% van de ambassadeursposities door
vrouwen te laten innemen indien vrouwen op enig moment een veel kleiner deel van de
populatie van het «klasje» uitmaken?
Antwoord:
Er is geen direct verband tussen de verhouding man/vrouw in het klasje en het streven
is om in 2020 40% vrouwen te benoemen in ambassadeursposities. BZ streeft naar een
diverse medewerkerspopulatie, in zijn algemeenheid – en in het klasje (IBBZ).
30
Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor LHBTI’ers?
Antwoord:
Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid. Wel streeft het Ministerie van
Buitenlandse Zaken naar 40 procent vrouwelijke ambassadeurs in 2020.
31
Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen
met een religieuze achtergrond?
Antwoord:
Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.
32
Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen
met een migratieachtergrond?
Antwoord:
Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.
33
Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen
die niet vrouw en niet LHBTI zijn, en geen religieuze achtergrond of migratiegrond
hebben?
Antwoord:
Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.
34
Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeurspositie voor mensen
die kwalitatief het beste zijn, ongeacht hun al dan niet behoren tot een groep bestreken
door voorkeursbeleid?
Antwoord:
Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.
Uitgangspunt is de juiste persoon op de juiste plaats, d.w.z. dat de medewerker die
wordt geselecteerd het beste past bij de vereiste kennis en competenties voor de functie
van ambassadeur in een bepaald land of op een specifiek thema. Kandidaten die bijdragen
aan de diversiteit binnen de groep van ambassadeurs krijgen extra aandacht. Kwaliteit
blijft de norm.
35
Welk effect heeft het (voorgenomen) quotabeleid op de selectiekansen en promotiekansen
van mensen die niet worden bestreken door voorkeursbeleid?
Antwoord:
Het ministerie voert geen quotabeleid. Wel heeft het ministerie zich gecommitteerd
aan het benoemen van veertig procent vrouwen op ambassadeursfuncties in 2020. Het
ministerie voert een actief diversiteit- en inclusiebeleid, met als streven de beste
persoon voor een functie te selecteren, tegen de achtergrond van een BZ-breed divers
en inclusief personeelsbestand. Bij de werving van het klasje en bij stageplaatsen
wordt daar nadrukkelijk naar gekeken. Dan gaat het niet alleen om de man-vrouw balans,
maar ook om de bredere diversiteit, waaronder biculturele achtergrond.
36
Welke diplomatieke acties of door het ministerie gesteunde projecten richtten zich
op de positie en bescherming van niet-gelovigen?
Antwoord:
De diplomatieke en projectmatige inzet van het kabinet voor de prioriteit vrijheid
van religie en levensovertuiging omvat per definitie ook het recht om niet te geloven.
Ik heb dit bijvoorbeeld tijdens mijn onderhoud met de Speciaal Rapporteur van de Verenigde
Naties voor vrijheid van religie en levensovertuiging op 1 april jl. ter sprake gebracht.
Tijdens de VN-Mensenrechtenraad in maart 2018 heeft Nederland aandacht gevraagd voor
onder meer de situatie van niet-gelovigen. Een ander voorbeeld is de specifieke aandacht
voor het recht om niet te geloven in de Nederlandse verklaring4 tijdens de ministeriële bijeenkomst ter bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging
in Washington, D.C. in juli 2018.
In projecten op deze prioriteit krijgt de positie van niet-gelovigen ook aandacht.
Zo is bijvoorbeeld noodhulp verleend aan ongelovigen in onder meer Egypte, Soedan,
Bangladesh en Nigeria via het door het kabinet gesteunde fonds Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom van de ngo Freedom House.
37
Welke concrete acties zijn ondernomen om journalisten in nood te ondersteunen conform
motie met Kamerstuk 34 775 V, nr. 26 van het lid Sjoerdsma c.s.?
Antwoord:
De motie met Kamerstuk 34 775 V, nr. 26 van het lid Sjoerdsma c.s. verzoekt de regering, binnen het Mensenrechtenfonds middelen
vrij te maken om Nederlandse en buitenlandse journalisten in nood te ondersteunen.
Binnen het Mensenrechtenfonds zijn middelen vrijgemaakt om de veiligheid van journalisten
te vergroten. Zo werkt de ngo Free Press Unlimited met steun van het kabinet aan een
project waarbij onder meer juridische bijstand wordt verleend aan journalisten in
nood. Ook heeft het kabinet de bijdrage aan UNESCO verhoogd. UNESCO financiert via
het International Program for the Development of Communication (IPDC) verschillende projecten op het gebied van veiligheid van journalisten.
38
Wat verklaart de verhoogde bijdrage aan de OESO en het Internationaal Strafhof?
Antwoord:
De begroting van het Internationaal Strafhof wordt door het Strafhof voorgesteld,
waarna een expertcommissie beoordeelt welke bijdrage het Hof dient te ontvangen. De
verdragspartijen onderhandelen hierover, en stellen vervolgens de begroting vast.
Hier kan tijdens de vaststelling van de Rijksbegroting nog niet op vooruit worden
gelopen. De vastgestelde begroting van het Internationaal Strafhof is toegenomen ten
opzichte van 2017, een toename die niet door BZ te voorzien was. Daarnaast heeft Nederland
in 2017 een korting gekregen van EUR 199.000 voor een eerdere eenmalige bijdrage voor
het nieuwe gebouw, dat maakte dat de realisatie in 2017 lager was.
De verdeling van de OESO-bijdrage onder de lidstaten vindt plaats aan de hand van
een inschaling, waarvan 30 procent vaste bijdrage en 70 procent relatief naar BNP.
Omdat Nederland de afgelopen jaren relatief iets hogere BNP-groei had dan een aantal
andere OESO-lidstaten, is de bijdrage iets gegroeid.
Daarnaast gold voor de periode 2008–2018 voor het OESO-budget Zero Real Growth, dus het deel van het OESO part-1 budget uit de verplichte bijdragen groeide mee
met inflatie.
39
Hoe wordt verklaard dat er in de implementatie van het NAVO-contraterrorisme actieplan
weinig vooruitgang werd geboekt?
Antwoord:
Het originele actieplan was een belangrijke eerste stap van de NAVO om meer aandacht
te gaan besteden aan contraterrorisme. Dit heeft geresulteerd in een breed plan met
een grote diversiteit aan maatregelen en uiteenlopende voortgang van deze maatregelen.
Dit maakte het concreet aanwijzen van voortgang lastig. In de herziening van het actieplan
en de vastgestelde roadmap zijn de doelen en daarvoor te ondernemen acties concreter geformuleerd met een duidelijk
stappenplan en prioriteiten.
40
Hoeveel terugkeerders die het gevallen kalifaat ontvluchtten zijn via Nederlandse
vertegenwoordigingen naar Nederland teruggekomen? Kan dit worden uitgesplitst naar
geslacht en minderjarig/meerderjarig? Op welke wijze hebben deze mensen Nederlandse
vertegenwoordigingen bereikt? Is hier enige bijstand via Nederlandse diplomaten of
andere Nederlandse functionarissen bij verleend? Zo ja, hoe vaak en in welke vorm?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand op basis van nationaliteit
of verblijfstatus. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op basis van zijn consulaire
taak geen zicht op de vraag of iemand een «terugkeerder» is of niet. Die beoordeling
is aan de veiligheidsdiensten. Het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter
stellen vast of personen zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, waaronder
deelname aan een terroristische organisatie.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent geen bijstand aan Nederlandse uitreizigers
in Syrië om de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio te bereiken. Indien men
zich met een hulpvraag meldt bij een Nederlandse vertegenwoordiging in de regio (of
indien detentie door lokale autoriteiten bij de Nederlandse vertegenwoordiging gemeld
wordt), zal reguliere consulaire bijstand worden verleend. Het Ministerie van Buitenlandse
Zaken doet dit in afstemming met partners in de veiligheidsketen, met als inzet gecontroleerde
terugkeer naar Nederland.
41
Komen er ook niet-Nederlandse terugkeerders bij Nederlandse vertegenwoordigingen terecht?
Antwoord:
Op basis van de regelgeving van de EU hebben alle EU-burgers het recht op gelijke
behandeling wat betreft bescherming van diplomatieke en consulaire instanties van
elk EU-land wanneer zij reizen naar of wonen in een land buiten de EU waar hun eigen
land niet vertegenwoordigd is.5 Indien niet-vertegenwoordigde EU-burgers zich bij een Nederlandse vertegenwoordiging
in de regio melden, dan verleent Nederland in beginsel consulaire bijstand – conform
het eigen beleid – in afstemming met de autoriteiten van het land van herkomst. Zo
kan het gebeuren dat ook niet-Nederlanders (niet-vertegenwoordigde EU-burgers) zich
melden met een hulpvraag bij een Nederlandse vertegenwoordiging. Bijstand wordt dan
geleverd conform het Nederlandse beleid en in samenspraak met de autoriteiten van
het land van nationaliteit.
42
Welk deel (bij benadering) van de gelden voor het Nederlands Fonds voor Regionale
Partnerschappen (NFRP), uitgesplitst voor respectievelijk MATRA en Shiraka, komt terecht
bij het maatschappelijk middenveld, en welk deel (bij benadering) komt ten goede van
opleiding/training van ambtenaren?
Antwoord:
Voor het MATRA deel van het NFRP geldt dat in 2018 een bedrag van EUR 7,4 miljoen
ten goede is gekomen van het maatschappelijk middenveld. Deze middelen zijn toegekend
aan een breed scala aan lokale NGO’s in de MATRA doelregio. De inzet ten behoeve van
training van ambtenaren op het gebied van verschillende rechtsstatelijkheidsthema’s
en de opleiding van junior diplomaten had een omvang van EUR 1,5 miljoen. Daarnaast
kent MATRA een overheid tot overheid programma, voor capaciteitsopbouw van overheden
in de doellanden, en een programma voor de ondersteuning van politieke partijen in
de doellanden d.m.v. kennisdeling. Hieraan werd in 2018 respectievelijk EUR 3,7 miljoen
en EUR 1,5 miljoen besteed.
Vanuit het Shiraka deel van het NFRP ging er in 2018 een bedrag van EUR 5 miljoen
naar maatschappelijk middenveld. Deze middelen werden gedelegeerd naar de Nederlandse
ambassades in de regio voor ondersteuning en samenwerking met lokale NGO’s. De uitgaven
voor de training van ambtenaren, onder meer voor lokaal bestuur, openbaar financieel
beheer en sociale zaken en werkgelegenheid, betroffen EUR 1,5 mln. Daarnaast vonden
diplomatentrainingen plaats. Hieraan werd EUR 0,5 mln besteed. Verder kent ook het
Shiraka-programma een overheid tot overheid programma voor capaciteitsopbouw. Hier
ging in 2.018 EUR 1,6 mln naar toe. Een zelfde bedrag werd besteed aan het programma
voor de ondersteuning van politieke partijen in de doellanden.
43
Waarom financiert het ministerie de rurale-economische ontwikkeling in Colombia, temeer
aangezien Colombia geenszins een focusland is?
Antwoord:
Colombia is een belangrijk buurland van het Koninkrijk der Nederlanden en is gebaat
bij stabiliteit in de regio. Nederland levert om die reden een bijdrage aan een aantal
onderdelen van de uitvoering van het, in 2016 gesloten, vredesakkoord tussen de Colombiaanse
regering en guerilla-beweging FARC. Nederland draagt bij aan het EU Trust Fund dat
toeziet op rurale ontwikkeling van de gebieden die het hardst getroffen zijn door
het conflict. Dit betreft veelal gebieden waar de Colombiaanse overheid niet aanwezig
is en een vacuüm is ontstaan door de demobilisatie en vertrek van ex-FARC-strijders.
44
Verwacht u dat de meevaller van € 464 miljoen in 2018 uitgegeven wordt aan het cohesiebeleid
in 2019? Kan dit verder toegelicht worden?
Antwoord:
De meevaller van EUR 464 miljoen in de afdrachten van 2018 was weliswaar deels het
gevolg van lagere uitgaven aan cohesie als gevolg van vertragingen, maar er is geen
directe relatie met de uitgaven aan cohesie in het daaropvolgende jaar. Betalingen
in de EU-begroting volgen op vastleggingen, vaak met enige jaren vertraging. Het is
dus niet zo dat als in enig jaar de betalingen onder cohesie achterblijven, die in
het volgende jaar daarvoor gebruikt zullen worden. Dat ligt eraan wanneer de gemaakte
vastleggingen tot betalingen leiden, en dat kan tot meerdere jaren later en ook nog
in de eerste jaren van het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).
45
Hoe wordt verklaard dat in 2018 het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen
15 dagen werd afgehandeld naar 81% (4% onder de streefhoeveelheid) is gezakt? Op wat
voor een manier wordt gepoogd dit tot boven het streefpercentage te brengen?
Antwoord:
In voorgaande jaren heeft zich een daling in de doorlooptijd afgetekend. Dit laat
zich met name laat verklaren door een sterke wereldwijde groei in visumaanvragen.
De volumegroei vindt vooral plaats in Azië, het Midden-Oosten en Afrika, terwijl in
deze regio’s het aantal consultatieplichtige nationaliteiten hoog is. Schengenregelgeving
schrijft voor dat voor bepaalde nationaliteiten uit derde landen de centrale autoriteiten
van een of meerdere Schengenlanden tijdens het beoordelingsproces van de visumaanvraag
worden geconsulteerd. Deze consultatieperiode kan tot acht werkdagen in beslag nemen
en draagt daarmee flink bij aan de verhoging van de doorlooptijden. Tegelijkertijd
loopt het interne proces van gefaseerd centraliseren van het visum-backofficeproces
in Den Haag. Dit omvangrijke en uitdagende overnametraject heeft er rondom zomer 2018
toe geleid dat de doorlooptijden in eerste instantie opliepen.
Maatregelen om de doorlooptijden weer boven het streefpercentage te krijgen zijn het
uitbreiden van capaciteit en het verder digitaliseren en optimaliseren van de aanvraagprocessen.
Hiertoe is in 2018 en 2019 gestart met de uitbreiding van capaciteit in verband met
de autonome groei van het aantal visumaanvragen. De uitbreiding van capaciteit kost
echter tijd, kende geen gelijke tred met de groei van het aantal aanvragen en is qua
mogelijkheden financieel beperkt. Met de inrichting van een betere «forecast» (voorspelling
van verwachte groei) op basis van historie en gebeurtenissen met impact op het aantal
aanvragen verwachten we de groei in de loop van 2019 eerder inzichtelijk te kunnen
maken en beter te kunnen opvangen. In 2019 wordt verder gewerkt aan het aanscherpen
van actieve sturing op het verdelen van beschikbare aanvraagcapaciteit richting voor
het Nederlands (economisch) beleid interessante landen. Tot slot worden in de komende
twee jaar mogelijkheden tot versnellen, optimaliseren en digitaliseren van processen
verder uitgewerkt en ingezet.
46
Hoe wordt verklaard dat er al jaren een (negatieve) stijgende trend is in de doorlooptijd
van visumaanvragen?
Antwoord:
Bij de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar vraag 45, waar volumegroei
en consultatieplicht als belangrijkste redenen worden genoemd voor de stijging in
de doorlooptijd van visumaanvragen. De groei is sterker dan voorspeld en het vraagt
tijd en budget om extra capaciteit en nieuwe systemen in te kunnen zetten. Het huidige
visumverwerkingssysteem is verouderd hetgeen resulteert in systeemtechnische uitval
en vertraging, waardoor de impact van de volumegroei wordt vergroot. Op dit moment
wordt een geheel vernieuwd en toekomstgericht digitaal verwerkingssysteem ontwikkeld,
dat naar verwachting in de loop van 2020 zal worden opgeleverd.
47
Hoe worden de hogere inkomsten uit visa-opbrengsten besteed die onder art. 4.20 genoemd
worden? Komt dit ten goede van een versnelling van de dienstverlening van visumaanvragen?
Antwoord:
De hogere visum inkomsten zijn het gevolg van de wereldwijde autonome groei in het
aantal visumaanvragen. Dit leidt tot een hogere werklast op de posten en op het departement.
In 2018 zijn de hogere inkomsten gebruikt om de hogere werklast op te vangen door
inzet van extra personeel. Daarnaast zijn deze middelen ook ingezet voor extra ICT-uitgaven
en voor de verhoging van programma-uitgaven conform de prioriteiten in het regeerakkoord,
zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting uit 2018.
48
Wat zijn de effecten van het verlopen van accreditaties in IT-systemen? Wordt bepaalde
informatie op dit moment niet ontvangen?
Antwoord:
Internationale organisaties, zoals de NAVO en de EU, stellen eisen aan de verwerking
van informatie die van hen afkomstig is. De implementatie van maatregelen wordt gevalideerd
in het accreditatieproces.
Op dit moment heeft het verlopen van accreditaties geen gevolgen voor het ontvangen
van informatie. Van zowel de NAVO als de EU ontvangt BZ alle relevante digitale informatie.
BZ heeft echter een achterstand in (her)accreditaties. Momenteel werkt BZ hard aan
het wegwerken van deze achterstand. In het najaar van 2019 wordt Nederland als lidstaat
door de NAVO en de EU geïnspecteerd. Als er dan nog grote onvolkomenheden openstaan
kunnen de NAVO en EU een maatregel treffen waarbij internationale informatie alleen
via de geaccrediteerde informatiesystemen wordt gedistribueerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier