Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuik en Segers over het bericht ‘Verscherpte aanpak klanten van jeugdprostitutie door politie en OM’
Vragen van de leden Kuik (CDA) en Segers (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Verscherpte aanpak klanten van jeugdprostitutie door politie en OM» (ingezonden 12 april 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 3 juni 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2543.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht van het openbaar ministerie (OM) van 10 april
2019 «Verscherpte aanpak klanten van jeugdprostitutie door politie en OM»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de grote zorgen van de politie en het OM over het grote aantal minderjarige
slachtoffers van seksuele uitbuiting? In hoeverre is deze groep de laatste jaren gegroeid?
Bent u van mening dat wij inmiddels meer zicht krijgen op deze groep dan de schatting
van de Nationaal Rapporteur uit 2017 waarin duidelijk werd dat 89% van deze groep
onzichtbaar blijft?2
Antwoord 2
Ja, deze mening deel ik. Het is onaanvaardbaar dat uitbuiting van kinderen en volwassenen
plaatsvindt. Elk slachtoffer is er namelijk één te veel. Het is daarom goed dat het
Openbaar Ministerie (OM) om de minderjarigen te beschermen steeds vaker vervolging
instelt voor artikel 248b Wetboek van Strafrecht, dat ontucht met een jongere van
16 of 17 jaar oud die zich prostitueert strafbaar stelt.
Op basis van de cijfers van de Rapporteur in de Slachtoffermonitor Mensenhandel 2013–2017
blijkt dat in deze jaren 578 minderjarige mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting
in Nederland geregistreerd zijn bij het landelijk Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel
(CoMensha).3 In absolute aantallen zijn in de jaren 2016–2017 minder minderjarige mogelijke slachtoffers
van seksuele uitbuiting gemeld dan in de jaren 2014–2015.
In 2017 hebben United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) een eerste schatting
van de slachtoffers van mensenhandel gepubliceerd.4 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal in het kader van het programma Samen tegen Mensenhandel, een tweede schatting laten uitvoeren in 2020. Op basis van een tweede schatting
wordt het mogelijk om eventuele trends in het aantal mogelijke slachtoffers te ontwaren.
Vraag 3
Hoeveel klanten zijn de afgelopen jaren onder artikel 248b Sr vervolgd?
Antwoord 3
Over de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 zijn in totaal 107 verdachten door het Openbaar
Ministerie vervolgd ter zake van overtreding van
artikel 248b van het wetboek van Strafrecht (jeugdprostitutie).
Vraag 4
Kunt u aangeven in hoeverre deze zaken leiden tot een veroordeling dan wel een sepot?
Kunt u tevens aangeven wat hierbij de gemiddelde strafmaat is en in hoeverre deze
afwijkt van de strafmaat van één dag cel c.q. een taakstraf welke destijds in de Valkenburgse
zedenzaak tot aan de Hoge Raad is opgelegd?
Antwoord 4
Van de hierboven genoemde 107 verdachten zijn 14 verdachten door de rechter vrijgesproken
en 93 verdachten zijn veroordeeld tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf dan wel
een taakstraf of een combinatie hiervan.
Sinds de Schiedamse kelderbox zaak, lijkt de strafmaat af te wijken van de Valkenburgse
zedenzaak. In de Schiedamse kelderbox zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 4 oktober
2018 bepaald dat bij een overtreding van het bepaalde in artikel 248b van het Wetboek
van Strafrecht als uitgangspunt bij de bepaling van de straf een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden dient te worden opgelegd. In beginsel
kan niet worden volstaan met een andere, lichtere, strafmodaliteit. In deze zaak zijn
dan ook vijf verdachten ieder afzonderlijk veroordeeld tot een gevangenisstaf van
5 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. 5
Deze lijn van het opleggen van gevangenisstraffen lijkt zich voort te zetten nu de
rechtbank Rotterdam recentelijk twee verdachten heeft veroordeeld tot drie maanden
gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk.6 Deze zaken zijn nog niet onherroepelijk.
Ik ga er vanuit dat uit deze jurisprudentie een generaal preventieve werking uit gaat
nu voor iedereen duidelijk kan zijn dat bij overtreding van strafbare feiten als onderhavige
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegemoet kan worden gezien.
Vraag 5
Kunt u aangeven op welke wijze uw programma «Samen tegen Mensenhandel» bijdraagt aan
een meer effectieve bestrijding van de vraagkant van mensenhandel en of u tevens nog
andere maatregelen overweegt om dit te versterken aangezien, volgens het bericht,
veel klanten aangeven niet op de hoogte te zijn van het feit dat het slachtoffer minderjarig
was? Kunt u verder aangeven hoe vaak door klanten een verplichte melding is gedaan
bij vermoedens van jeugdprostitutie?
Antwoord 5
Burgers en klanten kunnen een belangrijke rol spelen in de bestrijding van mensenhandel.
Enerzijds hebben zij een signalerende functie en kunnen zij melding maken van de verschillende
vormen van uitbuiting. Anderzijds kunnen zij, als afnemers van (seksuele) diensten,
misstanden in de seksindustrie voorkomen. Zonder afnemers van deze diensten wordt
de handel bemoeilijkt. In het programma Samen tegen mensenhandel is dan ook oog voor deze rol van burgers en klanten. Het programma kent op dit moment
echter geen specifieke maatregelen die zien op de bestrijding van de vraagkant van
seksuele uitbuiting van minderjarigen.
Er zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar over het aantal verplichte meldingen
door klanten bij vermoedens van seksuele uitbuiting van minderjarigen, omdat cijfers
niet op deze wijze worden geregistreerd bij de politie.
Vraag 6
Is bij u bekend hoe vaak de politie en het OM gebruik zal gaan maken van de mogelijkheden
onder de Wet Computercriminaliteit III om klanten en daders middels (virtuele) lokprofielen
in de kraag te vatten? Kunt u aangeven in hoeverre zij hierin getraind zijn/worden?
Bent u, zo nodig, bereid te voorzien in extra training?
Antwoord 6
Het OM en de politie wegen per geval af of en in hoeverre de inzet van een lokmiddel
passend en geboden is. Nu dit maatwerk betreft, zijn algemene cijfers niet te geven.
De inzet van lokmiddelen vergt specifieke deskundigheid van de politie. In de opleiding
van kinderporno-rechercheurs en zedenrechercheurs is aandacht voor dit onderwerp.
Het daadwerkelijk binnendringen dan wel de inzet van lokprofielen wordt gecoördineerd
door speciale teams binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie.
Vraag 7
Kunt u voorts aangeven hoe andere landen binnen de Europese Unie, met name de landen
met een vergelijkbaar rechtssysteem, omgaan met de vervolging van klanten die seks
kopen van minderjarigen en de vervolging hiervan?
Antwoord 7
Op 1 februari 2008 is het Mensenhandel verdrag van de Raad van Europa in werking getreden.
Artikel 6 van dit verdrag legt lidstaten een verplichting op om wettelijke maatregelen
te treffen die zien op het tegengaan van de vraag naar diensten verricht door slachtoffers
van mensenhandel.7 In Nederland is het plegen van ontucht met een jongere van 16 of 17 jaar oud die
zich prostitueert strafbaar gesteld in artikel
248b van het wetboek van Strafrecht en nader uitgewerkt in de Richtlijn voor strafvordering
art. 248b Sr. Hoe andere Europese landen met een vergelijkbaar rechtssysteem, en landen
aangesloten bij het verdrag van de Raad van Europa, omgaan met de vervolging van klanten
die seks kopen van minderjarigen valt voor mij niet eenduidig te beantwoorden. Zo
hebben enkele lidstaten afnemers van seksuele diensten van minderjarigen of bijzonder
kwetsbare personen strafbaar gesteld. Dit is lang niet bij alle Europese lidstaten
het geval. Daarnaast hebben enkele lidstaten ook bepaald dat klanten niet worden vervolgd
als zij vrijwillig een melding maken van mensenhandel bij de verantwoordelijke autoriteiten.
De uiteindelijke keuze voor vervolging ligt bij de hiervoor verantwoordelijke autoriteiten
in die landen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.