Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Ellemeet over het samengaan van VBOK en Siriz
Vragen van de leden Ploumen (PvdA) en Ellemeet (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het samengaan van VBOK en Siriz (ingezonden 6 mei 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
28 mei 2019).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het bericht dat de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren
Kind (VBOK) opgaat in Siriz?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Vraag 2
Hoe duidt u de passage op bladzijde 9 in het jaarbeleidsplan 2019 van VBOK waarin
aangegeven wordt dat een vorm gevonden moet worden om het werk van Siriz voort te
zetten terwijl tegelijkertijd recht wordt gedaan aan het standpunt ten aanzien van
de «beschermwaardigheid van het ongeboren menselijk leven»?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat het geven van een stem aan het ongeboren leven niet betekent
dat de keuzevrijheid van de vrouw niet wordt gerespecteerd. Een stem geven aan het
ongeboren leven betekent dat de organisatie zich ook inzet om de vrouw, die dat wil,
te ondersteunen om het kind te houden als bepaalde belemmeringen daarvoor in de weg
staan.
Om de kwaliteit van de keuzehulpgesprekken te borgen heb ik afgelopen maanden gewerkt
aan een set eisen waaraan de aanbieders moeten voldoen en waar de Kamer ook mee heeft
ingestemd. Daarin zijn eisen gesteld ten aanzien van:
– de transparantie over de missie / visie en de levensbeschouwing van de organisatie;
– het werken conform artikel 5.2 van de Wet afbreking zwangerschap;
– het volgen van een centraal georganiseerde opleiding;
Deze eisen borgen de kwaliteit van het hulpverleningsproces. De zorgaanbieder die
een contract heeft via de open house moet zich hier aan houden. De opleiding en de
training wil ik centraal beleggen (bij een nog aan te besteden partij) zodat hulpverleners
worden opgeleid om de gesprekken professioneel en niet sturend te voeren. Er is bijvoorbeeld
vastgelegd dat er een gespreksleidraad keuzehulpgesprekken komt. Tevens komt er een
informatiekaart met onder andere een stapsgewijs schema om de besluitvorming te ondersteunen.
Ook wordt er een geaccrediteerde training aangeboden met zowel theorie als vaardigheidstraining.
Met deze criteria wordt aan de voorkant goed gestuurd op de wijze waarop de keuzehulpgesprekken
moeten worden ingezet en vormgegeven. Aan de achterkant wordt informatie verzameld
om van te leren en ter verbetering van de kwaliteit van keuzehulpgesprekken. Dit doe
ik via het bestaande landelijke kennisinstituut Fiom. Met deze aanpak worden de keuzehulpgesprekken
fors geprofessionaliseerd ten opzichte van de afgelopen jaren.
Alle drie de partijen die meedoen met de open house per 1 juni (brief 16 april, Kamerstuk
32 279, nr. 153) hebben laten zien dat zij in staat zijn aan de eisen te voldoen van de open house
en tevens aan de motie van Bergkamp en Tellegen (Kamerstuk 32 279, nr. 133).
Vraag 3
Hoe kan volgens u dit uitgangspunt samengaan met neutrale en niet sturende keuzehulp?
Kunt u dit uitgebreid toelichten?
Antwoord 3
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het duidelijke standpunt van VBOK ten aanzien van de beschermwaardigheid
van het ongeboren menselijk leven, en daarmee ten aanzien van abortus, betekent dat
de hulpverlening door Siriz niet onafhankelijk en niet sturend kán zijn als VBOK opgaat
in Siriz? Zo nee, kunt u uitgebreid beargumenteren waarom het standpunt van VBOK dan
kennelijk geheel losgelaten wordt en welke garantie u daartoe heeft? Zo ja, welke
gevolgen heeft dit voor de subsidieverstrekking voor keuzehulpgesprekken?
Antwoord 4
Voor het eerste deel van de vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 2. Ik
heb u in mijn brief van 16 april 2019 (Kamerstuk 32 279, nr. 153) geïnformeerd over de relatie tussen Siriz en VBOK en dat zij zich – in het kader
van het politieke en maatschappelijke debat van afgelopen maanden – willen bezinnen
op de toekomst. Uitgangspunt hierbij is dat zij hun best willen doen eventuele twijfels
– voor zover die nog bestaan – weg te nemen door in een nieuwe structuur verder te
gaan. Hiermee wordt beoogd beter een balans te brengen in enerzijds de beschermwaardigheid
van het leven te borgen en anderzijds de keuzevrijheid van de vrouw te respecteren.
Hoe dit er organisatorisch precies uit zal zien, daar ga ik niet over. Het zijn private
organisaties. Op 3 mei hebben zij aan hun leden meer helderheid hierover gegeven,
zij het op hoofdlijnen.
Waar ik me wel verantwoordelijk voor voel, is hoe de organisatie die gefinancierd
wordt door het Rijk zich verhoudt tot de eisen die gesteld worden aan de open house
en de motie van Bergkamp en Tellegen. Daar zal ik de partijen in de toekomst scherp
op blijven beoordelen. Zoals ik u eerder informeerde, zullen de onafhankelijk deskundigen
die ik zal aanstellen gaan beoordelen of dit ook werkelijk is gebeurd zoals ik nu
met partijen heb afgesproken. Indien er in de toekomst sprake is van een nieuwe structuur,
zal – zoals ik in het debat van 18 april heb aangegeven aan het lid Ploumen en lid
Dijkstra – ook deze organisatie net als elke andere rechtspersoon zich moeten houden
aan de kwaliteitseisen.
Tot slot wil ik nog aangeven dat het gebruiken van het woord subsidie in het kader
van de open house niet correct is. Via de open house procedure is geen beschikking
verleend, omdat er geen sprake is van een subsidieverlening, maar van een opdracht.
De toegelaten partijen hebben een gunningsbrief ontvangen. Dit betekent dat zij pas
geld uitgekeerd krijgen nadat zij de diensten verleend hebben.
Vraag 5
Bent u bereid een onafhankelijke instantie te laten beoordelen of subsidieverstrekking
aan Siriz voldoet aan de criteria, als VBOK opgaat in Siriz? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Als beide organisaties in elkaar opgaan, zal uiteraard ook de nieuwe organisatie moeten
voldoen aan alle gestelde kwaliteitscriteria. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag
4.
Daarbij geldt dat keuzehulpverlening gezien kan worden als «andere zorg» in de zin
van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Dit betekent dat de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) via het meldpunt meldingen kan binnenkrijgen over de
kwaliteit van de door cliënten ontvangen hulpverlening. Deze signalen zal de IGJ doorgeven,
zodat het Rijk als contractspartij van de aanbieders van keuzehulpgesprekken toezicht
kan houden op de naleving van de kwaliteitscriteria. Zoals ik bij vraag 4 ook heb
aangegeven, zal een groep van onafhankelijke deskundigen worden aangesteld die na
ieder jaar kijkt of de zorgaanbieders de zaken goed hebben ingericht en voldoen aan
de gestelde criteria. Tijdens het debat op 18 april heb ik u toegezegd u hier nader
over te informeren. Deze werkwijze komt bovenop de eisen die ik gesteld heb binnen
de open house keuzehulpgesprekken. Hiermee verwacht ik dat er voldoende aanknopingspunten
zijn om eventuele problemen te ondervangen en een aanbieder waar nodig aan te spreken
op eventuele misstanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.