Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Ronnes over aardgasvrij bouwen na 1 juli 2018
Vragen van de leden Koerhuis (VVD) en Ronnes (CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over aardgasvrij bouwen na 1 juli 2018 (ingezonden 2 mei 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
28 mei 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Koerhuis tijdens het debat
over het verslag van het algemeen overleg (VAO) Energiebesparing/Energieprestatie
van gebouwen over het feit dat er geen sprake is van een absoluut gasverbod (13 maart
2019)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel woningen zijn er gebouwd sinds 1 juli 2018 waarop de Wet Voortgang Energietransitie
van toepassing is? Hoeveel woningen daarvan zijn op aardgas aangesloten?
Antwoord 2
Ik heb geen precies beeld hoeveel woningen er gebouwd zijn sinds 1 juli 2018 waarop
de Wet Voortgang Energietransitie van toepassing is. Het gaat dan om woningen die
inmiddels gebouwd zijn waarvan de aanvraag van de bouwvergunning na 1 juli 2018 is
ingediend. Er is geen registratie van opgeleverde woningen voorhanden om deze informatie
uit af te leiden.
Ik kan echter wel een beeld schetsen. In 24 Nederlandse gemeenten (stand begin mei
2019) zijn er uitzonderingen gemaakt. Het betreft in totaliteit ongeveer 1.200 woningen.
Dat is dus het totale aantal woningen waarop de wijziging van de Wet Voortgang Energietransitie
van toepassing was en die toch een aardgasaansluiting zullen krijgen of hebben gekregen.
Welk deel daarvan al is opgeleverd kan ik niet zeggen. Gemiddeld zitten er ongeveer
22 maanden tussen een aanvraag voor een vergunning en de bouw van de woning. In zijn
algemeenheid lijkt het logisch dat een belangrijk deel van de uitzonderingen betrekking
heeft op woningen waarvan de bouw korter dan gemiddeld na de vergunningaanvraag was
gepland. Immers de kans is dan groter dat aanpassing van de bouwplannen tot vertraging
leidt.
Vraag 3
Welke uitzonderingsgronden zijn toegepast om deze woningen op aardgas aan te sluiten
en in welke mate?
Antwoord 3
De gemeente wijst via een collegebesluit een gebied aan waar de aansluitplicht van
de netbeheerder wel geldt. Ik heb geen overzicht van de achterliggende motivatie van
deze besluiten. Ook de VNG bleek dat bij navraag niet te hebben. Het is aan de betreffende
gemeenteraad om hier controle op uit te oefenen.
Vraag 4
Wat is het voordeel voor uitgezonderde woningen in kosten en tijd nu geweest en in
hoeverre is dit beeld gelijk voor verschillende alternatieven, zoals warmtenetten,
warmtepompen, houtkachels, pelletkachels en bijgemengd aardgas?
Antwoord 4
Bij de woningen waarvoor een uitzondering geldt moet er sprake zijn geweest van een
zwaarwegende reden van algemeen belang. Het niet, of vertraagd, tot stand komen van
de woning kan een zwaarwegende reden van algemeen belang zijn. Het voordeel moet in
deze gevallen dus naar verwachting zijn dat woningen sneller zijn gebouwd dan als
er geen uitzondering voor de woningen gold en deze aardgasvrij zouden moeten worden
gebouwd.
Er kan eveneens sprake zijn van een kostenvoordeel op de initiële investering. Onderzoeksbureau
DWA heeft in 2018 de investeringskosten bij een standaard tussenwoning van verschillende
alternatieven voor aardgas in kaart gebracht1. Die investeringen lopen uiteen van ongeveer 5.000 euro tot ongeveer 15.000 euro
exclusief BTW en subsidie. DWA vergeleek zes oplossingen. De laagste investering had
de aansluiting op een warmtenet met een hogere temperatuur. Varianten waarbij gebruik
werd gemaakt van een warmtepomp (bodem of lucht als bron) zaten in het midden qua
investeringskosten. De investeringskosten van varianten met een warmtenet met een
lage temperatuur en een (booster)warmtepomp kwamen het hoogst uit de vergelijking.
Oplossingen die gebruik maken van biomasssa, zoals hout en houtpellets, worden nauwelijks
toegepast. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 5
Wat is nu het perspectief voor woningeigenaren in uitzonderingswijken? Wanneer krijgen
deze woningeigenaren duidelijkheid over een toekomstige duurzame warmtevoorziening
en hoe worden zij daarin ondersteund?
Antwoord 5
Gemeenten maken met betrokkenheid van stakeholders uiterlijk eind 2021 een Transitievisie
Warmte waarin ze het tijdpad vastleggen waarop wijken van het aardgas gaan. Voor wijken
waarvan de transitie voor 2030 is gepland, maken zij ook de potentiële alternatieve
energie-infrastructuren bekend en bieden zij inzicht in de maatschappelijke kosten
en baten en de integrale kosten voor eindverbruikers hiervan.
De ondersteuning voor eigenaar-bewoners in uitzonderingswijken is hetzelfde als voor
eigenaar-bewoners in andere wijken die aardgasvrij worden. Deze ondersteuning bestaat
vooral uit informatievoorziening, financiële instrumenten, ontzorging en het borgen
van een goede participatie.
Vraag 6
Welke alternatieven, zoals warmtenetten, warmtepompen en pelletkachels, zijn toegepast
bij nieuwbouwprojecten waarbij aardgasvrij is gebouwd sinds 1 juli 2018 en in welke
mate?
Antwoord 6
Ik heb geen precies beeld van de toegepaste verwarmingsmethoden bij gebouwde woningen
die aardgasvrij zijn gebouwd sinds 1 juli 2018. Er is geen registratie van opgeleverde
woningen voorhanden om deze informatie uit af te leiden. Voor veel van de woningen
die tussen 1 juli 2018 en nu zijn gebouwd zal de bouwvergunning van vóór 1 juli 2018
van kracht zijn. Deze woningen kunnen dus nog een aardgasaansluiting hebben gekregen
zonder dat de gemeente daarvoor een uitzondering diende te maken.
Op basis van de vergunningsaanvragen en de gemiddelde tijd tussen vergunningsaanvraag
en de bouw van een woning kan ik een inschatting geven.
Vanwege de langere doorlooptijd van de vergunningsaanvraag tot aan de bouw zijn de
data van grote appartementengebouwen (meer dan 200 woningen) onbetrouwbaar. Deze heb
ik in de onderstaande tabel buiten beschouwing gelaten.
Tabel: Inschatting van de techniek voor warmte bij woningen gebouwd tussen 1 juli
2018 en 30 april 2019.
HR-ketel
50%
Warmtepomp
25%
Hybride warmtepomp
10%
Externe warmtelevering
15%
Biomassa, zoals hout
0,3%
Bron: Bewerking RVO op Bouwtrend
Vraag 7
Hoeveel woningen worden er tot nu toe verwarmd met aardgas dat is bijgemengd met bijvoorbeeld
waterstof? Verwacht u dat dit de komende jaren toeneemt?
Antwoord 7
In de distributienetten is het toegestaan om 0,5% waterstof bij te mengen. Het gehalte
waterstof hoeft overigens niet het gevolg te zijn van specifiek bijmengen, maar kan
ook het gevolg zijn van de samenstelling van het gebruikte aardgas of groen gas, waar
van nature waterstof in kan zitten. Voor zover ik weet worden er momenteel nog geen
woningen verwarmd met aardgas dat specifiek is bijgemengd met waterstof. Er wordt
momenteel wel veel onderzoek gedaan naar toepassingen van waterstof voor verwarming
in de gebouwde omgeving. Bijmengen van waterstof tot een bepaald percentage kan helpen
om het aardgasgebruik te verduurzamen en om de productie van duurzame waterstof te
stimuleren. We verwachten dat deze optie de komende tijd meer aandacht zal krijgen,
ook in het licht van een Europese discussie over verduurzaming van het gassysteem.
Momenteel loopt er een project van Stedin in Rozenburg waar in een appartementengebouw
de toepassing van verwarming met 100% waterstof wordt gedemonstreerd. Ook zijn er
soortgelijke projecten aangekondigd in onder andere Stad aan ’t Haringvliet en Hoogeveen.
Waterstof kan ook worden gebruikt voor de piekwarmtevraag in combinatie met hybride
warmtepompen. Naast waterstof kunnen uiteraard ook andere hernieuwbare gassen worden
ingevoed op het gasnet, zoals synthetisch methaan of biogas wanneer deze zijn opgewerkt
naar aardgaskwaliteit (groen gas).
Vraag 8
Is het waar dat met lichte aanpassingen, nu al bestaande cv-installaties gevoed kunnen
worden met gemengd aardgas? Zo ja, met welke lichte aanpassingen en tot welk percentage
kan aardgas bijgemengd worden?
Antwoord 8
Bestaande CV-installaties die aangesloten zijn op het laagcalorische gasnet kunnen
ten minste tot 0,5% waterstof in het te verbranden gas aan. Op enkele locaties wordt
door inzet van groen gas dit percentage nu al gehaald, maar op de meeste locaties
is het gehalte waterstof vrijwel 0%. Tot 0,5% waterstof kan er dus bijgemengd worden.
Het verschilt per CV-installatie of een lichte aanpassing volstaat om veilig hogere
gehaltes waterstof aan te kunnen. Het hangt er ook sterk vanaf welk gehalte aan waterstof,
of algemener geformuleerd, welke gassamenstelling de CV-installaties aan moeten kunnen.
Hiervoor geldt globaal dat hoe sterker de samenstelling afwijkt van de samenstelling
waarvoor de CV-installaties gekeurd zijn, de aanpassingen groter zijn. De aanpassingen
kunnen bestaan uit bijvoorbeeld het vervangen van de brander of uit het anders instellen
van de luchttoevoer.
Waarschijnlijk zijn er CV-installaties waarvan de vervanging goedkoper is dan een
aanpassing. Bij sommige CV-installaties blijkt misschien dat een aanpassing niet nodig
is waardoor nu al gas met meer dan 0,5% waterstof verbruikt kan worden. Bij sommige
testen is zelfs tot 20% mogelijk gebleken. In het algemeen geldt echter dat de eisen
bij de keuring van nu opgestelde CV-installaties de veiligheid niet borgen voor hogere
aandelen waterstof.
Vraag 9
Hoe is nu voldoende ruimte ingebouwd, zodat woningeigenaren kunnen profiteren van
een toekomstige duurzame warmtevoorziening om hun woningen te verwarmen?
Antwoord 9
Duurzame warmte van woningen zal in veel gevallen extra isolatie van woningen noodzakelijk
maken. Bij toepassing van warmtepomp als alternatieve bron van verwarming ontstaat
de mogelijkheid om de woning in de zomer te koelen. Voor bewoners kunnen deze beide
maatregelen een comfortverbetering betekenen. Op deze wijze kunnen zij profiteren
van een duurzame warmtevoorziening.
Vraag 10
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen Overleg Bouwopgave?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.