Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Ruim 200 slachtoffers van Q-koorts krijgen nog geen geld’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «Ruim 200 slachtoffers van Q-koorts krijgen nog geen geld» (ingezonden 3 mei 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 27 mei 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht dat ruim 200 slachtoffers van Q-koorts nog geen geld krijgen?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja. Er zijn tot nu toe ongeveer 200 mensen die een aanvraag hebben ingediend voor
de onverplichte financiële tegemoetkoming, maar niet aan de voorwaarden voor deze
tegemoetkoming voldoen. Deze aanvragen zijn dus afgewezen.
Vraag 2
Kunt u toelichten om welke redenen de aanvragen voor een tegemoetkoming van ruim 200
slachtoffers van Q-koorts zijn afgewezen? Kunt u tevens inzicht geven in de bezwaren
die de basis vormen van de ongeveer 100 ingediende bezwaarschriften?
Antwoord 2
De motivering van de afgewezen aanvragen verschilt per individuele aanvraag. Een aanvraag
wordt afgewezen als de patiënt of nabestaande niet voldoet aan de voorwaarden voor
een tegemoetkoming, zoals bepaald in de beleidsregel. Zo is bij de beoordeling van
sommige aanvragen een diagnose chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld,
zoals de beleidsregel vereist, niet vast komen te staan. Bij andere aanvragen blijkt
geen sprake van besmetting met Q-koorts in de periode van 2007 tot en met 2011, zoals
de huidige beleidsregel vereist.
Nu de motivering van de afgewezen aanvragen per aanvraag verschilt, verschillen ook
de daartegen ingediende bezwaarschriften. In die bezwaarschriften licht de bewuste
patiënt of nabestaande toe waarom hij of zij meent wel te voldoen aan de voorwaarden
voor een tegemoetkoming.
Tijdens het debat d.d. 12 maart jl. is verzocht om de huidige beleidsregel te herzien.
Daar ga ik verder op in bij antwoord 3.
Vraag 3
Herinnert u zich uw volgende uitspraak: «als een patiënt zich meldt en de dokter zegt
dat de besmetting en de Q-koorts te relateren zijn aan de epidemie van de periode
2007–2011, dan denk ik dat een patiënt meegenomen moet worden voor dat gebaar van
erkenning»? Wat is de stand van zaken van deze door u gedane toezegging?2
Antwoord 3
Ja. Dit was een antwoord op de vraag hoe we om zouden gaan met personen die bij de
landelijke screening, die in april van start is gegaan, gevonden worden en waarbij
geconstateerd wordt dat zij chronische Q-koorts hebben. Daarnaast zijn er tijdens
het debat op 12 maart jl. in de Tweede Kamer meerdere moties aangenomen en is mij
gevraagd om de huidige beleidsregel op bepaalde punten te herzien. Thans wordt uitgezocht
op welke wijze het een en ander uitgewerkt moet worden. Binnenkort zal ik de Kamer
hierover informeren.
Vraag 4
Bent u bereid de regeling voor Q-koortspatiënten met de nodige coulance uit te voeren?
Antwoord 4
Ja. De regeling die zich richt op mensen die langdurige gevolgen hebben ondervonden
van Q-koorts, wordt met de nodige coulance uitgevoerd.
Vraag 5
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de met algemene stemmen aangenomen motie
om te onderzoeken hoe de groep die in aanmerking komt voor de tegemoetkoming kan worden
uitgebreid met ten eerste mensen die al zijn gediagnosticeerd met chronische Q-koorts,
QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld en voor 2007 en na 2011 besmet zijn, en ten tweede
met mensen die na 1 oktober 2018 gediagnosticeerd zijn of de komende jaren nog gediagnosticeerd
zullen worden met chronische Q-koorts, QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld, als gevolg
van een eerdere besmetting ten tijde van de epidemie of in de aanloop dan wel nasleep
ervan?3
Antwoord 5
Zie antwoord 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.