Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hul, Kuiken en Ploumen over ontvoeren en uithuwelijken van meisjes naar het buitenland
Vragen van de leden Van den Hul, Kuiken en Ploumen (allen PvdA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, en voor Rechtsbescherming over ontvoeren en uithuwelijken van meisjes naar het buitenland (ingezonden 21 maart 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Buitenlandse Zaken, voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media en voor Rechtsbescherming (ontvangen 27 mei 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Brabantse juf Kiet waarschuwt: «Meisjes van 12 ontvoerd en uitgehuwelijkt»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u signalen, al dan niet uit het onderwijs, of beschikt u over gegevens dat zelfs
meisjes in leeftijdscategorie tot en met twaalf jaar slachtoffer worden van uithuwelijking
in het buitenland? Zo ja, waar bestaan die signalen of gegevens uit? Zo nee, acht
u dit het onderzoeken waard en hoe gaat u hier zorg voor dragen?
Antwoord 2
Kindhuwelijken zijn een onzichtbaar en complex probleem. Deze huwelijken worden vaak
informeel en in het buitenland gesloten en blijven daardoor veelal buiten het zicht
van de (Nederlandse) autoriteiten.
In 2018 heeft het LKHA geen meldingen ontvangen van kindhuwelijken, waarbij het slachtoffer
de basisschoolleeftijd had op het moment van de melding. Dit wil niet zeggen dat dit
niet gebeurt.
In het onderzoek «Gewoon Getrouwd» van de Universiteit van Maastricht en het Verwey
Jonker instituut wordt op basis van een landelijke enquête onder professionals en
registraties van de IND een omvangschatting gemaakt van 249 kindhuwelijken in Nederland
per jaar (periode 2013–2014). Deze omvangschatting ziet echter op alle (geschatte)
kindhuwelijken met een leeftijdsgrens tot 18 jaar, zonder nader onderscheid te maken
in leeftijd.2
Vraag 3
Ziet u hierbij nog een rol weggelegd voor docenten in het kader van vroegsignalering
en bewustwording? Zo ja, welke?
Antwoord 3
Bij vermoedens van gedwongen uithuwelijking in het buitenland moet door leraren, net
als bij andere signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, de stappen van
de meldcode worden gevolgd. Het doorlopen van de stappen kan resulteren in een melding
aan Veilig Thuis. Wanneer nodig kan de expertise van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang
en Achterlating (hierna LKHA) ingeroepen worden. Bij scholing over het gebruik van
de meldcode komt over het algemeen ook het signaleren van verschillende vormen van
geweld aan de orde. Wanneer slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating al in
het buitenland zijn, dient er rechtstreeks bij het LKHA gemeld te worden.
Gelet op de impact van het onderwerp zal ik samen met mijn collega-bewindspersonen
de Beweging tegen Kindermishandeling3 vragen of zij in hun communicatie naar scholen en leraren het risico van achterlating
en uithuwelijking bij meisjes met een migratie-achtergrond onder de aandacht kunnen
brengen.
Vraag 4
Deelt u de mening dat zeker in het geval er zeer jonge kinderen in het geding zijn,
extra bescherming tegen uithuwelijking op zijn plaats is? Zo ja, waarom en hoe gaat
u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Voor wat betreft de aanpak van schadelijke traditionele praktijken, waaronder huwelijksdwang,
ligt de coördinerende rol en verantwoordelijkheid sinds mei 2018 bij het Ministerie
van VWS. In samenwerking met de betrokken ministeries zijn door VWS twee expertsessies
georganiseerd met veldpartijen zoals het LKHA, GGD GHOR Nederland, de politie, Movisie,
Veilig Thuis en Femmes for Freedom. In deze expertsessies is besproken welke maatregelen
of instrumenten beschikbaar zijn, wat concrete knelpunten in de praktijk zijn en op
welke wijze deze kunnen worden weggenomen. De uitkomsten van deze sessies worden verder
uitgewerkt in concrete acties en maatregelen. Voor alle slachtoffers van huwelijksdwang
wordt momenteel gekeken naar hoe er extra ingezet kan worden om hen te helpen. Uw
Kamer wordt nader geïnformeerd over de voortgang hiervan bij de volgende voortgangsrapportage
in juni, van het programma «Geweld hoort nergens thuis» van de Minister van VWS en
de Minister voor Rechtsbescherming.
Vraag 5
Welke wettelijke mogelijkheden of andere belemmeringen bestaan er op dit moment om
te voorkomen dat ouders kinderen mee naar het buitenland nemen om ze aldaar op minderjarige
leeftijd uit te huwelijken?
Antwoord 5
Ouders met gezag hebben het recht om binnen de grenzen van de wet keuzes te maken
voor hun kind. Er kan door de overheid worden ingegrepen indien wordt vastgesteld
dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van het kind. Bij signalen
van een gedwongen uithuwelijking in het buitenland waarbij het mogelijke slachtoffer
nog in Nederland is, kan een melding worden gedaan bij Veilig Thuis die de signalen
zal onderzoeken. Indien sprake is van serieuze signalen, kan de Raad voor de Kinderbescherming
bij de kinderrechter een kinderbeschermingsmaatregel verzoeken. Wanneer nodig kan
de expertise van het LKHA ingeroepen worden.
In het geval van een ondertoezichtstelling (OTS) moet de jeugdbeschermer toestemming
geven tot uitreizen. Er kunnen extra waarborgen worden ingebouwd, door bijvoorbeeld
bij de OTS ook een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken bij de rechter. In
het geval van een voogdijmaatregel moeten de ouders aan de Gecertificeerde Instelling
verzoeken of het kind mee mag naar het buitenland. De GI zal hiervoor een afweging
maken, waarbij het potentiele risico op gedwongen uithuwelijking wordt meegenomen.
Met deze maatregelen kan worden voorkomen dat een minderjarige naar het buitenland
gaat.
Vraag 6
Is het in Nederland voorbereiden van een gedwongen huwelijk in het buitenland strafbaar?
Zo ja, aan welke voorbereidingshandelingen kan gedacht worden? Zo nee, waarom niet
en acht u een dergelijke strafbaarheid wel wenselijk?
Antwoord 6
Het opzettelijk buiten of naar Nederland lokken van een persoon met het oogmerk die
persoon te dwingen tot het aangaan van een huwelijk is strafbaar op grond van artikel
285c van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze strafbepaling strekt tot uitvoering
van artikel 37, tweede lid, van het Verdrag van Istanboel4 dat verplicht tot strafbaarstelling van de voorbereiding van huwelijksdwang. Blijkens
de parlementaire geschiedenis bij artikel 285c Sr5.) is sprake van het lokken van een persoon wanneer een persoon onder valse voorwendselen
wordt bewogen naar het buitenland te reizen. Het lokken omvat elke handeling die redelijkerwijs
geschikt kan worden geacht om een persoon te bewegen naar het buitenland te reizen,
terwijl als die handeling achterwege was gebleven of als de persoon had geweten wat
het werkelijke oogmerk van de reis is, die persoon niet naar het buitenland zou zijn
gereisd. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer als reden voor de reis het opzoeken
van een ziek familielid wordt opgegeven, terwijl het werkelijke oogmerk van de reis
is de betrokkene in het buitenland te dwingen een huwelijk aan te gaan. Andere voorbereidingshandelingen
zijn niet specifiek strafbaar gesteld. In het algemeen geldt dat het verrichten van
voorbereidingshandelingen alleen strafbaar zijn als op het delict waarvoor deze handelingen
worden getroffen, tenminste een gevangenisstraf van 8 jaar staat (art. 46 Sr). Ik
zie geen reden om hier voor dit geval van af te wijken.
Vraag 7
Hoe vaak per jaar worden er personen vanwege huwelijksdwang vervolgd op grond van
artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en tot hoeveel veroordelingen leidt
dat?
Antwoord 7
Onder de delictsomschrijving van artikel 284 Wetboek van Strafrecht vallen verschillende
vormen van dwang. Het OM en de rechtspraak registreren alleen op wetsartikel. Het
is daarom niet uit de bestaande registers te halen of er veroordelingen plaats hebben
gevonden voor dit delict, en zo ja om hoeveel veroordelingen voor huwelijksdwang het
gaat. Om een beeld te geven: er zijn in 2018 144 veroordelingen geweest wegens het
overtreden van artikel 284 Sr. In 2016 en 2017 ging het om 70 respectievelijk 91 veroordelingen.
Hierbij gaat het dus om alle vormen van dwang zoals omschreven onder art. 284 Sr.
Vraag 8
Bent u bekend met het feit dat sommige landen waaronder het Verenigd Koninkrijk, België
en Denemarken wettelijke uitreisbeperkingen kennen om te voorkomen dat mogelijke slachtoffers
van een gedwongen huwelijk kunnen uitreizen? Zo ja, wat is de aard van die wetgeving?
Antwoord 8
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt nauw contact met onder meer het Verenigd
Koninkrijk, België en Denemarken over de (juridische) aanpak van deze problematiek.
Onder meer het Verenigd Koninkrijk en België hebben de juridische mogelijkheid om
– met tussenkomst van de rechter – uitreisbeperkingen op te leggen bij dreiging van
een gedwongen huwelijk of het kind in het Schengeninformatiesysteem en/of de interpoldatabank
te signaleren.
Vraag 9
Acht u het wenselijk om dergelijke of andere uitreisbeperkingen wettelijk mogelijk
te maken om te voorkomen dat kinderen in het buitenland tot een huwelijk worden gedwongen
of genitale verminking moeten ondergaan? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee,
waarom niet? Waaruit blijkt concreet dat de bestaande wetgeving afdoende beschermt?
Antwoord 9
In het programma «Geweld hoort nergens thuis» heb ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming
en de VNG aangekondigd een nadere verkenning te starten over te nemen maatregelen
tegen schadelijke traditionele praktijken. In de afgelopen periode is samen met de
Ministeries van BZ, OCW en SZW een expertsessie georganiseerd met de betrokken veldpartijen
zoals de politie, LKHA, GGD GHOR Nederland, Movisie, Veilig Thuis en Femmes for Freedom.
Tijdens deze sessie is ook gesproken over een onderzoek naar aanvullend instrumentarium,
waaronder wettelijke instrumenten voor het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating.
In de komende periode worden de uitkomsten van deze sessie, in goede samenwerking
met de veldpartijen, verder uitgewerkt in concrete acties en maatregelen. In de voortgangsrapportage
Geweld hoort nergens thuis informeren wij uw Kamer over de uitkomsten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.