Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Agnes Mulder, Ronnes en Omtzigt over de opvatting van het financieel stabiliteitscomité over het Klimaatakkoord en over de niet gepubliceerde achtergronddocumenten van het Klimaatakkoord
Vragen van de leden Ronnes, AgnesMulder en Omtzigt (allen CDA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Financiën en van Economische Zaken en Klimaat over de opvatting van het financieel stabiliteitscomite over het klimaatakkoord en over de niet gepubliceerde achtergronddocumenten van het klimaatakkoord (ingezonden 30 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Ministers van Financiën en van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 21 mei
2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de notulen van het financieel stabiliteitscomité (FSC) van
5 maart 2019 waarin staat: «Daarnaast is van belang dat hypothecaire leennormen in
elk geval niet worden verruimd. In dit kader vraagt het FSC aandacht voor de gevolgen
voor de financiële stabiliteit van nieuwe financieringsmogelijkheden ten behoeve van
de verduurzaming van woningen. Financiering van verduurzaming dient consistent te
zijn met de geldende hypothecaire leennormen en dient gepaard te gaan met voldoende
waarborgen ten aanzien van de gerealiseerde energiebesparing. Ook kan, naast de bestaande
mogelijkheid om extra te lenen voor zeer energiezuinige woningen, aanpassing van de
leennormen worden overwogen voor woningen die juist erg onzuinig zijn»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre is het waar dat ook de Ministeries van BZK en Financien vertegenwoordigd
waren in het FSC dat dit opschreef?
Antwoord 2
In het Financieel Stabiliteitscomité (FSC) overleggen vertegenwoordigers van De Nederlandsche
Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en het Ministerie van Financiën
over onderwerpen inzake de financiële stabiliteit. Het is van belang dat het comité
een duidelijke focus op stabiliteitsproblematiek heeft, zonder dat deze focus verminderd
wordt door andere afwegingen zoals bredere inkomenspolitieke vraagstukken, vraagstukken
van marktordening en van economische groei, die tot de verantwoordelijkheid van de
regering behoren. Voor de deelnemers namens het Ministerie van Financiën geldt daarom
dat zij niet deelnemen aan de besluitvorming over waarschuwingen en aanbevelingen.
Dit geldt ook voor het Centraal Plan Bureau, dat momenteel als extern deskundige deelneemt
aan de vergaderingen. Zoals in het verslag van het FSC van 5 maart jl. is aangegeven,
was bij dit overleg ook een expert van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
aanwezig voor het gedeelte van de bespreking over de Nederlandse huizenmarkt.2
Vraag 3
Welke dialoog is hierbij gaande over dit standpunt en is er overeenstemming met het
FSC over de betreffende maatregelen in het ontwerpklimaatakkoord? Zo nee, welke gevolgen
heeft dat dan?
Antwoord 3
In het ontwerpKlimaatakkoord zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van de financiering
van de verduurzaming van woningen van particuliere eigenaren. Het is belangrijk dat
alle woningeigenaren in staat zijn hun woning te verduurzamen. Daarom is het van belang
dat er een breed palet aan toegankelijke en verantwoorde financieringsmogelijkheden
beschikbaar is voor alle doelgroepen zodat zij afhankelijk van hun persoonlijke situatie
en wensen hun woning kunnen verduurzamen. In het ontwerpKlimaatakkoord is afgesproken
dat voor 2022 het Burgerlijk Wetboek zal worden aangepast om gebouwgebonden financiering
mogelijk te maken. Dit wetsvoorstel is in voorbereiding.
Met de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt regelmatig
gesproken over de financiering van verduurzaming van woningen door particuliere woningeigenaren
en de maatregelen uit het ontwerpklimaatakkoord. AFM en DNB uiten in die gesprekken
hun zorgen over kredietrisico’s voor woningeigenaren. Zij wijzen op de risico’s van
een hogere schuldenlast van huishoudens. Daarnaast wijzen zij op mogelijke onderbenutting
van bestaande hypothecaire financieringsmogelijkheden voor verduurzaming en hebben
zij vragen bij het nut en de noodzaak van aanvullende financieringsmogelijkheden.
Juist bij deze nieuwe mogelijkheden zien zij een risico op overkreditering.
Ik ben het eens met de toezichthouders dat overkreditering van consumenten moet worden
voorkomen. Voor alle financieringsmogelijkheden (hypothecair krediet of consumptief
krediet) geldt dat de financiële positie van de consument in kaart dient te worden
gebracht om te kunnen beoordelen of een krediet verantwoord is voor de consument.
Ook deel ik de mening van de toezichthouders dat het voor de financiering van energiebesparende
maatregelen van belang is dat de verwachte besparing op de energiekosten daadwerkelijk
wordt gerealiseerd. Wat het kabinet betreft zijn dit belangrijke randvoorwaarden bij
de nadere uitwerking van nieuwe financieringsmogelijkheden. Het kabinet betrekt AFM
en DNB graag bij deze nadere uitwerking.
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de zinssnede in de doorrekening van het klimaatakkoord:
«Het is onzeker of iedereen kan financieren met een looptijd van 30 jaar. Gezien de
bezwaren van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM)
is het onzeker of de Gebouw Gebonden Financiering (GGF) er in de voorgestelde vorm
komt.» (blz. 76 van de doorrekening van het ontwerp klimaatakkoord van het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL)) en hoe leest u deze uitspraak?
Antwoord 4
Ja, ik heb hier kennis van genomen. Zowel in het Regeerakkoord als in het ontwerpKlimaatakkoord
is aangegeven dat gebouwgebonden financiering voor de verduurzaming van woningen door
particulieren nader zal worden uitgewerkt. De verwachting is dat gebouwgebonden financiering
voor bepaalde woningeigenaren in een behoefte kan voorzien. Daarom werk ik aan een
wetsvoorstel waarmee het Burgerlijk Wetboek gewijzigd wordt om deze gebouwgebonden
financiering mogelijk te maken. De financiële sector heeft in het ontwerpKlimaatakkoord
aangegeven aantrekkelijke gebouwgebonden financieringsproducten te zullen ontwikkelen
die ook zonder fiscale facilitering voldoende aantrekkelijk zijn voor woningeigenaren.
Aangezien het kredieten betreft zullen normen voor kredietverlening van toepassing
zijn. Ook bij gebouwgebonden financiering dient kredietverlening verantwoord te zijn.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke brieven, mails en andere signalen van de DNB en de AFM over
de gebouwgebonden financiering (GGF) geschreven/afgegeven zijn en kunt u die aan de
Kamer doen toekomen?
Antwoord 5
Zowel AFM als DNB hebben in diverse overleggen hun zorgen geuit over gebouwgebonden
financiering. Hierover zijn voor zover mij bekend geen separate brieven of mails gestuurd
door de AFM en DNB. In een overleg met de Minister van Financiën van 4 februari jl.
hebben AFM en DNB hun standpunt over gebouwgebonden financiering ook onder de aandacht
gebracht.
Vraag 6
Kunt u aangeven op welke wijze financieringsnormen gehanteerd worden bij de pilotprojecten
om individuele verduurzamingsmaatregelen via baatbelasting (gemeente Bergen en Dalfsen)
verantwoord te financieren?
Antwoord 6
Het is afhankelijk van de vormgeving en kenmerken van de pilotprojecten welk wettelijk
kader van toepassing is op de financiering van duurzaamheids-investeringen die worden
gedaan. Indien sprake is van een krediet in de zin van de Wet op het financieel toezicht
dient te worden voldaan aan de vereisten voor verantwoorde kredietverlening en dient
een kredietwaardigheidstoets te worden uitgevoerd.
Vraag 7
Kunt u aangeven op welke wijze het financieel toezicht plaatsvindt op deze pilots
(o.a. hoe wordt voldaan aan de zorgplicht zoals banken die ook kennen)?
Antwoord 7
Ook hier geldt dat het afhankelijk is van de vormgeving en kenmerken van de pilot.
Indien sprake is van een financieel product in de zin van Wet op het financieel toezicht
(Wft) dient de aanbieder van het financieel product te voldoen aan de wet en regelgeving
omtrent verantwoorde kredietverlening inclusief de zorgplicht. De AFM houdt toezicht
op de naleving van de Wft, partijen kunnen in overleg treden met de AFM over de vraag
hoe hun pilot zich verhoudt tot de Wft. Het is de verantwoordelijkheid van de aanbieder
van een financieel product om aan de Wft te voldoen.
Vraag 8
Kunt u een indicatie geven hoeveel kosten gemaakt dienen te worden om de hele Nederlandse
woningvoorraad aardgasvrij te maken? Hoeveel GGF zou hiervoor nodig zijn? En hoeveel
subsidie is daarvoor nodig? Kunt u hierbij 95% betrouwbaarheidsintervallen geven?
Antwoord 8
Een indicatie van de kosten voor het aardgasvrij maken van de gehele Nederlandse woningvoorraad
kan nog niet worden gegeven. Deze kosten zijn sterk afhankelijk van de alternatieve
warmtevoorziening die per wijk zal worden gekozen. Gemeenten stellen hiertoe warmtetransitieplannen
op. Zij worden daarbij ondersteund met een leidraad die inzichtelijk maakt welke alternatieve
warmtevoorzieningen per wijk de laagste maatschappelijke kosten met zich mee brengen.
Omdat de totale kosten niet bekend zijn, is ook de financieringsbehoefte (via gebouwgebonden
financiering en/of andere financieringsinstrumenten) of de mate waarin subsidies nodig
zijn niet inzichtelijk.
Vraag 9
Heeft u gezien dat prof. Kramer in zijn review, die hij op verzoek van het PBL over
de doorrekening van het ontwerpklimaatakkoord schreef, opmerkt: «Ik denk dat het PBL
er goed aan doet om de achtergronddocumenten te publiceren. We hebben de stukken voor
Gebouwde Omgeving, Landbouw en Industrie gezien, maar niet die van Mobiliteit en Elektriciteit.
Het karakter van het Industrie-document was schetsmatig van opzet.»?
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Waarom hebben de reviewers de achtergronddocumenten (lees: de berekeningen) van mobiliteit
en elektriciteit niet gekregen?
Antwoord 10
Het PBL heeft de hoogleraren gevraagd de concept-analyse van 28 februari en achtergrond-documentatie
voor zover deze op dat moment beschikbaar was te reviewen. De concepten van de achtergronddocumenten
Mobiliteit en Elektriciteit waren nog niet geschreven. De reden daarvoor is dat ook
het PBL qua personele capaciteit begrensd is in de mogelijkheden om binnen de beschikbare
tijd het onderzoek uit te voeren en dergelijke rapporten en achtergrondrapporten gereed
te maken voor review.
Vraag 11
Hoe konden de reviewers een review doen zonder deze achtergronddocumenten, waardoor
zij geen enkel inzicht hadden in de berekeningen?
Antwoord 11
Het is niet juist om te stellen dat de hoogleraren geen enkel inzicht zouden hebben
gehad in de methodiek. Voor drie sectoren waren immers, naast het hoofdrapport zelf,
concepten van achtergronddocumenten beschikbaar. Voor de sectoren Elektriciteit en
Mobiliteit was dat niet het geval, maar de methodiek bij deze sectoren was op hoofdlijnen
gelijk aan die zoals toegepast bij de analyse van het voorstel voor hoofdlijnen van
het Klimaatakkoord. Eén van de hoofdlijnen van het commentaar van de hoogleraren,
zoals weergegeven door PBL in zijn publicatie, was dat «zolang achtergronddocumenten niet beschikbaar zijn het niet altijd mogelijk [is] om
alle uitgangspunten te controleren. Het is belangrijk deze te publiceren en essentiële
informatie eruit in het hoofddocument op te nemen.» PBL heeft deze aanbeveling opgevolgd. Drie achtergronddocumenten, waaronder Elektriciteit,
zijn inmiddels op de website gepubliceerd. PBL werkt momenteel nog aan de achtergronddocumenten
voor de sectoren Mobiliteit en Industrie.
Vraag 12
Bent u bereid om het PBL te vragen twee experts te vragen om alsnog een review te
doen van het hoofdstuk mobiliteit nadat zij kennis hebben kunnen nemen van alle achtergronddocumenten?
Antwoord 12
De inschakeling van reviewers maakt onderdeel uit van de eigen processen om de kwaliteit
van publicaties van het PBL te borgen. Het PBL heeft de input van de reviewers dan
ook benut om het rapport definitief af te ronden. Het PBL werkt voortdurend aan het
verbeteren van hun modellen op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten.
Vraag 13
Waarom heeft het planbureau de opmerking dat zij simpelweg de stukken niet ter beschikking
stelde, niet in de samenvatting van de commentaren opgenomen?
Antwoord 13
Het PBL heeft alle beschikbare stukken ter beschikking gesteld. Er is dus geen sprake
van het niet ter beschikking stellen van stukken.
Vraag 14
Kunt u de suggestie van prof. Kramer uitvoeren, namelijk openbaarmaking van de achtergronddocumenten
op de website van het PBL of door verzending van deze documenten naar de Kamer?
Antwoord 14
Het is aan PBL om de achtergronddocumenten openbaar te maken. Inmiddels heeft PBL
dat voor drie sectoren, waaronder Elektriciteit, gedaan. De resterende twee achtergronddocumenten
worden op een later moment door het PBL gepubliceerd.
Vraag 15
Heeft het PBL de regering wel alle achtergronddocumenten ter beschikking gesteld?
Zijn er achtergronddocumenten die de regering niet ter beschikking heeft?
Antwoord 15
Het kabinet beschikt niet over achtergronddocumenten die niet openbaar zijn gemaakt.
Vraag 16
Kunt u deze vragen een voor een en binnen 10 dagen beantwoorden?
Antwoord 16
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.