Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen, Kuik en Peters over het bericht 'Schuldhulpverlening lastig voor studenten met schulden'
Vragen van de leden Van der Molen, Kuik en Peters (allen CDA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Schuldhulpverlening lastig voor studenten met schulden» (ingezonden 18 april 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 22 mei 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het aantal jongeren dat een beroep doet
op schuldhulpverlening de afgelopen jaren sterk is gestegen tot ruim 10.000 jongeren
in 2018?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt deze berichtgeving en kunt u in aantallen en procenten aangeven hoeveel jongeren
een beroep doen op schuldhulpverlening gedurende de afgelopen 10 jaar?
Antwoord 2
We kunnen u geen exacte aantallen en procenten geven. Gemeentelijke schuldhulpverlening
wordt op verschillende manieren gemonitord. De Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet
(NVVK) brengt als branchevereniging jaarverslagen uit waarin zij laten zien hoeveel
mensen hun leden en op welke manier hebben geholpen.2 Het jaarverslag NVVK 2017 liet al een stijging zien van jongeren die bij de schuldhulpverlening
aankloppen. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich doorzet.
Vraag 3
In hoeverre heeft u een beeld van de maatregelen die lokaal genomen worden door gemeenten
en instellingen om schulden bij jongeren tegen te gaan? Kunt u een overzicht geven
van de maatregelen die genomen worden en hoe succesvol die zijn?
Antwoord 3
We zien dat er veel goede initiatieven zijn om schulden bij jongeren tegen te gaan.
Wij willen deze ontwikkeling faciliteren. Dit doen we onder andere door subsidies
te verstrekken aan Vakkundig aan het Werk3, Schouders Eronder4 en aan het SchuldenlabNL5. Het SchuldenlabNL werkt met private en publieke partners om verschillende projecten
op te schalen, waaronder het Jongeren Perspectief Fonds dat zich op jongeren richt.
Met de Benchmark Armoede & Schulden6 die SZW subsidieert kunnen gemeenten daarnaast de resultaten van het armoede- en
schuldenbeleid meten en vergelijken. Wat werkt hangt immers af van de lokale en individuele
context.
Vraag 4
Kunt u aangeven in welke steden waar een mbo-, hbo- of wo-instelling gevestigd is
studenten al geholpen worden door schuldhulpverleners zonder dat ze hun studie verplicht
moeten stoppen?
Antwoord 4
De gemeenteraad controleert de lokale invulling en uitvoering van de verantwoordelijkheid
die gemeenten hebben voor de integrale schuldhulpverlening aan hun inwoners. De Wet
gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) biedt gemeenten geen mogelijkheid om groepen,
zoals studerende jongeren, categoriaal uit te sluiten. Wij hebben geen landelijk overzicht
van de lokale voorwaarden die gemeenten stellen voor toegang tot de schuldhulpverlening
of voor het treffen van een schuldregeling. Wel zien we dat gemeenten als Groningen
en Den Haag innovatieve oplossingen bieden, zodat studenten hun studie kunnen afmaken
en hun schulden naar vermogen kunnen aflossen.
Vraag 5
Bent u bereid om met gemeenten in gesprek te gaan waar studenten nog wel verplicht
moeten stoppen met hun opleiding omdat ze, volgens schuldhulpverleners, beschikbaar
moeten zijn voor de arbeidsmarkt?
Antwoord 5
We zijn bereid om in gesprek te gaan met gemeenten. Iedere jongere zou tenminste over
een startkwalificatie moeten beschikken. Met een startkwalificatie heb je immers meer
kans op de arbeidsmarkt en een grotere aflossingscapaciteit. Het uitgangspunt zou
dan ook moeten zijn dat een jongere blijft studeren en daarnaast geholpen wordt bij
het oplossen van de financiële problemen.
Studenten met schulden kunnen op verschillende manieren geholpen worden, waar een
schuldregeling en de inzet van budgetcoaches voorbeelden van zijn. Gemeenten moeten
per individueel geval integraal afwegen wat jongeren het beste perspectief geeft op
zowel een schuldenvrije toekomst als een startkwalificatie. De achterliggende reden
waarom studenten soms gevraagd worden te stoppen met hun opleiding is dat iemand enige
aflossingscapaciteit moet hebben om een goed aanbod te kunnen doen aan de schuldeisers.
Schuldeisers kunnen zo een deel van hun geld terug krijgen. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
stelt het hebben van aflossingscapaciteit echter niet als voorwaarde om te worden
toegelaten tot de schuldhulpverlening.
Vraag 6
Kunt u zich herinneren dat, tijdens de begrotingsbehandeling, is gepleit voor het
plaatsen van een banner op de website van DUO met de tekst «geld lenen kost geld»,
maar dat dit pleidooi bij u toen geen gehoor vond?
Antwoord 6
Ja, ik heb toen aangegeven dat het plaatsen van de waarschuwing «Let op! Geld lenen
kost geld» op de website van DUO naar verwachting niet zal bijdragen aan bewuster
leengedrag. De Minister van Financiën heeft de Kamer eerder gemeld dat deze waarschuwing
geen onmiddellijk effect heeft op leengedrag en op hoe consumenten denken over lenen.
Hij onderzoekt op dit moment samen met de AFM een alternatieve interventie om consumenten
op de consumptief kredietmarkt beter te beschermen. Een studielening is een investering
in de toekomst en kent bovendien sociale terugbetaalvoorwaarden. Daarmee verschilt
de studielening van een consumptief krediet. De resultaten van het onderzoek van de
Minister van Financiën zijn mogelijk ook bruikbaar om (aankomend) studenten te stimuleren
om bewuster na te denken over het aangaan van een studielening.
Vraag 7
Bent u bereid dit standpunt te herzien nu ook de branchevereniging voor schuldhulpverleners
en sociale kredietbanken (NVVK) pleit voor een banner op de website van DUO?
Antwoord 7
Zoals ik eerder heb aangegeven wacht ik bovengenoemd onderzoek van de Minister van
Financiën af.
Vraag 8
Kunt u per instelling inzichtelijk maken hoeveel studenten met schulden moesten stoppen
met hun studie doordat ze hun collegegeld niet op tijd betaald hadden?
Antwoord 8
Er bestaat geen overzicht van het aantal studenten dat is uitgeschreven vanwege het
niet betalen van het collegegeld. Een uitvraag onder een aantal instellingen leert
dat het aantal studenten dat vanwege financiële redenen is uitgeschreven beperkt is.
Gemiddeld zou dit tussen 0,1% en 0,6% van het totaal aantal ingeschreven studenten
per collegejaar betreffen.
Vraag 9
Steunt u het voorstel om Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) het collegegeld voortaan
rechtstreeks aan de instelling te laten uitbetalen, zodat jongeren dit geld niet aan
andere zaken kunnen uitgeven en het maken van schulden hierdoor kan worden verminderd?
Zo ja, wanneer gaat u deze maatregel uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Gezien de beperkte ruimte op de begroting en beschikbare capaciteit bij DUO geef ik
er niet de voorkeur aan dit voorstel uit te voeren. Deze maatregel zorgt naar verwachting
ook voor hoge administratieve lasten bij DUO en instellingen. Bovendien is het zeer
de vraag of studenten die worden uitgeschreven, omdat ze het collegegeld niet hebben
betaald, zijn geholpen als DUO het collegegeldkrediet direct aan de instelling uitbetaalt.
Zeker als zij financiële problemen ervaren zijn deze studenten meer gebaat bij goede
begeleiding. Gemeenten kunnen deze studenten helpen, bijvoorbeeld door budgetcoaches
in te zetten.
Vraag 10
Welke andere maatregelen gaat u nemen om een verdere toename van schulden bij studerende
jongeren te voorkomen en tegen te gaan?
Antwoord 10
Ik neem hiertoe verschillende maatregelen. DUO voert momenteel een experiment uit
om lenende studenten bewuster te maken van de gevolgen van hun leengedrag. Na de zomer
zijn de resultaten hiervan bekend. Daarnaast heb ik maatregelen genomen om het aantal
boetes voor het niet tijdig stopzetten van het studentenreisproduct fors te verminderen.
Verder gebruikt DUO met succes gedragswetenschappelijke inzichten om te zorgen dat
oud-studenten op tijd beginnen met het aflossen van hun studieschuld en actie ondernemen
bij het ontvangen van betalingsherinneringen. Als laatste is DUO voortdurend in gesprek
met studenten om te kijken hoe de voorlichting over studiefinanciering kan worden
verbeterd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.