Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het OM seponeert onderzoek naar abortusklinieken CASA (Kamerstuk 35000-XVI-126)
2019D20356 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg over de brief van 15 april 2019 inzake OM seponeert onderzoek naar abortusklinieken
CASA (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 126).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het besluit van het Openbaar Ministerie (OM) om de beide onderzoeken naar de verdenking
van subsidie- en declaratiefraude in de abortuszorg door de bestuurders van de Stichtingen
CASA Nederland, CASA Klinieken en Heilzaam huis (hierna: CASA) te seponeren. Genoemde
leden hebben enkele vragen bij deze brief.
De leden van de CDA-fractie vragen of inmiddels naar aanleiding van deze casus en
de gebleken onhelderheid over de wijze waarop de regelgeving werd geïnterpreteerd
tevens is gekeken hoe hiermee in andere abortusklinieken is omgegaan. Zijn daar dezelfde
fouten gemaakt? Zo nee, wat is de verklaring van de Minister voor het feit dat de
onhelderheid in regelgeving daar niet tot fouten heeft geleid?
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de opvatting van de Minister
dat de beslissing van het OM de kans van slagen op een succesvolle terugvordering
nihil maakt.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Minister controleert of de subsidie
voor abortusklinieken op een juiste wijze wordt gebruikt. Waarom heeft dit toezicht
in de periode voor 2015 gefaald?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kan dat betrokken overheden (waaronder
het Ministerie van VWS) en ketenpartners de gemaakte afspraken door de jaren heen
niet gelijkelijk hebben geduid, zoals het OM heeft vastgesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de opvatting van de Minister
dat de noodzaak voor het onderzoek door het Zorginstituut Nederland naar mogelijke
onregelmatigheden binnen de verleende subsidie aan CASA in de periode tot en met 2014
is vervallen nu geen strafrechtelijk onderzoek door het OM wordt ingesteld.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister ervan vindt dat CASA en STAR Medisch
Diagnostisch Centrum (STAR/Star-MDC) naar de mening van het OM vanuit commercieel
belang met de «partageovereenkomst» naar een nieuw verdienmodel hebben gezocht. Voorts
vragen genoemde leden wat de Minister ervan vindt dat de participanten ondanks juridische
twijfels over de «partageovereenkomst» hierover geen advies hebben gevraagd bij de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
De leden van de CDA-fractie vragen of de NZa inmiddels aanvullende maatregelen heeft
genomen. Kan de Minister toezeggen dat als de NZa hier eenmaal een besluit over heeft
genomen (wel of geen aanvullende maatregelen), de Kamer hier dan over geïnformeerd
wordt, inclusief inhoudelijke onderbouwing van dat besluit?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte welke mogelijkheden er nog zijn om bestuursrechtelijk
te handhaven (op zowel de subsidiefraude als de declaratiefraude), nu het OM heeft
geoordeeld dat strafrechtelijke handhaving een te zwaar middel is. Kan de Minister
aangeven of hij gebruik maakt van de mogelijkheid om bestuursrechtelijk te handhaven
en indien hij dat niet doet, wat daarvan de reden is?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van het OM. Genoemde
leden zijn verbaasd te lezen dat in de uitvoeringspraktijk onhelderheid is ontstaan
over de wijze waarop de regelgeving werd geïnterpreteerd, te meer omdat ook het OM
concludeert dat wet- en regelgeving op zich duidelijk zijn. Daar de bedrijfsvoering
van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zich voor een groot
deel van de begroting, ongeveer € 1,36 miljard in 2017, richt op subsidiebeheer, vinden
deze leden onduidelijkheden in de uitvoeringspraktijk, ondanks duidelijke wet- en
regelgeving, een zeer onwenselijke situatie. Derhalve hebben deze leden enkele vragen.
Zo vernemen zij graag van de Minister welke lessen hij zelf trekt uit deze casus.
Heeft hij bijvoorbeeld opdracht gegeven voor een doorlichting, eventueel uitgevoerd
samen met de NZA, van andere subsidieregelingen om te bezien of hier in de uitvoeringspraktijk
ook onduidelijkheden zijn met betrekking tot de rechtmatige uitvoering hiervan?
De leden van de D66-fractie brengen graag de «Resultaten verantwoordingsonderzoek
2017 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)» van de Algemene
Rekenkamer (ARK) in herinnering. Hierin constateert de Rekenkamer dat het subsidiebeheer
bij het Ministerie van VWS nog grote tekortkomingen vertoont. Om die reden merkte
hij het subsidiebeheer aan als een ernstige onvolkomenheid in de bedrijfsvoering.
De Rekenkamer merkte het subsidiebeheer over 2016 aan als een onvolkomenheid en deed
dit eveneens over de periode 1999–2012. In de jaren tussen 2012 en 2016 hebben genoemde
leden de Minister van VWS herhaaldelijk geattendeerd op tekortkomingen in het subsidiebeheer
en aandacht gevraagd voor het verbeteren daarvan.
Een van de twee belangrijkste tekortkomingen in het subsidiebeheer, zo concludeert
de ARK, is de opzet en uitvoering van het beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk
gebruik van subsidies, het zogeheten MenO-beleid. Gezien deze conclusies van de Algemene
Rekenkamer ontvangen de leden van de D66-fractie graag een uitgebreide reflectie in
het licht van deze casus. Een belangrijk onderdeel van het MenO-beleid is bijvoorbeeld
het uitvoeren van risicoanalyses per subsidieregeling om te komen tot beheersmaatregelen
om deze risico’s te beperken. Kan de Minister bevestigen dat dit ondertussen wel gebeurt?
Daarnaast concludeert de ARK dat er nog geen sluitend beleid ter voorkoming van misbruik
en oneigenlijk gebruik is. Kan de Minister ook hier bevestigen dat dit nu wel gebeurt?
Tenslotte concludeert het OM dat niet is gebleken dat partijen bij de NZa navraag
hebben gedaan, terwijl de NZa een loket heeft waar zorgverleners en zorgafnemers terecht
kunnen met vragen. Welke verklaring heeft de Minister hiervoor? Zou de onbekendheid
van een dergelijk loket hiervoor bijvoorbeeld de oorzaak kunnen zijn? Zo ja, zou de
Minister willen bezien hoe deze bekendheid kan worden vergroot?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
van de Minister over het seponeren door het OM van het onderzoek naar CASA. Genoemde
leden zijn blij dat er nu duidelijkheid is over de feitelijke stand van zaken met
betrekking tot de veronderstelde fraude en overige onderzoeken.
Voor de leden van de GroenLinks-fractie is de kous daarmee echter nog niet af. Deze
leden achten het van wezenlijk belang dat zowel de oorzaken als de gevolgen die schuilgaan
achter de constateringen van de Minister in zijn brief voor het voetlicht gebracht
worden. Daarom stellen zij hieronder nog een aantal vragen.
Zoals inmiddels ook al uit de dossiers van de ziekenhuisfaillissementen bekend is,
is het noodzakelijk dat bij de eerste onheilspellende tekenen direct een plan gemaakt
wordt voor het geval er inderdaad iets misgaat, zo vinden de leden van de GroenLinks-fractie.
In het geval van CASA had ingecalculeerd moeten en kunnen worden dat ook de abortushulpverlening
gevaar liep om te vallen. Het ging hier om zeven klinieken, de helft van de abortushulpverlening
in Nederland. De overige klinieken bleken hun beloftes niet na te kunnen komen en
dientengevolge ontstonden wachttijden van soms wel drie tot vier weken. Onverteerbaar
in deze tak van de gezondheidszorg. Is de Minister het met genoemde leden eens dat
tijdiger ingegrepen had moeten en kunnen worden en een tijdelijke overheidskliniek
in het leven geroepen had moeten worden?
Het uiteindelijke faillissement van CASA is voor alle betrokkenen dramatisch geweest.
Van vroegere medewerkers horen de leden van de GroenLinks-fractie schrijnende verhalen:
het voltallige personeel was de baan kwijt en daarmee ook vaste contracten, opgebouwde
rechten, een (deel van het) pensioen, een veilige werkplek. Een gebeurtenis aldus
met veel praktische en psychische gevolgen. Daar komt nog bij dat een aantal abortusartsen
naar aanleiding van deze gebeurtenis met vervroegd pensioen is gegaan. Dit heeft tot
gevolg gehad dat het aantal abortusartsen, dat reeds krap was, nog verder is gedaald.
Ziet de Minister deze krapte ook en welke stappen onderneemt hij hiertegen?
Tenslotte merken de leden van de GroenLinks-fractie op dat een ander praktisch gevolg
van de sluiting van CASA de medische dossiers betreft, de statussen. Deze dienen feitelijk
15 jaar bewaard te worden. Alleen: de dossiers zijn niet toegankelijk en daar is nog
steeds geen regeling voor getroffen. Is de Minister op de hoogte van deze klacht uit
het veld en wat kan hij doen om de toegankelijkheid van deze medische dossiers te
bespoedigen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Algemeen
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de seponering door
het OM van het onderzoek naar de abortusklinieken CASA. Genoemde leden hebben naar
aanleiding van de brief onderstaande opmerkingen en vragen.
Allereerst vragen de leden van de SP-fractie naar de wachtlijsten bij de abortushulpverlening
in Nederland. Sinds de sluiting van CASA liepen deze wachtlijsten op, een volgens
genoemde leden zeer ongewenste ontwikkeling. Is er op dit moment nog steeds sprake
van wachtlijsten voor abortushulpverlening, zo vragen deze leden. Zo ja, wat wordt
eraan gedaan deze wachtlijsten zo veel mogelijk te voorkomen?
Subsidiefraude
De leden van de SP-fractie lezen dat het OM heeft geconstateerd dat de wet- en regelgeving
duidelijk zijn op het punt dat per hulpvraag één consult of behandeling wordt gesubsidieerd,
maar dat in de periode voor 2015 onhelderheid in de uitvoeringspraktijk is ontstaan
over de wijze waarop de regelgeving wordt geïnterpreteerd. Graag ontvangen genoemde
leden een nadere toelichting op deze onhelderheid. Waar bestond de onhelderheid precies
uit? In hoeverre en hoe is deze onhelderheid in de uitvoeringspraktijk opgehelderd?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat op dit moment een onderzoek wordt uitgevoerd,
gericht op het verbeteren van de subsidiepraktijk, om een bijdrage te leveren aan
de herziening van de subsidieregeling voor abortusklinieken. Kan de Minister nadere
informatie geven over dit onderzoek? Kan daarbij specifiek ingegaan worden op de vraag
wanneer de resultaten van het bedoelde onderzoek worden verwacht? Kan tevens worden
aangegeven wanneer de herziening van de subsidieregeling voor abortusklinieken gepland
staat?
Declaratiefraude
Het OM heeft, zo constateren de leden van de SP-fractie, geoordeeld, na onderzoek
naar mogelijke declaratiefraude door CASA, dat strafrechtelijke handhaving een te
zwaar middel is. Daarnaast wordt echter geconcludeerd dat CASA verschillende deskundigen
heeft geraadpleegd en daarbij zijn besluit heeft gebaseerd op het voor CASA meest
gunstige oordeel. Graag ontvangen genoemde leden een reactie van de Minister op deze
conclusie van het OM. Vindt de Minister het wenselijk dan wel begrijpelijk dat een
organisatie uit verschillende adviezen de meest gunstige kiest? Deze leden vragen
tevens of de Minister van mening is dat CASA bijvoorbeeld extra informatie of adviezen
had moeten verzamelen voordat hij een conclusie trok.
Aangegeven wordt dat de NZa zal bezien of het nodig is aanvullende maatregelen te
nemen naar aanleiding van het onderzoek naar declaratiefraude door CASA. Wanneer kunnen
de leden van de SP-fractie dit besluit van de NZa verwachten?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de beslissing
van het OM de strafvervolging vanwege subsidie- en declaratiefraude bij CASA te staken
dan wel te seponeren. Zij willen de Minister hierover enkele vragen voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat CASA de ten onrechte uitgekeerde
subsidie over het jaar 2015 heeft terugbetaald aan het Ministerie van VWS. Vóór 2015
waren het Zorginstituut (en – voorheen – het College voor Zorgverzekeringen) verantwoordelijk
voor de uitvoering van de subsidieverstrekkingen in de abortuszorg. Waarom heeft het
Zorginstituut er niet voor gekozen om, net als de Minister van VWS over het jaar 2015
heeft gedaan, ook de ten onrechte uitgekeerde subsidies over de jaren 2012, 2013 en
2014 terug te vorderen? Waarom maakt de beslissing van het OM om niet strafrechtelijk
te vervolgen, de kans op een succesvolle terugvordering nihil?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe het kan dat gedurende
geruime tijd belangrijke interpretatieverschillen over de subsidieregeling hebben
kunnen bestaan. Genoemde leden vragen of de Minister bereid is om uit te zoeken hoe
dergelijke interpretatieverschillen zijn ontstaan en welke lessen hieruit kunnen worden
getrokken.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister aan te geven wanneer hij de
herziene subsidieregeling voor abortusklinieken wil presenteren. Welke wijzigingen
wil de Minister hierin opnemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of hij al iets kan melden
over het besluit van de NZa om eventueel aanvullende maatregelen te nemen.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.