Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het vervolgonderzoek evaluatie Kaderwet zbo's 2012-2016 (Kamerstuk 33147-7)
2019D20354 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
3 april 2019, met bijlage, over het vervolgonderzoek in het kader van de evaluatie
van de Kaderwet zbo’s 2012–2016 (verder de Kaderwet) (Kamerstuk 33 147, nr. 7).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave
blz.
1. Inleiding
2
2. Doelmatigheid en doelmatigheidsverslag
2
3. Aansluiten begrotingscyclus Rijk
3
4. Diversen
3
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het vervolgonderzoek
Kaderwet zbo’s 2012–2016 (TK 33 147, nr. 7) en danken de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor
de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het verslag van het vervolgonderzoek
evaluatie Kaderwet zbo’s. Zij stellen hier graag enkele vragen over.
2. Doelmatigheid en doelmatigheidsverslag
In de begeleidende brief wordt geschreven dat het kabinet veel waarde hecht aan een
doelmatige besteding van publieke middelen. De leden van de VVD-fractie kunnen zich
vinden in dit uitgangspunt. De leden van de VVD-fractie lezen in het vervolgonderzoek
Kaderwet zbo’s 2012–2016 dat departementen kritisch zijn op de verplichting van de
verslaglegging voor doelmatigheid. De departementen vinden het voor de hand liggend
dat de doelmatigheid getoetst wordt bij de wettelijke vijfjaarlijkse evaluatie van
het zbo. In de begeleidende brief blijkt dat de Staatssecretaris voornemens is de wet op dit punt te wijzigen, maar dat een controlemechanisme wel blijft
bestaan. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de invloed hiervan is op de
hoeveelheid controle en informatie die er dan ontstaat binnen de driehoek: eigenaar,
opdrachtgever en opdrachtnemer. Ook willen deze leden weten waarom er voor de meting
betreffende de doelmatigheid is gekozen voor een periode van vijf jaar. Voorts willen
deze leden ook weten wanneer de wetswijziging verwacht wordt, specifiek vanaf welke
cyclus die in werking zal treden.
De leden van de D66-fractie vernemen dat naar aanleiding van het onderzoek de wettelijke
verplichting om over een jaarlijks doelmatigheidsverslag van de accountant te beschikken,
zal worden geschrapt. In het vervolgonderzoek staat beschreven dat de huidige uitvoeringspraktijk
van artikel 35, lid 4, Kaderwet zbo’s, dat verplicht tot een doelmatigheidsverslag,
niet voldoet. Niet alleen ontbreekt het verslag in een groot aantal gevallen, maar
ook waar er wel een doelmatigheidsverslag voorhanden is, geeft dite geen of onvoldoende
antwoord op de vraag of het beheer en de organisatie van het zbo voldoen aan eisen
van doelmatigheid. Ook lezen de aan het woord zijnde leden dat het kabinet wel veel
waarde hecht aan een doelmatige besteding van publieke middelen. De leden van de D66-fractie
vragen de Staatssecretaris of het niet beter zou zijn om de vereisten voor het doelmatigheidsverslag
aan te passen, dan de verplichting geheel af te schaffen?
Deze leden vernemen tevens dat toezicht en verantwoording bij zbo’s plaatsvindt binnen
de driehoek en bij de periodieke evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid
van het functioneren van het zbo zoals die eens in de vijf jaar door de vakminister
wordt uitgevoerd. Deze leden merken op dat in plaats van jaarlijks, er nu alleen eens
in de vijf jaar gekeken wordt naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren
van een zbo. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan? Draagt dit bij aan de doelmatige
besteding van publieke middelen, waar het kabinet aan hecht?
3. Aansluiten begrotingscyclus Rijk
De leden van de VVD-fractie lezen in het vervolgonderzoek Kaderwet zbo’s 2012–2016
dat alleen zbo’s die onderdeel zijn van de rechtspersoon Staat verplicht zijn om aan
te sluiten bij de begrotingscyclus Rijk. Voor de andere zbo’s is er ruimte gelaten
aan de vakministers om een afwijkende datum af te spreken. Departementen ervaren meerwaarde
van de ruimte die wordt geboden gezien het zbo-landschap. De Staatssecretaris stelt
in de begelei-dende brief voor om de afgesproken datum op te nemen in het zbo-register
ten behoeve van de transparantie. De leden van de VVD-fractie hechten waarde aan het
stimuleren en faciliteren van een zo transparant mogelijk proces. Deze leden willen
weten of de Minister per organisatie of per minis-terie inzichtelijkheid verwacht
over de indiendatum, wanneer die in werking zal treden en of er ook een toelichting
wordt opgenomen met duiding waarom er voor de afwijkende datum is gekozen.
De leden van de D66-fractie lezen dat een aantal zbo’s niet hoeft aan te sluiten bij
de begrotingscyclus van het Rijk. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze
deze ruimte, om zelf het tijdstip van indienen van een begroting te bepalen, past
bij «de heterogeniteit van het zbo-landschap»? Was niet juist het doel van de Kaderwet
om meer harmonisatie tot stand te brengen in dat «heterogene landschap»? De verantwoordingsmechanismen
dienen er toch juist toe om meer eenduidigheid aan te brengen?
De Staatssecretaris schrijft dat het indienen van de begrotingen op verschillen-de
momenten niet bijdraagt aan de transparantie. Dat onderschrijven de aan het woord
zijnde leden.
Ook vernemen deze leden dat een indiendatum van de begroting van de zbo’s wordt opgenomen
in het zbo-register en dat daarbij gemotiveerd moet worden waarom voor die datum is
gekozen. Waarom heeft de Staatssecretaris er niet voor gekozen de zbo’s te verzoeken
de indiening van de begrotingen gelijk te trekken met de begrotingscyclus Rijk, en
het hen te laten motiveren wanneer ze van deze regel willen afwijken (het «pas toe
of leg uit» principe)?
4. Diversen
De leden van de D66-fractie hebben opgemerkt dat de jaarverslagen van zbo’s niet altijd
automatisch openbaar zijn, zoals bijvoorbeeld het geval was bij de Kamer van Koophandel,
die pas na een Wob-verzoek het eigen jaarverslag publiceerde. De aan het woord zijnde
leden vinden dit teleurstellend; zij hechten zeer aan transparantie. Is de Staatssecretaris
het eens dat alle zbo’s hun jaarverslag openbaar moeten maken, en dat het tevens wenselijk
zou zijn dat zij dat in een vast format doen, zoals de lagere overheden dat in Informatie-voor-derden
(Iv3) doen? Op deze wijze ontstaat er daadwerkelijk transparantie en overzicht in
de financiën van zbo’s. De aan het woord zijnde leden verzoeken om een reactie van
de Staatssecretaris op dit voorstel.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie hoeveel ZBO’s onder de reikwijdte van
de Kaderwet vallen? Is het waar dat dat maar de helft is? Wat voor consequenties heeft
dit? Is een uitbreiding van de reikwijdte van de Kaderwet nodig?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.