Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Laan-Geselschap over het bericht 'Haatpreek wint terrein'
Vragen van de leden Becker en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Haatpreek wint terrein» (ingezonden 27 februari 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 20 mei 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 2216.
Vraag 1
Kent u het bericht «Haatpreek wint terrein»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat in steeds meer moskeeën in Nederland, maar ook online, salafistische
haatpredikers actief zijn? Zo ja, kunt u cijfers geven? Zo nee, wat is dan uw beeld?
Antwoord 2
De omvang en invloed van de salafistische beweging is sinds de jaren 2000 sterk gegroeid
en deze groei zet langzaam door. Er zijn salafistische «aanjagers» die off- en online
onverdraagzaamheid, intolerantie of haat prediken en daarmee uiteindelijk kunnen aanzetten
tot radicalisering en extremisme. Nederland kent tientallen salafistische «aanjagers»,
die veelal verbonden zijn aan salafistische centra in hun woonomgeving, maar daarnaast
prediken op allerlei plaatsen in het land. De meesten hebben een sterke online presentie.
Vraag 3
Kunt u aangeven welke counterstrategie u voert tegen de verheerlijking en/of het goedpraten
van terroristische daden in moskeeën en online? Wat doet u repressief en wat doet
u preventief?
Antwoord 3
Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische
sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap
te verspreiden. Het gaat daarbij om oproepen tot gewapende strijd, tot geweld of haatzaaien
tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten die een bedreiging kunnen vormen voor
de openbare orde, de nationale veiligheid en voor individuele personen. Op verzoek
van de Kamer heeft de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn brief van 28 mei
20182 een overzicht gegeven van de integrale aanpak tegen extremistische sprekers en de
verspreiding van radicaal gedachtegoed.
In de Nederlandse samenleving is ruimte voor een grote diversiteit van beschouwingen,
opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Onze vrijheden zijn echter geen vrijbrief
voor antidemocratisch en onverdraagzaam gedrag. Hier trekt het kabinet een grens.
Overheid en samenleving moeten zich teweerstellen tegen de uitwassen die op basis
van ideologische of religieuze overtuigingen leiden tot actieve onverdraagzaamheid,
en – onder omstandigheden – het belemmeren van anderen in het uitoefenen van hun grondwettelijke
rechten en vrijheden. In mijn brief van 11 februari 2019 heb ik een integrale aanpak
van problematisch gedrag uiteengezet.3 Deze aanpak bestaat in de kern uit het versterken van de informatiepositie van Rijk
en gemeenten en het verder ontwikkelen van een handelingsperspectief indien zorgwekkende
signalen zich voordoen. Er is een Taskforce Problematisch gedrag en Ongewenste Buitenlandse
Financiering opgericht die hieraan bijdraagt.
Vraag 4
Welke acties onderneemt u tegen de in het artikel genoemde voormannen die op steeds
meer plaatsen in Nederland een radicale boodschap verkondigen? Kunt u hen oppakken
en bestraffen en zo mogelijk het verblijf in Nederland ontzeggen? Zo nee, waarom niet?
Hoe vaak wordt tot vervolging overgegaan in verband met de strafbaarheid van haatzaaien?
Antwoord 4
Ik kan geen uitspraken doen over mogelijk lopende acties tegen de in het artikel genoemde
voormannen. In alle gevallen geldt dat bij verdenking van strafbare feiten het Openbaar
Ministerie (OM) vervolging kan instellen. Eén van de andere instrumenten die ten aanzien
van een individu kan worden toegepast, is de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen
terrorismebestrijding (Twbmt). Deze wet biedt onder andere de mogelijkheid tot de
oplegging van een meldplicht, een gebiedsverbod of een contactverbod in het kader
van de nationale veiligheid, aan een persoon die op grond van zijn gedragingen in
verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan.
Extremistische sprekers uit visumplichtige landen die een bedreiging voor de openbare
orde en/of de nationale veiligheid in Nederland kunnen vormen – bijvoorbeeld omdat
zij oproepen tot haat of geweld – wordt de toegang tot Nederland ontzegd door hen
geen visum te verlenen of om het visum in te (laten) trekken en de persoon voor weigering
van de toegang tot het Schengengebied te signaleren in het Schengen Informatiesysteem
(SIS II). Voor EU-onderdanen geldt, anders dan voor niet-EU-onderdanen, dat toegangsweigering
tot Nederland alleen kan plaatsvinden indien er een actuele bedreiging van een fundamenteel
belang van de Nederlandse samenleving bestaat. Voor een complete beschrijving van
de integrale aanpak van extremistische sprekers verwijs ik u naar de brief aan uw
Kamer van 28 mei 2018.4
Voor sprekers die niet uit Nederland kunnen worden geweerd concentreert de aanpak
zich op het weerbaar maken van de samenleving via de zogenoemde drie-sporen-aanpak
(dialoog, aanspreken en handhaven) bij problematische gedragingen.
Met betrekking tot de cijfers voor vervolging van onder andere het aanzetten tot haat,
discriminatie of geweld tegen mensen (artikel 137d Sr), verwijs ik u naar de brief
van de Minister van Binnenlandse Zaken aan uw Kamer van 16 april 2019.5
Vraag 5
Zal de aangekondigde aanscherping van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek er in
voorkomende gevallen voor zorgen dat u moskeeën en andere organisaties die een podium
bieden aan haatzaaien kunt sluiten en zult u dat in de toekomst ook doen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Op 21 december 2018 heeft de Minister van Rechtsbescherming een wetsvoorstel in internetconsultatie
gebracht om de mogelijkheden voor het Openbaar Ministerie uit te breiden om via de
rechter radicale organisaties te verbieden. Het wetsvoorstel is inmiddels geconsulteerd
en de reacties worden verwerkt voordat het voorstel aan de Raad van State zal worden
gestuurd. Binnen het geconsulteerde voorstel kan niet alleen de werkzaamheid maar
ook het doel van een rechtspersoon leiden tot een rechterlijk verbod van die organisatie.
Een dergelijk verbod is echter alleen aan de orde als de gedraging zo ver gaat dat
dit leidt tot strijd met de openbare orde, bijvoorbeeld door structureel op te roepen
tot geweld of aan te zetten tot haat en discriminatie.
Vraag 6
Wat is Project A en hoe kunt u ingrijpen op dit internetplatform waar kennelijk steun
wordt gegeven aan veroordeelde terroristen?
Antwoord 6
«Project A(seer)» is een online jihadistisch initiatief dat zegt op te komen voor
moslimgevangenen. In de praktijk zetten zij zich echter vooral in voor jihadisten
die in de gevangenis zitten. In oproepen van «Project A» vragen zij hun achterban
geregeld om brieven te schrijven voor de «broeders en zusters» die gevangen zitten
op de TA. Verder zamelen zij naast deze post bijvoorbeeld ook geld in voor de gevangenen
en hun familieleden om hen daarmee een hart onder de riem te steken en eventueel te
ondersteunen in hun levensonderhoud.
In het geval van strafbare feiten gepleegd op het internet kunnen de politie en het
Openbaar Ministerie een onderzoek starten en zo nodig tot vervolging over gaan.
Vraag 7
Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze het internet op dit moment een alternatief
podium biedt aan haatzaaien en antirechtstatelijke boodschappen vanuit salafistische
hoek en hier actie tegen te ondernemen? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer over
de uitkomsten informeren?
Antwoord 7
Digitale media zijn de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden voor het verspreiden
van radicaal en onverdraagzaam gedachtegoed. Het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme
Nederland (DTN) schetst een zorgelijke polariserende wisselwerking tussen rechts-extremistische
en salafistische boodschappen op het internet. Dit internetdiscours wordt bovendien
steeds agressiever en opruiender – ook richting politici en bestuurders. Salafistische
voormannen verwijzen naar islamofobe narratieven om hun eigen boodschap kracht bij
te zetten en de intimiderende en radicale acties van rechts-extremisten lokken reacties
uit van linksextremisten.
Zoals uiteengezet in de Integrale aanpak terrorisme werkt de overheid op nationaal
en internationaal niveau aan het tegengaan van de verspreiding van extremistische
propaganda via digitale media.6 Betrokken overheidsorganisaties streven naar een verdere bundeling van hun expertise.
Hiertoe wordt een deel van de structurele extra gelden voor terrorismebestrijding
uit het regeerakkoord benut. Gelet op het beeld dat reeds bestaat van de polariserende
verspreiding van radicaal en onverdraagzaam gedachtegoed en de acties die worden ingezet
gericht op het tegengaan van deze verspreiding, acht ik een dergelijk onderzoek op
dit moment niet noodzakelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.