Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het bericht dat de AIVD niet langer gegevens met Oostenrijk deelt
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de AIVD niet langer gegevens met Oostenrijk deelt (ingezonden 11 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Defensie (ontvangen 15 mei 2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Russland-Nähe der FPÖ sorgt für Isolation des BVT»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat het Oostenrijkse Bundesamt für Verfassungsschutz und Terrorismusbekämpfung
(BVT) niet langer deelneemt aan de Club van Bern, het overlegorgaan bestaande uit
de hoofden van de Europese veiligheidsdiensten? Zo ja, waarom neemt de Oostenrijkse
dienst niet langer deel en wat zijn de gevolgen voor de samenwerking met de AIVD?
Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 2
Conform art. 88 lid 2 Wiv 2017 dienen de AIVD en de MIVD voorafgaand aan het aangaan
van een samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst vast te stellen of de eventuele
samenwerking tot risico’s kan leiden. Deze risicoinschatting wordt uitgevoerd in de
vorm van een weging, op basis van de vijf samenwerkingscriteria2 die in art. 88 lid 3 Wiv 2017 zijn beschreven. Op basis van deze weging wordt de
aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie met de buitenlandse dienst bepaald.
Het belang van samenwerking met een buitenlandse dienst wordt gewogen tegen de mogelijke
risico’s die op basis van de weging zijn geconstateerd. Welke mate van risico acceptabel
is, hangt onder meer af van het nationale veiligheidsbelang dat wordt gediend met
de samenwerking en de mogelijkheden die bestaan om risico’s te mitigeren. De constatering
dat samenwerking met een buitenlandse dienst gepaard kan gaan met risico’s, betekent
dus niet dat samenwerking in biof multilateraal verband is uitgesloten.
Wegingsnotities zijn geen statische documenten. Artikel 88 lid 5 Wiv 2017 stelt dat,
als omstandigheden daartoe aanleiding geven, de aard en intensiteit van de samenwerkingsrelatie
met een buitenlandse dienst opnieuw moet worden gewogen. Zowel positieve als negatieve
ontwikkelingen rondom een buitenlandse dienst of het desbetreffende land kunnen aanleiding
geven tot een herziening van de wegingsnotitie. De AIVD en MIVD dragen zorg voor het
monitoren van dergelijke ontwikkelingen.
De AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over de precieze invulling van
de samenwerking met inlichtingen- of veiligheidsdiensten (hierna: buitenlandse diensten).
Vraag 3
Is het waar dat Nederland gelobbyd heeft tegen de samenwerking met de BVT in de Club
van Bern? Zo ja, waarom heeft Nederland dat gedaan? Had dat verband met contacten
tussen de Oostenrijkse regeringspartij FPÖ en Rusland?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Kan de samenstelling van de regering of parlement van een lidstaat van de Europese
Unie van belang zijn voor de samenwerkingsrelaties tussen de AIVD en de dienst van
de desbetreffende lidstaat? Zo ja, waarom en op welke wijze? En zo ja, op grond van
welke van de bepalingen uit de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017
ten aanzien van de samenwerking met buitenlandse diensten (WIV, art. 88 e.v.) kan
de samenwerking met een dienst van een ander land beperkt worden als het de samenstelling
van een democratisch gekozen regering van een EU-lidstaat betreft? Zo nee, waarom
kan dat niet?
Antwoord 4
Conform art. 88 lid 2 Wiv 2017 dienen de AIVD en de MIVD voorafgaand aan het aangaan
van een samenwerkingsrelatie met een buitenlandse dienst vast te stellen of die eventuele
samenwerking tot risico’s kan leiden. Deze risicoinschatting wordt uitgevoerd in de
vorm van een weging, op basis van de vijf samenwerkingscriteria die in art. 88 lid
3 Wiv 2017 zijn beschreven. Op basis van deze weging wordt de aard en intensiteit
van de samenwerkingsrelatie met de buitenlandse dienst bepaald. De wet maakt daarbij
geen onderscheid tussen diensten van EU-lidstaten en diensten van landen buiten de
EU.
Vraag 5, 6
Kunnen de banden die een regering van een EU-lidstaat met een ander land heeft aanleiding
zijn om de uitwisseling van informatie tussen de AIVD en de dienst van dat land te
beperken? Zo ja, waarom en welke bepaling uit de WIV 2017 biedt daar een aanknopingspunt
voor? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat, indien een regering of een deel van een regering van een bevriend
land intensieve vriendschappelijke contacten heeft met Rusland of zelfs persoonlijke
banden met de Russische president, de AIVD dan tenminste terughoudend zou moeten zijn
met het delen van informatie met een dienst van dat bevriende land? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6
Zie antwoord op vraag 2 en 4.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.