Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Agnes Mulder, Ronnes en Omtzigt over de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Vragen van de leden AgnesMulder, Ronnes en Omtzigt (allen CDA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat over de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (ingezonden 10 april 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 9 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «PBL verslikt zich in de kosten voor vergroening» en
«Energiezuinig maken huis pakt duurder uit»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een reactie geven op de uitspraak van de voorzitter van Aedes dat de kosten
per ton vermeden CO2 soms twee keer zo hoog kunnen zijn als die waar PBL mee lijkt te rekenen?
Antwoord 2
PBL geeft aan dat het hen niet duidelijk is met welke kosten en op basis van welke
aannames Aedes rekent. Er kunnen verschillende factoren zijn waardoor de kosten die
PBL noemt lager zijn dan de kosten die Aedes noemt.
Het ontwerp-Klimaatakkoord gaat uit van kosteneffectieve, woonlastenneutrale verbouwingen.
PBL heeft dit geïnterpreteerd als renovaties met «standaard» isolatie maatregelen,
zoals reguliere vloer-, dak- en spouwmuurisolatie en HR++ ramen. Dergelijke maatregelen
vragen veel lagere investeringen dan vergaande isolatieconcepten waarbij woningen
naar nieuwbouwkwaliteit of Nul-op-de-meter niveau worden gerenoveerd. In veel woningen
is bovendien al eens eerder na-geïsoleerd. Dat betekent dat niet in elke woning elke
isolatie-maatregel nog moet worden toegepast. Hier is door PBL in haar kostenraming
rekening mee gehouden.
PBL heeft de nationale investeringskosten gerapporteerd. Dit zijn kosten exclusief
BTW en andere belastingen; die zijn in de berekeningen van Aedes waarschijnlijk wel
meegenomen.
Ten slotte streven partijen in het ontwerp-Klimaatakkoord naar aanzienlijke kostendaling
van verduurzamingsmaatregelen. PBL heeft deze kostendaling aan de bovenkant van de
bandbreedte wel meegenomen; in de onderkant van de bandbreedte niet.
Vraag 3
Kunt u aangeven met welke bandbreedte van investeringskosten per woning van 2020 tot
2030 PBL rekent voor de wijkaanpak?
Antwoord 3
PBL heeft geantwoord dat zij voor een representatieve steekproef van 4800 woningen
heeft berekend wat het voor elke woning kost om standaardisolatie te bereiken en de
Cv-ketel te vervangen door een alternatieve warmtebron: warmtenet, hybride warmtepomp
of all-electric warmtepomp (incl. lage-temperatuur afgiftesysteem). Isoleren en omschakelen
naar een hybride warmtepomp kost volgens PBL gemiddeld 12.100 euro per huurwoning.
Dat is de goedkoopste optie. De optie met de hoogste investeringen is koopwoningen
isoleren en aansluiten op een warmtenet. Dat kost gemiddeld 24.300 euro per koopwoning
(inclusief warmtenet). Deze bedragen zijn zonder rekening te houden met kostendaling.
Indien wel rekening wordt gehouden met kostendaling komen de bedragen op 8.500 respectievelijk
19.900 euro per woning.
Echter, ook zonder ontwerp-Klimaatakkoord zou er geïnvesteerd worden in energiebesparing
in de periode 2019–2030. PBL noemt dat het basispad. PBL houdt rekening met investeringen
van gemiddeld circa 5.100 euro per huurwoning en 8.570 euro per koopwoning in het
basispad. Hierdoor komt de bandbreedte van de gemiddelde additionele kosten van de
wijkaanpak op 3.400 tot 11.330 euro per woning, inclusief kostendaling.
In het achtergronddocument van PBL en de bijbehorende tabellenbijlage is per sector,
per woning, per verduurzamingsconcept en per jaar aangegeven wat de verwachte investeringen
zijn.
Vraag 4
Kunt u toelichten welke kosten in de doorrekening van PBL van de wijkaanpak zijn meegenomen?
Antwoord 4
Uit het achtergronddocument blijkt dat PBL in de doorrekening kosten heeft meegenomen
voor isolatie, aanpassen van de installatie in de woning, investeringen in het (warmte-)netwerk
en overschakelen naar elektrisch koken.
Vraag 5
Zijn er inmiddels kosten geïdentificeerd die niet in de modellen zitten? Zo ja, welke
en wat is de (financiële) impact?
Antwoord 5
PBL geeft aan dat uit de reacties na verschijnen van de doorrekening naar voren is
gekomen dat mogelijk extra vastrecht betaald moet worden als bij all-electric woningen
een grotere aansluiting nodig is in een woning. Dit heeft geen gevolgen voor de berekende
nationale kosten. Wel betekent dit dat verduurzaming met een all-electric concept
hierdoor mogelijk iets duurder wordt.
Vraag 6
Zijn kosten voor communicatie richting bewoners, verhuiskostenvergoedingen en de kosten
voor de bouwplaats meegenomen? Zo ja, op basis waarvan zijn die geschat? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
De kosten voor communicatie zijn onderdeel van de uitvoeringskosten. Hiervoor stelt
de rijksoverheid voor de periode 2019 t/m 2021 150 miljoen euro ter beschikking. Aangezien
PBL uitgaat van standaardisolatiemaatregelen, is er geen sprake van verhuizingen en
worden er geen kosten gemaakt voor een bouwplaats.
Vraag 7
Zijn kosten die gemeenten moeten maken (zoals ambtelijke inzet) meegenomen?
Antwoord 7
Ja. VNG en Rijk zijn het erover eens dat gemeenten extra taken krijgen om de energietransitie
in de gebouwde omgeving vorm te geven. Hiervoor stelt de rijksoverheid voor de periode
2019 tot en met 2021 150 miljoen euro ter beschikking. Deze taken en middelen heeft
PBL meegenomen in zijn analyse.
Voor de periode na 2021 gaan rijksoverheid en de VNG de Raad voor Openbaar Bestuur
vragen om de benodigde middelen inzichtelijk te maken door middel van een onderzoek
als bedoeld in artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Het onderzoek zal uiterlijk
in 2020 worden afgerond.
Vraag 8
Met welke kostenreducties is rekening gehouden voor het berekenen van de kosten van
de wijkaanpak? Zo ja, hoe hoog zijn de verwachte kostenreducties en op basis waarvan
zijn die bepaald?
Antwoord 8
PBL heeft gerekend met een bandbreedte. In de onderwaarde heeft PBL gerekend met 0%
kostenreductie, in de bovenwaarde met 15–19% kostenreductie bij isolatie en 20–45%
kostenreductie bij installaties. Dit is weergegeven in tabel 7.3 van het PBL-rapport
«Effecten ontwerp Klimaatakkoord». De kostendaling per verduurzamingsconcept per woning
is gespecificeerd in het achtergronddocument en de bijbehorende tabellenbijlage.
Vraag 9
Kunt u aangeven of de berekeningen uitgaan van de veronderstelling dat een investering
van 10.000 euro ook leidt tot een waardestijging van de woning van 10.000 euro? Zo
ja, is dat realistisch?
Antwoord 9
Navraag bij PBL leert dat PBL geen berekeningen heeft gemaakt van de gevolgen voor
de waarde van woningen. Uit onderzoek is bekend dat een hoger energielabel gemiddeld
genomen tot een hogere verkoopprijs leidt. Echter, de waardeontwikkeling is van veel
meer factoren afhankelijk dan alleen de investeringen in verduurzaming van de woning.
Vraag 10
Kunt u een reactie geven op de uitspraak van de directeur Taco van Hoek van het Economisch
Instituut voor de Bouw (EIB) dat het ontzettend moeilijk is om de berekeningen te
reproduceren omdat er veel aannames zijn gemaakt zonder dat er een onderbouwing is
te vinden?
Antwoord 10
PBL heeft op 19 april 2019 een achtergronddocument over de Gebouwde omgeving bij hun
rapport «Effecten Ontwerp Klimaatakkoord» gepubliceerd waarin zij hun berekeningen
en aannames toelichten.
Daarnaast heeft PBL op 19 maart jl. een toelichting gegeven aan de deelnemers aan
de klimaattafel Gebouwde omgeving. Specifieke vragen die uit die bijeenkomst naar
voren kwamen, onder andere over de aannames voor de investeringskosten, zijn vervolgens
op 3 en 4 april jl. uitgebreid toegelicht. Bij deze sessies op 3 en 4 april was ook
het EIB aanwezig. Daarnaast heeft de heer Van Hoek inmiddels een gesprek gehad met
PBL, waarin PBL haar berekeningen heeft toegelicht. PBL streeft naar volledige transparantie
over zijn berekeningen.
Vraag 11
Kunt u aangeven wat de verwachte kosten per ton vermeden CO2 zijn in de periode 2020 – 2030 van de wijkaanpak?
Antwoord 11
Volgens tabel 7.1 in het PBL-rapport «Effecten ontwerp klimaatakkoord» levert de wijkaanpak
in 2030 een reductie op van 0,5 tot 2,2 Mton CO2. De nationale kosten hiervoor bedragen 64–68 miljoen euro. De kosten per ton zijn
dus 31–128 euro per ton vermeden CO2.
Vraag 12
Kunt u een reactie geven op de uitspraak van het EIB en anderen tijdens de rondetafel
gebouwde omgeving van 28 maart 2019 dat andere energiebesparingsmaatregelen, zoals
vloer- en spouwmuurisolatie, HR++ ramen en hybride warmtepompen, veel goedkoper zijn
dan de wijkaanpak?
Antwoord 12
Het ontwerp-Klimaatakkoord heeft voor de wijkaanpak als uitgangspunt verduurzaming
(aardgasvrij-ready) tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. PBL gaat mede
op basis hiervan in haar berekeningen uit van «standaard» isolatie maatregelen, zoals
reguliere vloer-, dak- en spouwmuurisolatie en HR++ ramen. Dit sluit aan bij de benadering
van onder meer het EIB die aandacht vraagt voor doelmatigheid van beleid.
Vraag 13
Zijn stimulering en waar mogelijk bij vervangmomenten normering van deze goedkopere
energiebesparende maatregelen geen onderdeel van het klimaatakkoord? Zo ja welke,
en waarom andere niet?
Antwoord 13
Het versnellen van de verduurzaming via eenvoudige energiebesparende maatregelen maakt
ook onderdeel uit van het ontwerp-Klimaatakkoord. Voor energiebesparende maatregelen
komt er subsidie beschikbaar, waaronder via de Investeringssubsidie Duurzame Warmte
(ISDE) die wordt verbreed naar isolatie en doorloopt tot en met 2030. Daarnaast is
er de Investeringsaftrek op de verhuurderheffing waar woningcorporaties gebruik van
kunnen maken. Verder is in het ontwerp-Klimaatakkoord opgenomen dat voor verbouwingen,
waarbij bouwdelen worden aangepakt (zoals dak, gevel, vloer), streefwaarden voor isolatie
worden ontwikkeld. De streefwaarden zijn geen wettelijke verplichting maar geven mensen
die hun woning verbouwen inzicht in wat gelet op de toekomst een verstandige en spijtvrije
verbouwing is.
Verwarmingsinstallaties, zoals warmtepompen en hybride ketels zullen in de komende
jaren nog efficiënter, competitiever en comfortabeler (qua geluid en omvang) moeten
worden. In het ontwerp-Klimaatakkoord is daarvoor nog geen verplichting opgenomen.
Wel zijn afspraken gemaakt over de inzet op kostenreductie en innovatie. Ter versnelling
van die ontwikkeling komt er een Bouw Techniek en Innovatie Centrum (BTIC) en een
innovatieprogramma in samenwerking met TKI Urban Energy.
Vraag 14
Kunt u een schatting geven van hoeveel woningen onderdeel zouden kunnen zijn van de
wijkaanpak, en hoeveel woningen, omdat zij bijvoorbeeld in een historisch stadcentrum
liggen, buiten de gebouwde kom liggen of het gaat om lintbebouwing geen onderdeel
uit kunnen maken van de wijkaanpak omdat deze woningen niet aangesloten kunnen worden
op een warmtenetwerk, noch op dit moment voldoende geïsoleerd kunnen worden voor all-electric
verwarming?
Antwoord 14
In beginsel zijn alle woningen onderdeel van de wijkaanpak. In het ontwerp Klimaatakkoord
is afgesproken dat alle gemeenten uiterlijk in 2021 een Transitievisie Warmte opstellen.
In deze Transitievisie Warmte legt een gemeente het tijdpad vast waarop wijken van
het aardgas afgaan. Voor wijken waarvan de transitie vóór 2030 is gepland, maken zij
ook de potentiële alternatieve energie-infrastructuren bekend en bieden zij inzicht
in de maatschappelijke kosten en baten en de integrale kosten voor eindverbruikers
hiervan. Het benodigde inzicht in de potentiële warmte-alternatieven en het tijdpad
wordt geboden door de Leidraad; een rekenmodel en handreiking waarmee het Rijk gemeenten
ondersteunt. Met deze inzichten kunnen gemeenten bepalen welke wijken en woningen
het meest geschikt zijn om als eerste de overstap te maken, waarbij de maatschappelijke
kosten een belangrijk uitgangspunt zijn. De aard van een woning (leeftijd, ligging
e.d.) bepaalt dus mede wanneer en met welke warmtevoorziening deze aardgasvrij zal
worden gemaakt. Dit betekent ook dat niet elke woning aangesloten zal worden op een
warmtenetwerk. Dit hangt sterkt sterk af van de aard en het type bebouwing. Bij lintbebouwing
zal dat bijvoorbeeld minder voor de hand liggen.
Het totaal van de Transitievisies Warmte (voor alle gemeenten opgeteld) is gericht
op het isoleren en aardgasvrij maken van 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen in
de periode 2022 t/m 2030, met een aanloopperiode van 2019–2021, met het oog op het
CO2-arm maken van de gebouwde omgeving. Gemeenten actualiseren hun Transitievisie Warmte
in eerste instantie elke vijf jaar. VNG en Rijk evalueren uiterlijk in 2022 of deze
actualisatietermijn de juiste is. Hierbij kan tevens de vraag worden meegenomen of
inderdaad alle woningen onderdeel zijn van de wijkaanpak of dat uitzonderingen nodig
zijn. Dit zal mede gebaseerd zijn op de ervaringen rond het opstellen van de Transitievisies
Warmte in de periode tot en met 2021. De complexere wijken zullen naar verwachting
pas na 2030 worden aangepakt.
Vraag 15
Kunt u aangeven hoeveel investeringen er per jaar plaatsvinden in de plannen van het
klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving en dat ook uitsplitsen naar particulier eigendom,
woningbouwcorporaties en overig (dus per jaar: x miljoen investeringen, uitgesplitst)?
Antwoord 15
PBL heeft in het achtergronddocument nadere specificaties van de additionele investeringen
ten opzichte van het basispad weergegeven.
Vraag 16
Kunt u aangeven wat de verwachte kosten voor elke maatregel van het klimaatakkoord
zijn als weergegeven in bijlage 1 van de doorrekening van PBL per verwachte ton vermeden
CO2?
Antwoord 16
De afspraken in het ontwerp Klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving vormen een samenhangend
geheel. De verschillende instrumenten werken in samenhang in op het gedrag van actoren.
Het is daardoor niet mogelijk om per maatregel in bijlage 1 van het PBL-rapport de
verwachte kosten en de verwachte CO2-reductie weer te geven. In het PBL rapport staan wel de emissiereducties en de nationale
kosten per cluster van maatregelen vermeld.
Vraag 17
Kunt u aangeven met welke kosten en welke baten en de hoogte daarvan is gerekend door
PBL voor het berekenen van de nationale kosten per maatregel als weergegeven in bijlage
1 van de PBL doorrekening?
Antwoord 17
In het achtergronddocument van PBL staat voor de gebouwde omgeving per cluster van
maatregelen beschreven uit welke componenten de nationale kosten zijn opgebouwd.
Vraag 18
Bent u bereid ervoor te zorgen dat die zo snel mogelijk bekend worden gemaakt zodat
partijen hierop kunnen reageren en er indien nodig een betere inschatting van de kosten
en baten gemaakt kan worden?
Antwoord 18
PBL heeft op 19 april 2019 een achtergronddocument over de Gebouwde omgeving bij hun
rapport «Effecten Ontwerp Klimaatakkoord» gepubliceerd waarin zij hun berekeningen
en aannames toelichten. Het is niet mogelijk om per maatregel in bijlage 1 van het
PBL-rapport de verwachte kosten en de verwachte CO2-reductie weer te geven. In het PBL rapport staan wel de emissiereducties en de nationale
kosten per cluster van maatregelen vermeld.
Vraag 19
Bent u ervan op de hoogte dat het PBL na de doorrekening gesprekken voert met Aedes
en andere onderhandelaars over de aannames die gedaan zijn? Op welke termijn kunnen
de kosteninschattingen mogelijk verbeterd worden?
Antwoord 19
Ja. Alle partijen aan de sectortafel Gebouwde omgeving hebben een toelichting gekregen
van PBL over de doorrekening. Indien deze gesprekken hebben geleid tot nieuwe inzichten,
kan PBL deze inzichten verwerken in de doorrekening ten behoeve van de Klimaat- en
Energieverkenning (KEV) die in het najaar wordt gepubliceerd.
Vraag 20
Kunt u toelichten waarom daarover niet voor en tijdens de doorrekening over gesproken
is zodat het nu transparanter zou zijn?
Antwoord 20
Het PBL is als onafhankelijk instantie gevraagd de effecten van het ontwerp Klimaatakkoord
door te rekenen. PBL is tijdens het proces bij de totstandkoming van het ontwerp-Klimaatakkoord
betrokken geweest en heeft «kennis aan tafel» gegeven. Hierbij is PBL voortdurend
in gesprek geweest met partijen aan tafel. Voorafgaand aan de doorrekening van het
ontwerp-Klimaatakkoord, op 14 december 2018, heeft PBL een sessie georganiseerd voor
alle betrokken partijen om inzicht te geven in de kostenaannames die PBL hanteert
in haar berekeningen. Aedes en andere partijen waren aanwezig bij deze sessie en hebben
feedback gegeven. Uit die sessie kwam geen groot verschil naar voren tussen de aannames
die Aedes en PBL hanteren over de kosten van standaardisolatie. Op basis van deze
sessie heeft PBL aannames aangepast, onder andere voor de kosten van elektrisch koken
en de rentabiliteitseisen van warmteleveranciers. Vanwege de zeer korte doorlooptijd
van de doorrekening en het vertrouwelijke karakter van de resultaten, is er tijdens
de doorrekening geen verdere afstemming geweest met de betrokken partijen. Wel is
er een review geweest van de gehele doorrekening door vier hoogleraren.
Vraag 21
Kunt u de modellen waarmee gerekend is en hun achterliggende aannames openbaar maken,
zodat anderen de berekeningen kunnen reproduceren?
Antwoord 21
De gehanteerde aannames en relevante gegevens zijn beschreven in het achtergronddocument.
PBL vindt transparantie en openbaarheid belangrijk. Partijen die daar prijs op stellen,
kunnen daarom een gedetailleerde toelichting krijgen op de berekeningen.
Vraag 22
In hoeverre deelt u de mening dat de uitkomsten waar het PBL op uitkomt na te rekenen
moeten zijn?
Antwoord 22
Net als PBL vind ik transparantie en openbaarheid belangrijk. PBL werkt via het eigen
werkprogramma voortdurend aan het verbeteren van de kwaliteit en transparantie van
de modellen. Het werkprogramma 2019 van PBL gaat bijvoorbeeld zowel in op de kwaliteit
van modellen in enge zin (het verbeteren van de documentatie over modellen en publiceren
over de modellen in wetenschappelijke artikelen) als op de wisselwerking met de buitenwereld.
Een goed voorbeeld daarvan is het MIDDEN-model waar samen met universiteiten en TNO
gewerkt wordt aan een model dat een beter inzicht geeft in de reductieopties binnen
de industrie. Voor de gebouwde omgeving hanteert PBL het model Vesta MAIS. Dat is
open source en hierover is veel, ook in de afgelopen weken, afstemming met externe
partijen.
Vraag 23
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden alsmede de eerder
gestelde Kamervragen (documentnr. 2019Z04029)?
Antwoord 23
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.